Vragenforum - dewoesteweg.nl
http://www.dewoesteweg.nl/forum/

De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis
http://www.dewoesteweg.nl/forum/viewtopic.php?f=8&t=1948
Pagina 1 van 1

Auteur:  DJK - admin [ Wo Nov 21, 2012 7:10 pm ]
Titel:  De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis


Auteur:  DJK - admin [ Wo Nov 21, 2012 7:15 pm ]
Titel:  Re: De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis

Geachte heer,

1. Vanuit Bunyans' christenreis kunnen we bijv. valselijk stellen dat christen alrede levend gemaakt was toen hij van stad verderf de vlucht nam. Want, zo redeneert men dan, een dood mens gaat uit zichzelf niet vluchten. Dit is gesteld vanuit een evangelie dat naar de mens is, terwijl Paulus een evangelie verkondigde dat NIET naar de mens is. (Gal. 1:11)

2. Vanuit Gods Woord kunnen we vaststellen dat toen christen zijn schuldbrief thuiskreeg, zijn geweten werd ontwaakt en derhalve zijn zonden levend werden, Rom. 3:20, Rom. 7:7-9. Maar een ontwaking door de wet in het geweten is nog geen levendmaking, omdat de wet niet uit het geloof is, krachteloos geworden is door ons zondige vlees, en niet machtig is tot levendmaking, (Gal. 3:12, 21) De oorzaak waardoor God toornig op hem was...was het pak van zonden dat op zijn rug drukte als een zware last. Zolang deze oorzaak nog niet is begraven, nog niet is vernietigd en/of teniet is gedaan door de kruisdood en het graf van Christus krachtens toepassing, is en blijft de ontwaakte zondaar in een geestelijke doodstaat.

-- beiden dezelfde bevinding (= hoe het gaat, of wat de ziel ondervind), het eerste is on-Bijbels gesteld vanuit de filosofie van Comrie en zijn volgelingen, het tweede vanuit de leer der apostelen en later de grote hervormers. Lees onder in het schema, onder het citaat van Bunyan over de rechtvaardigmaking. De levendmaking is waar de wet geen zeggenschap meer over de mens heeft. De oorlogsmisdadiger Demjanjuk werd in NL gedaagd voor het Haagse oorlogstribunaal. Voordat de datum aanbrak was Demjanjuk gestorven, toen had de Nederlandse grondwet die vele aanklachten tegen hem had...geen zeggenschap meer over deze oorlogsmisdadiger. Zo ook geestelijk. Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter. (Rom. 7:4-6)

Wat betreft uw tweede vraag. Het kruis behoorde eigenlijk achter de smalle poort te staan. Ik zal het nog stelliger zeggen, de smalle poort is een beeld van het sterven van een stondelijke kruisdood en opstanding met Christus (Gal. 2:19-20). Hier wordt de verkoren zondaar geestelijk gedoopt in Zijn kruisdood en opstanding, Rom. 6:3-8. In de christinnereis wordt het kruis helemaal niet getekend. De gang van christen tussen de smalle poort en het kruis, is wezenlijk een vertekend beeld omdat christen hier nog met het pak van schuld en zonden op zijn rug loopt. Christinne was verlost toen zij de smalle poort doorging. Die poort was Christus, Hij is de deur der schapen. Wie door Hem ingaat heeft het eeuwige leven. Maar de kerk gaat door de dood naar het leven. Want Gods heilige wet eist een volledige vergelding of de dood. Nu kan niemand van ons in der eeuwigheid meer Gods heilige wet houden naar de maat Gods. Christen in Bunyans' christenreis werd zeer snel door die smalle poort heengetrokken, dit ziet op 'de punt des tijds' in het dodelijkst tijdsgewricht....waarvan Zacharias Usinus in zijn verklaring van HC zondag 7 ook van spreekt. Dus wij allen zullen een vloekdood moeten sterven met Christus willen we in de kracht van Zijn opstanding en door Zijn verworven Geest op kunnen staan tot een nieuw leven met/uit Hem. Daarom zei Calvijn dat het ware geloof uit doding en levendmaking bestaat. Zoals de Heere Jezus Christus stierf onder de vloek der wet en de schuld en last van de zonde, ja, de dood stierf aan de wet en de zonde, door de dood bevrijd zijnde van de vloek der wet en de straf der zonde, zo sterft de gelovige onder de vloek van de wet en de last van schuld en zonde in zijn geweten. (DIT IS DE ONHOUDBARE NOOD) Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter.

