Jezus en blindgeborene

Posted by admin | | vrijdag 24 oktober 2008 10:17 am

Jezus en de blindgeborene

“Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God? Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven? En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het. En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem.”

Geliefde lezer, het was de begeerte van ons hart, om met de hulpe des Heere, het negende hoofdstuk van het Evangelie naar de beschrijving van Johannes een weinig te verklaren. Dit wilden we tussen de regels door doen, mede om vele herhalingen van de tekst enz. te vermijden. Mocht en kon het zijn tot vertroosting, stichting, onderwijs en bekering van mijn naaste medereizigers naar die nimmereindigende eeuwigheid.

Joh. 9 vers 1-2: En voorbijgaande, zag Hij een mens, blind van de geboorte af. En Zijn discipelen vraagden Hem, zeggende: Rabbi, wie heeft er gezondigd, deze, of zijn ouders, dat hij blind zou geboren worden?

DJK : Geliefde lezer, het was geen toeval dat Jezus daar voorbij ging. Het deed me denken aan die woorden uit Johannes 4 vers 4, waar geschreven staat : “en Hij moest door Samaria gaan.” Laten we nimmer vergeten, lezer, dat de Zoon des mensen op aarde is gekomen, om te zoeken en zaligen dat verloren was. En zo zag Hij ook deze blindgeboren man in Zijn voorbijgang, lezer. Daar zag Hij een verkoren vat van Hem, die Hij van eeuwigheid van Zijn lieve Vader had gekregen, toen Hij gewillig naar voren trad, om te dragen dien heilige Wet die God den zondaar heeft zet, dewelke Hij droeg in het binnenste van Zijn ingewanden. Zie Psalm 40 en Galaten 4 : 4-5, waar geschreven staat : “Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden.” En zo zag Hij ook hier in Zijn voorbijgang zo’n ziel verloren en vertreden liggen in zijn bloed, geliefden. Ezechiel 16 vers 6 : “als Ik bij  u voorbij ging, zo zag Ik u vertreden zijnde in uw bloed….”. Hij was in de wereld gekomen, om hier op dat plekje op aarde, in de volheid des tijds, langs te komen bij die blingeborene. Daar moet u eens over nadenken, lezer! Is Christus bij u al langs gekomen? Heeft die gouden koets, van die meerdere Salomo, al eens door uw straatje mogen rijden, lezer? Wel, hier in Johannes 9 gebeurde het. Christus ging daar voorbij met zijn lieve discipelen, die vaak nog dwaze en onkundige uitspraken deden, welke ervan getuigden dat zij nog wel degelijk onder het beslag en de invloeden lagen van hen, die zeiden dat zij discipelen van Mozes waren(Joh. 9:28).

Nog steeds onder invloed van mannen die dachten dat de rechtvaardigheid uit de werken der WET was(Gal. 3 : 21). Mannen die nooit verstaan hebben dat God op Horeb Zijn Wet gaf, als een heenwijzer en tuchtmeester, een ‘pedagogos’, dat is: een onderwijzer c.q. opvoeder in en naar de Messias die nog moest komen in de volheid des tijds, als de vervulde Wet Gods’ voor Zijn volk. Gepaard gaande met de ceremoniën en offerdiensten. Dewelken allen zeer schoon heenwezen naar Hem die Zijn volk in de volheid des tijds kwam te verlossen, middels een volkomen gehoorzaming jegens die Wet, welke de heilige wille Gods’ was, voor een ongehoorzaam zondig volk. Deze discipelen der Wet hadden nimmer begrepen noch gezien, dat Hij die vervulde Wet was Dewelke men destijds op Gods’ bevel in de Ark moest liggen. “Deze is Mijn geliefde Zoon in Dewelke Ik Mijn welbehagen heb, hoort Hem!” Want wie overtuigde Hem van zonden of maar enige overtreding? Kijk, en dat was nu juist hun grootste ergernis, dat in Hem geen kwaad gevonden kon worden, hetgeen ook later door Pilatus bevestigd is geworden. En dat dit nu eigenlijk de reden was, waarom er nog een volk zalig kon worden, zei hun niets. En om deze reden moesten zij voor eeuwig verloren gaan, met hunne zonden, geliefde lezer!! Want wat zei Christus nu tot hen, die dachten dat zij het licht en leven in zich zelve hadden, tot hen die dachten dat zij geestelijk niet dood en blind waren in het einde van dit hoofdstuk? “En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden. En dit hoorden enigen uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde.”