Ten laatste, wat wilde Bunyan dan tekenen met de gang van christen tussen de smalle poort en het kruis? Ik denk dat wilde zeggen, dat christen bij het kruis een bevestiging kreeg van zijn schuldvergeving die hij in de poort had ontvangen. Gelijk God Abraham riep in Gen. 12 en hem daar alrede de beloftenis (in Christus) schonk, kwam God daar meerdere malen bij hem op terug. Want in Hebr. 11 staat dat hij door het geloof Ur verliet en heentoog naar het land dat God hem wijzen zou. In Gen. 15 kwam God hierop terug toen Hij hem die sterrenhemel toonde. Dan staat er dat Abraham God geloofde, en het werd hem gerekend tot rechtvaardigheid. Hier kreeg Abraham zijn belofte die hij in Gen. 12: 2-3 bevestigd....HET IS ECHT WAAR, HET IS ECHT WAAR. Dat is bij veel van Gods kinderen. Velen durven pas in de vrijheid van Christus te staan, wanneer God meerdere malen teruggekomen is op hun geestelijke kruisdood en opstanding....waardoor zij door bloed en water verzoend en levend gemaakt werden. Ds. Mallan trok dit uiteen door te durven stellen dat Abraham in Gen. 12 was wedergeboren en in Gen. 15 door het geloof gerechtvaardigd. Dat is de standelijke heilswegleer die indruist tegen de stondelijke heilsleer der apostelen. Hoe vaak heeft de Heere Jezus Zijn discipelen niet vertroost door hen aan te zeggen dat hun zaligheid vast lag in God. Ja maar....zegt men dan, Hij moest nog aan het kruis. Dat is waar, maar dat moest HIJ voor Zijn verkoren Kerk van verleden, heden en toekomst. De verwerving van het HEIL door Hem, stond geheel los van hun bekering. Daarom schreef dat zij alrede een geestelijke kruisdood met Hem gestorven waren, alvorens HIJ (ook) voor hen de kruisdood stierf. Na Zijn opstanding was het gedrag en de gang der discipelen wel een BEELD of TYPE van de verkoren Kerk. Hoe vaak heeft de HEERE Zich niet aan hen geopenbaard? HET IS ECHT WAAR, HET IS ECHT WAAR....HIJ IS OPGESTAAN EN HIJ LEEFT, EN WIJ LEVEN IN HEM. Dit zullen de meesten van Gods verloste kinderen wel kennen. Dan durven zij die door een waar geschonken geloof in Zijn vrijheid zijn gezet (= smalle poort des gerichts), ook daadwerkelijk in Zijn vrijheid te staan. En bij het staan in ZIJN vrijheid, daar breekt de hel los en de vijanschap van de godsdienst omdat ze daar uit Zijn vrijheid beginnen te spreken. Een laatste voorbeeld. Een moeder krijgt door barensweeen een kind. Er gebeurden drie dingen, er was een onhoudbare nood (hoe diep, daarin is God vrij), er was een verlossing, en toen haar kindje op haar borsten werd gelegd was ze uitzinnig van vreugde en blijdschap. Wanneer de verloskundige vervolgens aan die moeder gaat vragen of zij in staat is om op medische wijze haar verlossing te verklaren, zal de moeder zeggen....ik weet maar drie dingen: ellende, verlossing en dankbaarheid. Maar wanneer ze een jaar later met diezelfde verloskundige om de tafel gaat zitten met een medische encyclopedie voor haar neus, en de verloskundige onderwijst haar wat er gebeurt bij een geboorte...etc. Dan verstaat die moeder vanuit haar verstand wat in haar lichaam heeft plaats gevonden. In geestelijk perspectief, is dit het verschil tussen het geschonken geloof en de zekerheid des verstands. Wat men met het hart heeft mogen geloven en met de mond heeft mogen belijden (Rom. 10:10), mag men na enig onderwijs en meerdere bevestingen van Gods kant daarna ook verstandelijk verstaan. Dit is ook wat de apostel Petrus bedoelde te zeggen aan de VERLOSTE broederen, 2 Petrus:10 (lees ook kanttek). WAT DAT DOENDE ZULT GIJ NIMMERMEER STRUKELEN. Ik meen dat Bunyan dit heeft willen tekenen met de smalle poort en het kruis. Ik kan het niet anders zien en verklaren. Tenslotte, is het wel goed om te beseffen Bunyans' theologie niet alleen vanuit zijn allegorieen als de christenreis, christinnereis en de heilige oorlog, maar vanuit al zijn werken in zijn geheel te verstaan. Lees bijvoorbeeld hieronder.

Hartelijke groet,
D.J. Kleen

Auteur:  DJK - admin [ Wo Nov 21, 2012 7:22 pm ]
Titel:  Re: De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis

HOE CHRISTUS DE ONZE WORDT, OF DOOR WELKE MIDDELEN DEZE OF GENE MENS DOOR HEM HET VOORRECHT HEEFT OM NU EN IN DEN GROTEN OORDEELSDAG RECHTVAARDIG VOOR GOD TE STAAN.


BUNYAN OVER DE RECHTVAARDIGMAKING
1. Ik geloof, dat wij in ons zelven zondige schepselen zijn, dat gene goede dingen door ons gedaan, de toerekening der gerechtigheid van Jezus Christus kunnen teweegbrengen. Maar dat de toerekening daarvan een daad der genade is, een vrije gift die buiten onze verdienste ligt. ‘En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is.’ Romeinen 3:24 en 5:17. ‘Die ons heeft zalig gemaakt, en geroepen met een heilige roeping, niet naar onze werken, maar naar zijn eigen voornemen en genade, die ons gegeven is in Christus Jezus.’ 2 Timotheus 1:9.

2. Ik geloof ook, dat de macht der toerekenende gerechtigheid alleen in God door Christus woont, en wel:

-- Omdat de zonde de overtreding der wet is.

-- Omdat de ziel die gezondigd heeft Zijn schepsel is en de rechtvaardigheid ook de Zijne en de Zijne alleen is. ‘Gelijk ook David den mens zalig spreekt, welken God de rechtvaardigheid toerekent zonder werken, zeggende: ‘zalig zijn zij, welker ongerechtigheden vergeven zijn, en welker zonden bedekt zijn’, ‘zalig is de man, welke de Heere de zonde niet toerekent.’ Romeinen 4:6-8. Van hier dat wij wederom lezen: ‘Zij zullen de gedachtenis der grootheid uwer goedheid overvloedig uitstorten, en zij zullen uwe gerechtigheid met gejuich verkondigen.’ Psalm 145:7. ‘Want Hij zegt tot Mozes: In zal Mij ontfermen, diens Ik Mij ontferm, en zal barmhartig zijn, dien Ik barmhartig ben. Zo is het dan niet desgenen, die wil, noch desgenen die loopt, maar des ontfermen. den Gods.’ Romeinen 9:15-16.