Hoort ge het, geliefde lezer!! Wat een ontzaggelijke veroordelende woorden Gods’. Hoe is dat met u, lezer? Zijn uw ogen geestelijk al geopend geworden? En hoe en door Wie is dat gegaan, lezer? Wel, voor deze blindgeborene was dat geen moeilijke vraag om te beantwoorden, aan het einde van dit hoofdstuk. Waarom dan niet, schrijver? Wel geliefde lezer, deze man is er zelf bij geweest. Geen leed zou dat heugelijke feit, toen Hij Zich van heil en vrede aan hem openbaarde, nooit meer uit zijn geheugen kunnen wissen!! Anders zouden zelfs de stenen gaan spreken, lezer! En zo heeft deze blindgeborene mogen zien door dat zaligmakende geloof, dat Hij, krachtens toerekening, de grootste Zondaar en Overtreder is geworden, geliefden. Dat was voor deze man geen vraag meer. Want zo lezen wij : “Christus heeft ons verlost van den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons; want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt.”(Gal.3:13)

Maar zoals we al schreven, stelden de discipelen Christus een vraag, een vraag vanuit een gedachtegang welke ervan getuigde dat, wanneer een zoon, noch zijn ouders, maar een beetje netjes leefde naar Gods´ geboden, en bovenal niet teveel of te grof zondigden, een mens nooit ziek noch zonder aandoening geboren zou worden. En toch leefden deze pauselijke en farizeïsche gedachten niet alleen in de harten van de discipelen. Neen, deze gedachten zijn nog springlevend, daar deze dwaasheden ook in uw en mijn hart nog springlevend zijn. Wat moesten deze leerlingen van Christus het toch gedurig leren, dat er van en uit de mens geen enkel goed te wachten was, waar Paulus later van mocht getuigen, dat zelfs een kind van God, niet zonder zonden leven kan, zie Romeinen 7 : 14-24  Die vernieuwde geest/ziel uit God kan nooit meer zondigen, schrijft Paulus, maar het oude vlees is en doet enkel zonde. En daarom schreef hij tenslotte : “Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen….” En ook de verlossing van Paulus lag in het bloed van Christus, net als bij die blindgeborene. Zie: Rom. 7 : 25-26     En dan lezen we verder…

Johannes 9 vers 3-5 : Jezus antwoordde: Noch deze heeft gezondigd, noch zijn ouders, maar dit is geschied, opdat de werken Gods in hem zouden geopenbaard worden. Ik moet werken de werken Desgenen, Die Mij gezonden heeft, zolang het dag is; de nacht komt, wanneer niemand werken kan. Zolang Ik in de wereld ben, zo ben Ik het Licht der wereld.

DJK : De werken Gods’ in hem geopenbaard worden, wil zeggen, eerst naar zijn lichaam, en daarna, wanneer Christus hem buiten geworpen vond van de synagoge, naar zijn geest/ziel. Schrijver, hoe weet u dit? Wel dit mogen en kunnen we opmaken, uit het getuigenis van de blindgeborene zelf. Hier hopen we later nog op terug te komen. En staat er dan, dat Hij moest werken de werken Desgenen, die Hem gezonden had. En Wie was nu Diegene die Hem gezonden had, lezer? Wel Zijn Vader in de hemel natuurlijk. Hoe vaak werd Hij in de Schrift niet ‘de Gezondene des Vaders’ genoemd? En waartoe had Zijn Vader Hem nu gezonden, lezer? Christus zei het toch zo vaak, dat Hij gekomen was om de wil van Zijn hemelse Vader te doen. En waarin lag nu die wil verklaard, lezer? Namelijk, in Zijn heilige volmaakte Wet, hetgeen tevens een afspiegeling van Zijn heilig recht was. Daarnaast lag in deze heilige Wet, het beeld Gods’ verklaard, waarmee Hij de mens in de schepping volmaakt en naar Zijn Beeld had geschapen. En nu werden, in het volbrengen van die Wet, Gods’ heilige deugden in Christus weer volmaakt verheerlijkt. Zijn eer, Zijn roem, Zijn barmhartigheid, Zijn rechtvaardigheid, Zijn liefde enz, werden weer volkomen in ere hersteld in en door het volbrachte werk van Christus Jezus. En nu hangt aan de verheerlijking van die deugden, de zaligheid van de Kerk van Christus. En zo heeft Christus weer hersteld, hetgeen de mens in zijn val voor eeuwig had vernietigd. Onthoudt dit altijd goed lezer, Hij kwam ten eerste om die heilige WET te vervullen krachtens Zijn gehoorzaamheid, en aan het vervullen van die WET in een weg van recht, hing de zaligheid van Zijn duur gekochte Kerk. En dit gaat nu nooit buiten de verheerlijking van Zijn goddelijke heilige deugden. En zo kwam Hij als het Licht der wereld, om Zijn licht te schijnen in het hart van donkere duistere moordspelonken, opdat Hij die moordspelonk voor hen zou worden, en Zijn Kerk dat Licht uit Hem ontvangen mocht, in een weg van recht en gerechtigheid!! Want Sion zou toch door recht verlost gaan worden, volgens Jesaja 1:27

Johannes 9 vers 6-12: Dit gezegd hebbende, spoog Hij op de aarde, en maakte slijk uit dat speeksel, en streek dat slijk op de ogen des blinden; En zeide tot hem: Ga heen, was u in het badwater Siloam (hetwelk overgezet wordt: uitgezonden). Hij dan ging heen en wies zich, en kwam ziende. De geburen dan, en die hem te voren gezien hadden, dat hij blind was, zeiden: Is deze niet, die zat en bedelde? Anderen zeiden: Hij is het; en anderen: Hij is hem gelijk. Hij zeide: Ik ben het. Zij dan zeiden tot hem: Hoe zijn u de ogen geopend? Hij antwoordde en zeide: De Mens, genaamd Jezus, maakte slijk, en bestreek mijn ogen, en zeide tot mij: Ga heen naar het badwater Siloam, en was u. En ik ging heen, en wies mij, en ik werd ziende. Zij dan zeiden tot hem: Waar is Die? Hij zeide: Ik weet het niet.

DJK :  Middels een mengsel van zand en speeksel, en zich te wassen in het badwater Siloam, werden de lichamelijke ogen van deze man, door het goddelijke wonder, geopend. Maar (nog) niet zijn geestelijke ogen, geliefde lezer!! Hier komen wij nog op terug… Augustinus heeft hier destijds het geestelijke beeld uit gehaald, door te zeggen dat het zand van dit mengsel, zag op de bediening der WET ten dode, en het speeksel op de verkondiging van het Evangelie ten leve zag, middels de profeten, en het zich wassen in het badwater van Siloam, zag op de heilzame en reinigende kracht van het toegepaste Bloed van Jezus Christus, waardoor een ziel van dood levend, en van blind ziende wordt gemaakt, door de onwederstandelijke werking van de Heilige Geest. Ik zou aan dit geestelijke beeld, op zich, verder niets toe willen voegen, dan alleen op te willen merken dat Augustinus met dit geestelijk beeld nooit bedoeld kan hebben, om de onderscheiden werkingen van Wet & Evangelie te gaan vermengen, hetgeen Rome later juist wel heeft gedaan, en helaas velen van en onder ons ook (vaak onwetend) doen. Waardoor men helaas vaak een prediking brengt van :  Leven (krachtens zgn. wedergeboorte zonder Christuskennis) – Sterven (aan de WET) – Leven (door het Evangelie) !!