3. Ik geloof dat het aanbod dezer gerechtigheid zoals wij het in het Evangelie vinden, door het geloof moet worden aangenomen, waar wij in ons eigen oog nog zondaren zijn. ‘Ik, ellendig mens! wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods? Ik dank God, door Jezus Christus, onzen Heere.’ Romeinen 7:24-25. ‘Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden.’ Handelingen 16:31. Het evangelie wordt onder alle volkeren verkondigd tot gehoorzaamheid des geloofs. ‘En worden om niet gerechtvaardigd, uit zijne genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is: welken God voorgesteld heeft tot een verzoening, door het geloof in Zijn bloed, tot een betoning van Zijne rechtvaardigheid, door de vergeving der zonden, die te voren geschied zijn, onder de verdraagzaamheid Gods, tot een betoning van Zijne rechtvaardigheid in dezen tegenwoordigen tijd, opdat Hij rechtvaardig zij, en rechtvaardigende degenen, die uit het geloof van Jezus is.’ Romeinen 3:24-26. ‘Zo zij u dan bekend, mannen broeders! Dat door dezen u vergeving der zonden verkondigd wordt, en dat van alles, waarvan gij niet kon gerechtvaardigd worden door de wet van Mozes, door dezen een iegelijk, die gelooft, gerechtvaardigd wordt, ‘ Handelingen 13:38-39.

4. Ik geloof dat dit geloof, waar het betrekking heeft op de toerekening dezer rechtvaardigheid tot rechtvaardigmaking voor God, zich in zulke daden openbaart, die zuiver betrekking hebben op een aanbod van een gave. Het ontvangt, het neemt aan, het omhelst, het vertrouwt. ‘Maar zo velen Hem aangenomen hebben, dien heeft Hij macht gegeven kinderen Gods te worden, namelijk, die in Zijnen naam geloven.’ Johannes 1:12. ‘Dit is een getrouw woord, en alle aanneming waardig, dat Christus Jezus in de wereld gekomen is, om de zondaren zalig te maken, van welke ik de voornaamste ben.’ 1 Timotheus 1:15 en Hebreeën 11:13. ‘In welken ook gij zijt, nadat gij het woord der waarheid, namelijk het evangelie uwer zaligheid gehoord hebt, in welken gij ook, nadat gij geloofd hebt, zijt verzegeld geworden met den Heiligen Geest der belofte.’ Efeziërs 1:13. Ik geloof derhalve, dat ik met betrekking tot mijne rechtvaardigmaking van den vloek der wet uit en van mij zelven onbekwaam ben om die gerechtigheid aan te nemen en te omhelzen, die reeds teweeg is gebracht door-en opgesloten ligt in de daden en in het lijden van Christus. Het is het geloof daarin, en dat alleen, dat een zondaar van den vloek der wet voor Gods aangezicht kan rechtvaardigen.

5. Ik geloof, dat het geloof, dat zo handelt alleen in diegenen gevonden wordt, in wie de Geest van God met Zijne kracht werkt, daar alle anderen vreesachtig en ongelovig zijn om hierop hun zielen in de eeuwigheid te wagen. En hierom wordt het genoemd het geloof, dat gewrocht wordt door de alles heerlijke en grote macht van God, het geloof der werking Gods. En het is hierom, dat van anderen gezegd wordt, dat zij vreesachtig en ongelovig zijn, dezulken en alle andere goddeloze zondaars moeten hun deel hebben in den poel, die daar brandt van vuur en sulfer. Efeziers 1:18-19, Colossenzen 2:12, Efeziërs 2:8, Filippenzen 1:19, Openbaring 21:8.

6. Ik geloof dat dit geloof in gene anderen werkt dan in die, welke van voor de grondlegging der wereld tot de eeuwige heerlijkheid bestemd zijn. ‘En er geloofden zo velen, als er geordineerd waren tot het eeuwige leven.’ Handelingen 13:48. ‘Opdat Hij zou bekend maken den rijkdom zijner heerlijkheid over de vaten der barmhartigheid, die Hij te voren bereid heeft tot heerlijkheid, ‘ Romeinen 9:23. ‘Wij danken God altijd over u allen, uwer gedachtig zijnde in onze gebeden, zonder ophouden gedenkende het werk uws geloofs, en den arbeid der liefde, en de verdraagzaamheid der hoop, op onzen Heere Jezus Christus, van onzen God en Vader, wetende, geliefde broeders! Uwe verkiezing van God, ‘ 1 Thessalonicenzen 1:2-4. Maar van de overigen zegt Hij: ‘Gijlieden gelooft niet, want gij zijt niet van mijne schapen, gelijk Ik u gezegd heb, ‘ Johannes 10:26., welke laatste woorden terugzien op het 16e vers, dat spreekt over de uitverkiezing Gods. ‘Daarom konden zij niet geloven, dewijl Jesaja wederom gezegd heeft: Hij heeft hun ogen verblind, en hun hart verhard, opdat zij met de ogen niet zien, en met het hart niet verstaan, en Ik hen geneze.’ Johannes 12:39-40.

Lees evt. hier verder: http://www.dewoesteweg.nl/oudvaders/joh ... hn-bunyan/

Auteur:  DJK - admin [ Do Nov 22, 2012 12:12 am ]
Titel:  Re: De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis



Bron: http://www.dewoesteweg.nl/diversen/verk ... erwerping/

Auteur:  Jaeth [ Do Nov 22, 2012 9:27 pm ]
Titel:  Re: De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis

Bijgeval vonden wij vandaag een boekje van Bunjan met de titel : “De leer der wet en der genade verklaard” Hierin lag een briefje met aantekeningen die een aantal jaren geleden bij het lezen zijn gemaakt..ik zat die zomaar weer eens door te lezen en las zo ook wat in het boekje…heel toepasselijk n.a.v. hetgeen hier boven reeds is geschreven en wat misschien als aanvulling ter verduidelijking mag zijn voor de vragensteller. De schrijver van dit boekje is dus dezelfde als van de Brede en Smalle weg.. Ik denk dat iemand die het volgende geschreven heeft nooit bedoeld kan hebben dat Christen die door de poort was gegaan toen alreeds levend was gemaakt, maar nog onder de wet verkeerde. Bunjan schrijft althans in dit boekje een klare en heldere taal en die is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Hij begint al in zijn voorrede met te schrijven dat “ de leer des Evangelies NIET met de leer der wet ondereen gemengd moet worden!” Dus net als Luther…GEEN VERMENGING VAN WET EN EVANGELIE!!!

Op blz 22 en verder beschrijft hij hoe de mens die nog onder de wet leeft, er uit ziet ..ik zal het kort proberen weer te geven : Die onder de wet zijn, zijn in een ellendige staat 1 (….)omdat zij zijn onder het gene, dat de bediening der VERDOEMENIS wordt genaamd…. 2 ..omdat die bediening ook op een gelegenheid wacht om hen te verdoemen… 3…omdat die bediening altijd schuld vind in hunne gehoorzaamheid zowel als in hunnen ongehoorzaamheid…omdat zij van het geloof ontbloot zijn(!!!)…4…omdat zij onder een bediening zijn die nooit tevreden zal wezen met alles wat een zondaar doen kan(…)zij zal altijd nog harder aandrijven(…) 5..omdat zij onmogelijke dingen vordert van degene die daar onder zijn(…)6 ..Omdat zij ofschoon zij de wet zoeken te gehoorzamen hetzelve hen nochtans niet in de hemel brengen zal(…) 7..Zij hebben geen verzekering van de vergeving hunner zonden, noch hoop op het eeuwige leven…8..God nooit in Zijne gunst op hunne zielen nederziet … 9…OMDAT ZIJ ZONDER HET GELOOF IN CHRISTUS ZIJN(!!!) 10..omdat zij den Geest niet ontvangen hebben!!!...11…de Heere Jezus nooit voor hen zal bidden noch een druppel van Zijn bloed zal geven om hunne zonden af te wassen(…)

Oh mensen als ik dit lees vraag ik mezelf weer af..hoe komt het toch dat de tegenwoordige leer zover is afgedwaald van de leer der Schrift die toch zo duidelijk leert dat er onder de wet GEEN LEVEN is…waarom wil men met alle geweld die gruwelijke dwaling vasthouden?? Is dit omdat men dan van zijn wankelbare grondjes wordt geworpen? Oh, maar we kunnen toch beter ontdekt worden aan valse droggronden, dan bedrogen worden…vanwaar toch die verdeeldheid, verwarring maar vooral ook vijandschap tegen deze leer…tegen deze leer van VRIJE GENADE..

Bunjan schrijft ook in dit boekje tegen iemand die een tegenwerping heeft tegen deze leer..”ach arme rebel! Daar zijn sommigen in Christus en sommigen buiten Hem; die in Hem zijn hebben de vergeving hunner zonden en zijn zelve nieuwe schepselen gemaakt, hebbende de Geest van Christus!” en elders schrijft hij”indien Godes belofte tot hare ziel komt als zwanger zijnde van de liefde en vergevende genade van God in Christus, dit is de eerste en voornaamste blijdschap die zulk ene ziel heeft die levend gemaakt en gebracht is onder het verbond der genade(blz 129)”

Ik zou nog veel meer kunnen citeren uit dit boekje van Bunjan..zo helder en eenvoudig hij de leer die naar de Godzaligheid is komt te beschrijven…zo helder het onderscheid tussen het zijn in het verbond der wet en het zijn in het verbond der genade, dat ik vastelijk geloof dat Bunjan nooit bedoeld kan hebben dat Christen reeds levend gemaakt was voor en aleer hij Christus mocht kennen als zijn Borg en Middelaar.