Johannes 9 vers 13-17 : Zij brachten hem tot de Farizeeën, hem namelijk, die te voren blind geweest was. En het was sabbat, als Jezus het slijk maakte, en zijn ogen opende. De Farizeeën dan vraagden hem ook wederom, hoe hij ziende geworden was. En hij zeide tot hen: Hij legde slijk op mijn ogen, en ik wies mij, en ik zie. Sommigen dan uit de Farizeeën zeiden: Deze Mens is van God niet, want Hij houdt den sabbat niet. Anderen zeiden: Hoe kan een mens, die een zondaar is, zulke tekenen doen? En er was tweedracht onder hen. Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet.

DJK : De tekst spreekt in deze versen voor zich. De blindgeborene loopt zich nog te verwonderen over hetgeen hem naar zijn lichaam, van Hem en uit Hem, is geschiedt, terwijl hij gedurig ondervraagd wordt door de vrome vormgodsdienst, die hem maar niet met rust wenst te laten. En dan vragen zij hem: ‘wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend geopend heeft?’ En hij zeide: ‘Hij is een Profeet!’  Hij beleed dat Hij een profeet was, vanwege dat alleen profeten van God door God zulke wonderen konden doen. Hij kende dus het OT, en de geschiedenis van zijn volk. De kantekeningen verwijzen bij het woord ‘profeet’, o.a. naar Lukas 7 : 16 , de opwekking van de jongeling van Nain. En dan staat er geschreven dat zij zeiden : “ dat er een groot Profeet onder hen was opgestaan…” – d.w.z. iemand die geen profeet van God was, kon zulke wonderen uit en van zichzelve nooit verrichten. En dan verwijzen de kant. zelfs naar Joh. 4 : 19 , alwaar de Samaritaanse vrouw tegen Christus zegt : “Ik zie dat Gij een Profeet zijt” (en hier kende zij Hem ook (nog) niet als haar geopenbaarde Verlosser en Zaligmaker) En tenslotte verwijzen de kantekenaren nog naar : Johannes 6 : 14 , waar geschreven staat : “De mensen dan, gezien hebbende het teken, dat Jezus gedaan had, zeiden: Deze is waarlijk de Profeet, Die in de wereld komen zou.” Deze woorden werden betuigt door lieden die Hem volgden vanwege de wonderen en de broden. Dus de kantekenaren duiden hier toch kennelijk zeer duidelijk op een wondergeloof, hetwelk bij die blindgeborene en die Samaritaanse vrouw later overging in het zaligmakende geloof in Hem, toen Hij zich tenslotte aan hun arme verloren helwaardige zielen openbaarde, op Zijn tijd en Zijn wijze.

Johannes 9 vers 18-23 : De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was. En zij vraagden hun, zeggende: Is deze uw zoon, welken gij zegt, dat blind geboren is? Hoe ziet hij dan nu? Zijn ouders antwoordden hun en zeiden: Wij weten, dat deze onze zoon is, en dat hij blind geboren is; Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft zijn ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken. Dit zeiden zijn ouders, omdat zij de Joden vreesden; want de Joden hadden alrede te zamen een besluit gemaakt, zo iemand Hem beleed Christus te zijn, dat die uit de synagoge zou geworpen worden. Daarom zeiden zijn ouders: Hij heeft zijn ouderdom, vraagt hemzelven.

DJK: Geliefde lezer, dat is nu immer het werk des satans!! Namelijk, de wonderlijke werken van God in Christus, verdacht maken. Maar dan staat er, totdat zij z’n ouders geroepen en gehoord hadden. Toen hebben ze het blijkbaar toch zelf van z’n eigen ouders gehoord, ondanks dat zij het grote wonder hiervan nimmer hebben doorgrond, noch hebben geloofd. Dit is later duidelijk gebleken uit hun werken, vanwege dat ze hem uitwierpen, toen die blindgeborene hen vroeg Zijn discipel te worden. Dat het geloof door het gehoor is, middels het gepredikte Woord Gods’ is, is bij deze discipelen der Wet dus nooit bewaarheid geworden… Dan willen we nog wat zeggen van zijn ouders, welke mensen bleken, die zwegen toen zij innerlijk gevoelden dat ze moesten spreken. Mensen die bang waren van de vrome verrotte vorm-godsdienst. Mensen die zich kennelijk lieten regeren door een stel stomme honden(Jes. 56:10), die nergens verstand van hadden. Mensen die bang waren om alleen te komen staan, omwille van de waarheid. Mensen die het blijkbaar niet kon schelen, dat ze hiermede persoonlijk een duisternis en een oordeel over zich heen haalden. Mensen die dachten dat ze met hun synagoge voor God konden verschijnen. En geliefde lezer, of ge het wilt geloven of niet, deze mensen zijn er heden ten dage nog steeds, en in veel grotere aantallen dan u zich maar ooit kunt voorstellen. En helaas ook onder Gods’ lieve uitverkoren volk.