Auteur:  DJK - admin [ Ma Nov 26, 2012 11:36 am ]
Titel:  Re: De smalle poort en het kruis in Bunyan's christenreis

Voorrede van het boekje de Leer der Wet en der Genade verklaard

Voorrede aan den Lezer,

Waarde lezer, wanneer een leraar de volheid en vrijheid van het Evangelie voorstelt, tegelijk met de bereidwilligheid van den Heere des vredes, om dezulken te ontvangen die enige begeerte hebben tot hetzelve; zo roept de geest der wereld aanstonds uit, dat zulk een de wet veracht en te niet doet; en dat alleen omdat de leer des Evangelies niet met de, leer der wet onder een gemengd wordt; hetwelk geen verkondiging van het Woord is naar waarheid en kennis; en aan de andere zijde, wanneer door de dienaren van Jezus Christus de vloek, de schrikkelijkheid en de gestrengheid van de wet verkondigd wordt, (schoon zij er niet van spreken teneinde het volk daarop vertrouwen zonde als op een verbond der werken, maar opdat zij daarvan afgedreven mochten worden, om de aanbiedingen en, voorrechten van het tweede verbond te omhelzen) zo roepen die arme zielen uit, omdat zij van de natuur van die twee verbonden onkundig zijn: daar wordt niet anders dan de vloeken en donderslagen van de wet verkondigd,

Maar helaas! indien deze twee, te weten, het verbond der werken en het verbond der genade, tegelijk met, de, natuur van beide, niet worden voorgesteld en verklaard, zo zullen de mensen niet weten wat zij van nature zijn noch waar zij onder liggen; alsook niet wat de genade is, noch hoe zij van onder de wet zullen komen om God te ontmoeten in en door dat andere heerlijke verbond; waardoor God alleen zichzelf, Zijne genade, en heerlijkheid, met al de goede dingen van een andere wereld mededelen kan. Deze dingen en verscheidene andere bij mij, overwogen zijnde, beminde lezer! heb ik mij nogmaals verstout om u iets van den wille Gods onder het oog te brengen, opdat, indien het aan u gezegend mocht worden, gij daardoor bevoordeeld mocht worden. Want deze dingen zijn waarlijk geen gemene dingen en van kleine aangelegenheid, maar zulke die gij volstrekt nodig hebt te weten, en wel bij eigen ondervinding, indien gij ooit de heerlijkheid Gods door Christus Jezus deelachtig zult worden, en dus bevrijd wezen van die schrikkelijke en ondragelijke toorn, die u anders door Zijne rechtvaardigheid overkomen zal wegens uw leven en sterven in uwe overtredingen tegen de wet van God. En daarom, zoolang gij hier op de wereld zijt, zoo is het uw plicht (indien gij voor het toekomende gelukkig wenst te zijn) om deze twee verbonden, waarvan in de volgende verhandeling gesproken wordt, te overdenken, en om dat zolang te doen totdat gij door genade niet alleen van het eene en van het andere een gemeen begrip bekomt in uw hoofd, maar totdat gij de kracht, het leven en de heerlijkheid bekomt van het eene en van het andere. Want dit moet men voor vaststellen, dat degenen die ten aanzien van het oogmerk en de natuur van de wet duister zijn, ook duister zijn ten aanzien van het oogmerk, de natuur en heerlijkheid des Evangelies, en dat zij die maar een gemeen begrip hebben van de eerste, ook maar een gemeen begrip zullen hebben van het laatste.

De reden hiervan is deze, omdat zoolang de mensen onkundig zijn van de natuur der wet, en dat zij er onder zijn, dat is: dat zij onder den vloek en de veroordelende macht zijn van dezelve vanwege hunne zonden, zij ook zoolang zorgeloos zullen zijn omtrent het onderzoek naar de ware kennis des Evangelies. Voordat het gebod kwam, te weten, in zijne geestelijkheid, was Paulus levendig, dat is: hij meende dat, hij veilig en wel genoeg was; als blijkt, Rom. 7:9-10, vergeleken met Filip. 3:5-11. Maar als het gebod gekomen is, en aan hem door den Geest Gods waarlijk ontdekt werd, toen is hij gestorven aan al zijn voorgaande leven, Filip. 1:3, en hij die te voren vergenoegd was om in onkunde van bet Evangelie te leven, roept nu uit: ja gewisselijk, ik acht ook alle dingen schade te zijn, om de uitnemendheid der kennisse Christi Jezu mijns Heeren, vers 8. Daarom zeg ik, zoolang zullen zij onkundig zijn van de natuur des Evangelies, en welk een heerlijke zaak het is om binnen de palen van hetzelve gevonden te worden; want gelijk wij gewoon zijn te zeggen, die niet weten dat zij ziek zijn, zullen niet naar den medicijnmeester uitzien; en dit wist Christus ook zeer wel, wanneer Hij zeide : Die gezond zij hebben den medicijnmeester niet van node maar die ziek zijn, Matth. 9:12; dat is: niemand zal in waarheid den medicijnmeester begeren, tenzij zij kennis hebben dat zij ziek zijn. Ook zal die mens die maar een gemeen begrip heeft van de wet dat is: een letterlijke kennis daarvan in zijn hoofd, zodat hij er van spreken en redeneren kan, maar deszelfs kracht nooit in zijn hart gevoeld heeft, ook nooit meel dan een gemeen begrip hebben van het Evangelie, zonder een bevindelijke kermis daarvan in zijne ziel; ja hij zal er ook niet naar zoeken, noch dezelve hartelijk begeren, en dat, omdat hij (gelijk ik te voren zeide) geen bevinding heeft van de, verwondende en dodende natuur van de wet.

Indien gij dan de kracht en de autoriteit van het Evangelie wilt kennen, zo arbeidt eerst om de kracht en de autoriteit van de wet te kennen; want ik ben waarlijk verzekerd dat het gebrek van deze ene zaak, namelijk de kennis der wet, een oorzaak is, waarom zo velen onkundig zijn van het Evangelie. De mens die de wet niet kent, weet ook waarlijk niet dat hij een zondaar is, die weet ook niet zaligmakend dat er een Zaligmaker is. Nog eens, de mens die de natuur van de wet niet weet, die weet ook de natuur van de zonde niet, en die de natuur van de zonde niet weet, die zal ook niet bekommerd zijn om de natuur van een Zaligmaker te weten; dit wordt bewezen Joh. 8: 31-36. Deze mensen waren belijders, en nochtans kenden zij de waarheid of het Evangelie niet, en de reden was omdat zij zichzelf, en dus ook de wet niet kenden. Ik wil niet, Christelijke lezer, dat gij mij hier misduidt: ik zeg niet dat de wet uit zichzelf een ziel tot Christus Jezus leiden zal; maar wanneer de ziel door de wet gedood wordt, door de werking van hare gestrengheid die op haar aanvalt, dan zal zij, door den Geest Christi verlicht zijnde om te zien waar de remedie ligt, door genade niet zoeken te rusten zonder een ware zaligmakende kennis van Hem, door het geloof. Indien gij dan uw aangezicht schoon wilt afwassen, zoo moet gij eerst een spiegel nemen om te zien waar het vuil is, dat is, indien gij waarlijk uwe zonden afgewassen wilt hebben in het bloed van Christus, zo zoekt om dezelve eerst te zien in den spiegel van de wet, (Jak. 1) en wees niet bevreesd om uwen vuil en bemorsten staat te beschouwen, maar ziet op alle vlekken die gij hebt; want die de onreinheid van zijn aangezicht maar ten halve beschouwt, die zal ook maar ten halve wassen; zo zal ook iemand .die zijne zonden maar ten halve beschouwd ook Christus maar ten halve zoeken. Acht uzelf dan den grootste zondaar te zijn in de wereld, en wees verzekerd dat er niemand erger is dan gij; laat dan de schuld daarvan op uwe consciëntie hechten, en ga zo in dat geval en in dien staat tot Christus Jezus, en werp uzelf in Zijn bloed en verdiensten, en dan zult gij eerst van de dingen van de wet en van het Evangelie bevindelijk kunnen spreken, dan zal de taal van Gods kinderen uit uw mond bevindelijk voortkomen, en eerder niet. Laat u dit dan leren, dat degenen die hun verloren staat niet gezien hebben, ook nooit een behouden staat hebben gezien; die zichzelf nooit in de strikken van de satan hebben gezien, die hebben zichzelf ook nooit gezien in de schoot van Christus Deze mijn zoon was dood, en is weder levend geworden, en hij was verloren, en is gevonden, Luk. 15:24. Onder dewelke wij eer tijds, ook verkeerd hebben in de begeerlijkheden van ons vlees, maar nu (zoveel als wij geloven) zijn wij bekeerd tot den Herder en Opziener onzer zielen, Efeze 2:3 en 1 Petr. 2:25.

Indien gij dan in het eerste gedeelte van deze redevoering iets vindt van de natuur, het einde en de uitgebreidheid der wet, roept dan niet terstond uit, zeggende: daar is niets dan den schrik, de vreselijkheid en de donderende uitspraken van de wet. En indien gij in het tweede deel iets vindt van de vrijheid en volheid van het Evangelie, zegt dan ook niet, hier is niets dan genade, en daarom ook een kleinachting van de wet. Neen, maar leest het geheel door en oordeelt dan; en dan hoop ik dat gij de twee verbonden (onder welke alle mensen zijn, te weten, onder het een of onder het ander) ontdekt en voorgesteld zult vinden in hunne natuur, einden en bepalingen, te gelijk met den staat en toestand zoowel van degenen, die onder het ene verbond als die onder het andere zijn. Daar zijn sommigen die uit onkunde zeggen, dat zij die schrik en vreze prediken aan zondaren, den weg mis zijn, en bedienaren zijn der letter of der wet, en niet des Geestes of des Evangelies; maar dezen zoude ik antwoorden met Luk. 16: van vers 19 tot het einde van het hoofdstuk; alsook naar 1 Cor. 6: 9, 10, Gal. 3: 10, Rom. 3: 9-19. Alleen met deze waarschuwing, dat zij die den schrik der wet prediken om de ziel te drijven tot het zoeken van de zaligheid uit de vlerken der wet, het Evangelie niet recht verkondigen.

Maar wanneer de leraren de ellendige staat, waar alle mensen van nature in zijn, prediken, om de ziel hare behoefte aan het Evangelie te ontdekken, dat is getrouw prediken, ziet Rom. 3: 9-25, en hij die zulks doet, die doet het werk van een getrouw evangelisch leraar. Daar zijn ook anderen die zeggen, omdat wij de vrije, de volle en uitnemende genade Gods verkondigen die in het Evangelie geopenbaard wordt, dat wij daarom de wet te niet doen; 't is waar, wij kunnen, indien het Evangelie niet in deszelfs luister en heerlijkheid voorgesteld wordt, zonder het verbond der werken, de wet niet bevestigen. Doen wij dan de wet teniet door het geloof, of door het prediken van het Evangelie? Dat zij verre, zegt Paulus, maar wij bevestigen de wet, Rom. 3:31. En waarlijk, die de wet bevestigen wil, of dezelve op. haar rechte plaats wil zetten, want zo versta ik de woorden, die moet het Evangelie voorzeker in zijne rechte kleuren en natuur voorstellen; want zo iemand onkundig is van de natuur des Evangelies en van het verbond der genade, die zal zekerlijk gereed zijn om de wet uit haar rechte plaats te stellen, en dat omdat zij niet verstaan wat zij zeggen,of wat zij bevestigen, 1.Tim. 1:7.