‘Ja maar schrijver’, merkt iemand mij op: ‘wij dienen toch vrede te houden met alle mensen, zoveel het in ons is, volgens Rom. 12:18, en toch zeker niet met een ieder de strijd aan te gaan?’ Dat is waar, geliefde lezer, maar u vergeet er wat bij te zeggen, namelijk: ’indien mogelijk!!’  En nu doel ik met name even op Gods’ geliefde volk onder ons, zijn zij geen schapen en leeuwen tegelijk? Althans behoorden zij dit niet altijd te zijn? Schapen die gewillig lijden, belasterd, gehoond en gesmaad worden omwille van de Naam van Jezus Christus, en tegelijk vechtende en strijdende leeuwen wanneer de waarheid in het geding is, in wat voor opzicht het ook mag zijn. Kijk lezer, en als de waarheid in het geding is, of zelfs geheel verkracht wordt, en hiermede grotelijks de Naam van Christus  en Zijn wonderlijke werken onteert worden, dan is het onmogelijk om vrede te houden met alle mensen. En dat was hier het geval. Kijk lezer, als we dan gaan spreken en van Hem gaan getuigen, zullen we gehaat en uitgeworpen worden, of we willen of niet. En daar voelden deze mensen iets van aan, en daarom legden zij die vraag bij hun zoon neer, met de mededeling dat hij zijn leeftijd had. Ja lezer, nu waren zij er vanaf. En hoe vaak gebeurd dit toch niet in het dagelijkse- maar zeker ook in het kerkelijke leven onder ons. Heeft u daar kennis aan, lezer? Wordt u ook gehaat omwille van de Waarheid, bent u zonder woorden ook al buiten de legerplaats gebracht, vanwege dat velen u niet meer willen spreken noch minder u willen horen? Kijk lezer, dit is nu de erfenis van de Kerk van Jezus Christus : “In de wereld zult gij verdrukking hebben, maar hebt goede moed, want Ik heb die wereld overwonnen”(Joh.16:33) En waarom sprak Christus dit nu tot zijn lieve volk, geliefde lezer!? Namelijk, opdat zij vrede in Hem zouden hebben!! ‘Want, ze hebben Mij, maar ook Mijn getuigenis gehaat, zegt Christus, en ze zullen ook u haten.’ Waarom toch, Heere Jezus? Wel omdat ge er één van Mij zijt, en omdat ge naar dat goddelijke Woord van Mij getuigt!! Hier moet u eens over nadenken, lezer. Hier wordt nu, of we het willen of niet, een scheidslijn getrokken. En nu vraag ik u niet: ‘aan welke zijde wilt gij staan?’ – Nee…!!  Ik moet het u anders schrijven: ‘aan welke zijde bent u geplaatst?’ Want hier komen we vanzelf te staan, of we het willen of niet. En wie wil dit nu, niemand toch? Maar het overkomt een mens die de Naam van Jezus Christus van harte en gedurig wil blijven belijden, van ouderlingen en dominees, die net als deze discipelen der Wet, ook nergens van wisten. Dode letterknechten, hetgeen later in dit hoofdstuk openbaar kwam uit hun sprake : ‘Zijn wij dan ook blind?’ Het deed me denken aan Jozef en zijn broers. Jozef, welke een type en beeld was van Christus, werd ook van zijn broederen gehaat. In de eerste plaats niet vanwege zijn veelvervige rok, maar juist temeer vanwege zijn dromen en zijn getuigenis dat hij hierover tot hen sprak. En van Wie had Jozef deze dromen ontvangen…? Juist, en daarom werd hij nu juist zo gehaat, en tenslotte verkocht, geliefde lezer. ‘Weg met hem!’, zullen zijn broers geroepen hebben. ‘Wat maak ons het uit, als hij maar weg is, verre van ons.’ — Maar wat is hen dit later tot een ontzaggelijke smart en droefheid geworden, toen zij later weer voor hun jonge broeder stonden.(Gen. 42:21) En zo is de Man van smarte ook eens door Zijn eigen (vleselijke) volk en broederen weg gehoond en weg gescholden : ‘Weg met Deze, kruist Hem, kruist Hem!!’ — En nu de vraag aan u en mij lezer: “is dit gehoon, uw en mijn gehoon al eens geworden?” Kijk, dat hoeft niet persé met uw woorden te wezen, maar juist temeer met uw vuile zondige wanbedrijven voor God, die er van getuigen : ‘wijk maar van mij, want aan de kennis Uwer wegen hebben ik geen lust(Job 21:14), geef mij maar liever Bar-abbas dan Jezus, liever een zondige moordenaar dan Jezus Christus die me kan redden van de eeuwige dood, liever de wereld en zijn begeerlijkheden indrinken dan het Koninkrijk van Koning Jezus en de kussingen van Zijn mond te moeten ontvangen, laat mij met dit alles liever ter helle varen dan dat ik voor eeuwig verslonden zou moeten liggen in Zijn liefdesarmen!!’  Ontzaggelijk geliefde lezer, als dit van u of mij betuigt moest worden…

Johannes 9 vers 24-25 : Zij dan riepen voor de tweede maal den mens, die blind geweest was, en zeiden tot hem: Geef God de eer; wij weten, dat deze Mens een zondaar is. Hij dan antwoordde en zeide: Of Hij een zondaar is, weet ik niet; een ding weet ik, dat ik blind was, en nu zie.

DJK : Geliefdelezer, uit dit getuigenis van die blindgeborene bleek nu dat hij alleenlijk genezen was geworden naar zijn sterfelijk lichaam, maar Christus geestelijk (nog) niet kende als de Geopenbaarde van de Vader. Hij had Hem gezien, staat er geschreven, maar nog niet als geopenbaarde Borg en Middelaar, Welke immer verlost van alle zondelast, schuld, vervloeking, verdoeming en van die eeuwige dood. Want als Christus hem nu geopenbaard was geworden tot heil, verlossing en eeuwige vrede, dan had die blindgeborene het nooit van Hem getuigt : ‘Of Hij een zondaar is, weet ik niet…’   Nee, dan had hij het ervan getuigt jegens die discipelen der WET, zeggende: ‘Juist omdat Hij zonder zonde is en was, was de rede van mijn verlossing. Hij werd mijn schuld en zonden en ik Zijn gerechtigheid. Hij werd mijn hel, mijn vloek en mijn verdoemenis en ik Zijn hemelse zaligheid. Hij van God verlaten, en ik nimmermeer van God verlaten!!’ Maar indien wij, die in Christus zoeken gerechtvaardigd te worden, ook zelven zondaars bevonden worden, is dan Christus een dienaar der zonde? Dat zij verre. (Gal. 2:17) Maar nog niets van dat al. Enkel en alleen die woorden : ‘Of Hij een zondaar is, weet ik niet…’– welken ervan getuigden dat hij Hem slechts kende als een wonderdoend Profeet, welke hij als een discipel wenste te volgen vanwege Zijn wonderen en Zijn broden(vers 28), maar (nog) niet kende als Christus Jezus en dien gekruisigd. ‘Maar schrijver’, roept iemand mij in gedachte toe, ‘kon hij Hem dan al als de Gekruisigde zien, vanwege dat Christus hier in de tijd nog voor Zijn volk aan het kruis moest gaan?’ Jawel, geliefde lezer! Wilt u weten waarom, lezer? Wel, omdat er bij God en in dat zaligmakende geloof, dat altijd van Hem uitgaat(Joh. 4:10) (Hand. 3:16) (Lukas 17:5), geen tijd bestaat!! Dit ligt voornamelijk verklaart in Zijn eeuwige Goddelijke drie-enige Wezen. En hierom staat er ook van het geloof van de oudtestamentische Kerk van Christus geschreven : “Deze allen zijn in het geloof gestorven, de beloften niet verkregen hebbende, maar hebben dezelve van verre gezien, en geloofd, en omhelsd, en hebben beleden, dat zij gasten en vreemdelingen op de aarde waren.”(Hebr. 11:13) En hierom hebben bijv. de oude Simeon en Anna in de tempel, Hem gezien en aanschouwd door het zaligmakende geloof, als de geboren en de gekruiste Christus. Als dit niet waar was, dan was er voor deze twee mensen, die toch behoorden tot de nieuwtestamentische Kerk van Christus, geen enkele hoop tot zaligheid geweest, want zij waren allang en breed overleden, toen Christus in de tijd ook voor hen nog aan het kruis moest gaan. Kijk geliefde lezer, en u zou ze de kost moeten geven, die hier nog gruwelijk in lopen te dwalen. Ontzaggelijk, lezer. Wat is het toch waar wat daar in het vierde hoofdstuk van Hosea staat geschreven: ‘Mijn volk gaat verloren, en wordt uitgeroeid, omdat er geen kennis van God (en goddelijke zaken) meer is….’(Hosea 4 :1-6)