Ook moet ik u zeggen, indien iemand onkundig is van het verbond der genade en van de uitnemendheid des Evangelies, en schoon hij melding maakt van den naam des Vaders en des Zoons, en ook van het verbond der genade en het bloed Christi, dat hij nochtans terzelver tijd en in die eigene woorden niets anders doet dan de wet prediken als een verbond der werken. Lezer, ik moet bekennen dat het een wonderlijke verborgen zaak is, en waar iemand een wijzer geest toe nodig heeft dan zijn eigen geest om deze twee verbonden in hun rechte plaats te stellen, zodat wanneer hij van het ene spreekt, hij dan het andere niet uit zijne plaats stoot. O, mochten wij nog eens zo verlicht zijn om van de wet te kunnen spreken om het Evangelie te verhogen; en van het Evangelie, dat wij de wet bevestigen, en niet tot een afgod maakten in enige bijzonderheid; dit is een zeer zeldzame zaak, en wordt maar in het hart van zeer weinigen gevonden. Indien gij zeggen mocht: wat is het, om van elk van die twee verbonden te spreken, zodat zij gezet worden op hunne rechte plaats, alsook den schrik van het ene te gebruiken om de heerlijkheid en luister van het andere te bevorderen?

Hierop zal ik antwoorden: leest de volgende redevoering maar met een verstandig hart; en dan kon het wel gebeuren dat gij daarin een antwoord bekwaamt tot uwer voldoening. Lezer, indien gij deze verhandeling bevindt ledig te zijn van eigenzinnige uitdrukkingen, alsook van lichte, ijdele en eigenzinnige bewoordingen, zo moet gij weten dat zulks geschiedt, omdat ik nooit bij Aristoteles of Plato ter school gelegen, heb, maar in mijns vaders huis ben opgebracht in een zeer geringe toestand, onder een hoop arme landlieden. Doch indien gij hier enige duidelijke, maar nochtans rechtzinnige, waarachtige en platte bewoordingen vindt, schrijft dat aan de gaven en bekwaamheden van den Heere Jezus toe, welke Hij aan zulk een arm schepsel als ik geweest ben, en nog ben, besteed heeft. En indien gij een christen van veel doorzicht zijnde, mij bevindt in vele dingen die nochtans goed en recht zijn, te kort te schieten, schrijft dat aan mijne beknoptheid toe, of zo gij wilt, ook aan mijne zwakheden, want daarvan ben ik vol. Nog maar een woord of twee, en dan zal ik hiervan afstappen. Vooreerst. Indien gij (lezer) er een zijt die de zaligheid van uwe ziel niet begeert, zo bid ik u nochtans om dit boek met ernstige aandacht te doorlezen; wie weet of het mogelijk niet enige begeerte verwekt om daarnaar uit te zien, waar gij tegenwoordig van ontbloot mocht zijn. Indien gij dan door het lezen van de schriften van zulk een onwaardig mens als ik ben, enige opwekkingen in uw hart bevinden mocht, zo draag zorg dat gij in de eerste plaats aan God de ere geeft en dat gij uwe overtuiging toch opvolgt, en wees niet te haastig om ze van uwe consciënties af te krijgen; maar laten zij zo doorwerken, totdat gij uzelf van nature bevindt van alle genade ontbloot te wezen, en dat gij geen geloof, geen hoop, geen kennisse Gods noch Christi, noch van het verbond der genade hebt.

En wanneer gij dan van uwen verloren staat buiten Christus overtuigd zijt, o, vliedt dan in aller haast tot Christus Jezus, uwe ziel heimelijk verzekerende, dat. Hij met uitgebreide armen staat om u te ontvangen, om uwe zonden af te wassen en om u te bekleed en met Zijne gerechtigheid; ook is Hij gewillig om u te stellen in de tegenwoordigheid van Gods heerlijkheid, en onder het gezelschap van een ontelbare menigte engelen en heiligen, met onuitsprekelijke blijdschap. Doch dit gedaan zijnde, zo vergenoegt u niet met deze heimelijke en eerste overredingen welke u tot aanmoediging zijn om tot Christus Jezus te komen, maar wees rusteloos, totdat gij door ene gezegende ondervinding bevindt dat de heerlijkheid van dit tweede verbond aan u geopenbaard, en door den Geest van Christus Jezus aan uwe ziele verzegelt wordt. En opdat gij mijnen raad niet moogt verwerpen, zoo verzoek ik in de tweede plaats dat gij deze volgende dingen in overweging neemt:

1. Indien gij uwe overtuiging niet op de rechte wijze kwijt wordt, door te zien dat uw zonden in het bloed van Christus' afgewassen zijn, zoo is het te weten of God wel ooit aan uwe harten wederom zal kloppen, maar of Hij niet veeleer zal zeggen: zulk een is vergezeld met de afgoden, laat hem varen, Hosea 4: 17. Schoon hij in den staat der natuur is, laat hem varen. Schoon hij onder den vloek der wet is, laat hem varen. Schoon hij in de hand van den satan is, laat hem varen. Schoon hij te post naar de hel loopt, laat hem varen. Schoon zijn verdoemenis niet alleen een verdoemenis, zal zijn om de zonde tegen de wet, maar ook om het verwerpen van het Evangelie, laat hem nochtans varen. Mijn Geest, mijn leraren, mijn Woord, mijn genade en ontferming, mijn liefde en gemene voorzienigheden, zullen niet meer met hem twisten, laat hem varen. O naar, O jammerlijk woord! Wie zou dan de overtuigingen verachten, die tot zoveel goeds strekken voor de ziel?

2. Indien gij geen acht geeft, hoe gij de overtuigingen kwijt raakt, maar dezelve afwerpt zonder dat het kostelijk bloed van Christus zaligmakend aan uwe ziel toegepast wordt, dan mag u verzekerd zijn dat de verwaarlozing van die overtuigingen strekken zal tot verharding uws harten, als gij het Woord wederom zult lezen of horen prediken. Dit wordt gewoonlijk gezien, dat zulke zielen die de overtuigingen welke zij eerst ontvangen niet in acht nemen, doorgaans door Gods rechtvaardig, oordeel meer verhard, ongevoelig en onverstandiger van geest worden; want sommigen die te voren beven, wenen en wegsmelten konden onder het horen van het Woord, zitten nu en voor tegenwoordig zoo ongevoelig, zo verhard en zo toegeschroeid in hun consciënties, dat, indien het vuur der hel in hunne aangezichten geworpen kon worden, gelijk dat somtijds voor hun ogen is uitgeroepen, zij nauwelijks bewogen zouden kunnen worden, en dit komt hun over als een rechtvaardig oordeel Gods, 2 Thess. 2:11-12.

3. Indien gij die overtuigingen welke op uw consciëntie gebracht worden door het lezen van deze verhandeling, of door het horen van het getrouw prediken van enig ander godzalig leraar. veracht, zo zult gij wegens het verstikken van die overtuiging, aan God moeten rekenschap geven in den dag dag des oordeels. Gij zult niet alleen ter rekenschap gevorderd worden om uwe zonden die gij bedreven hebt in uw beroep en ordinaire gesprekken, maar om uw verachten van de overtuigingen, welke God als een bijzonder middel gebruikt om arme zondaren hun ellende te doen zien, alsook dat zij een Zaligmaker van noode hebben. Ik zoude hier vele andere bedenkingen kunnen bijbrengen om u te bewegen op de overtuigingen goed acht te geven, en om gewillig naar. dezelve te luisteren, gelijk als (I) overweegt dat gij een kostelijke ziel hebt die meer waardig is dan de gehele wereld; deze wordt nu, indien zij zalig zal worden, gewoonlijk door overtuigingen bewerkt en aangedaan; (2) deze ziel zal voorzeker naar de hel gaan, indien gij de overtuigingen blijft verachten; (3) indien gij naar de hel gaat, zoo moet uw lichaam ook derwaarts henen gaan. zonder ooit wederom daaruit te komen. Verstaat dit toch gij God(en Zijne overtuigingen) vergetende, opdat ik, niet verscheure en niemand redde.

Doch indien gij er een zijt die niettegenstaande het lezen van uwe ellende, en van Gods barmhartigheid, nog in uwe zonden wil blijven voortgaan, zo moet gij weten, dat gij door de dingen die gij gelezen hebt, hier in deze wereld onverschoonlijk gelaten zult worden; en in de andere wereld zal uwe verdoemenis door uw niet in achtnemen van dezelve, en uw niet bekeren van uwe zonden, uitnemend verzwaard worden; gij wordt hier niet alleen bestraft over uwe zonden, maar gij verwerpt ook het woord der genade hetwelk u onderwijst, hoe en op welke wijze gij van dezelve verlost en zalig gemaakt kunt worden. Hiermede zeg ik u vaarwel! latende u en deze verhandeling aan God, die ik weet dat een rechtvaardig oordeel vellen zal over dezelve en ook over u. Ik blijf de uwe, schoon niet om uwe begeerlijkheden te dienen, nochthans om u te bestraffen, te onderwijzen, en naar die mate van geloof en kennis die de Heere mij gegeven heeft u den weg des levens en der zaligheid bekend te maken en te verklaren. Uw veroordeling, lastering, kwaad vermoeden en verachting van mij zal ik laten voor den dag van Gods vurig oordeel, in welken de belediger of overtreder niet ongestraft gelaten zal worden, hetzij dan gij of ik, of wie hij wezen mag; nochtans zal ik voor u bidden, uw welzijn wensen, en u al het goede doen dat ik kan. En opdat ik niet te vergeefs mocht schrijven of spreken, Christenen, zoo bidt toch ernstig en vurig voor mij bij onzen God, en gedenkt toch mijner in al uw kloppingen aan uws Vaders deur, omdat ik zulks grotelijks van doen heb; want mijn werk is groot, mijn hart boos, de duivel op zijne wacht; de wereld zoude gaarne zeggen: Ha, ha! zo wilde ik het hebben; mijzelf kan ik niet bewaren en mijzelf durf ik niet vertrouwen; indien God mij niet helpt, zo ben ik verzekerd dat het niet lang zal zijn of mijn hart zal mij bedriegen, de wereld haar zin en voordeel over mij hebben, God door mij onteerd worden, en gij beschaamd zijn om mij te erkennen. O wees dan veel in den gebede voor mij, uw metgezel. Nochtans vertrouw ik op die heerlijke genade die van de hemel aan zondaren wordt medegedeeld, door welke zij niet .alleen geheiligd worden in deze wereld, maar ook verheerlijkt zullen worden in de toekomende. Daartoe brenge ons de Heere door Zijne vrije barmhartigheid.


JOHN BUNYAN

Pagina 1 van 1 Alle tijden zijn UTC [ Zomertijd ]
Powered by phpBB® Forum Software © phpBB Group
http://www.phpbb.com/