Johannes 9 vers 26-34 : En zij zeiden wederom tot hem: Wat heeft Hij u gedaan? Hoe heeft Hij uw ogen geopend? Hij antwoordde hun: Ik heb het u alrede gezegd, en gij hebt het niet gehoord; wat wilt gij het wederom horen? Wilt gijlieden ook Zijn discipelen worden? Zij gaven hem dan scheldwoorden, en zeiden: Gij zijt Zijn discipel; maar wij zijn discipelen van Mozes. Wij weten, dat God tot Mozes gesproken heeft; maar Dezen weten wij niet, van waar Hij is. De mens antwoordde, en zeide tot hen: Hierin is immers wat wonders, dat gij niet weet, van waar Hij is, en nochtans heeft Hij mijn ogen geopend. En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij. Van alle eeuw is het niet gehoord, dat iemand eens blindgeborenen ogen geopend heeft. Indien Deze van God niet ware, Hij zou niets kunnen doen. Zij antwoordden, en zeiden tot hem: Gij zijt geheel in zonden geboren, en leert gij ons? En zij wierpen hem uit.

DJK : Uit deze woorden: “Wilt gijlieden ook Zijn discipel worden?”, bleek overduidelijk dat de blindgeborene een begeerte had om Christus te volgen. Hoe dienen we deze begeerte dan te verstaan? Ik denk dat het dezelfde begeerte was als die van Zacheus de tollenaar die Jezus zocht te zien, wie Hij was. (Luk. 19:3a) De blindgeborene had een betrekking op zijn Heelmeester gekregen. Dit was de Schriftgeleerden en farizeeën tot grote ergernis. In Markus 8 lezen we dat de Heere Jezus die blinde te Bethsaida die door anderen tot Hem werd gebracht allengskens, c.q. in twee stappen, genas. Dit was uiteraard naar het aardse. De kanttekeningen merken daarbij op dat Hij hier een bijzondere bedoeling mee gehad moest hebben, omdat Hij meestal de blinden in één keer genas. Wat de kanttekenaren bedoelden te zeggen met Zijn bijzondere bedoeling, zag op niet op het aardse maar op het geestelijke. Die blinde zei na de eerste aanraking dat hij de mensen als bomen zag wandelen. Dit was naar het aardse, maar dit kan in het geestelijke vlak nadat iemand tot waarachtige bekering gekomen is ook weleens zo zijn. Dat iemands hart geestelijk besneden (Kol. 2:11-12), oren doorboord, en ogen geopend zijn geworden, maar dat hij veel dingen nog niet ziet zoals ze werkelijk zijn. Ik heb me weleens afgevraagd of we deze toepassing ook kunnen en/of mogen maken op de blindgeborene in Johannes 9? Toch meen ik van niet, om hetgeen ik eerder schreef over zijn getuigenis of Christus een zondaar was of niet, en ook later toen Christus hem vroeg of hij in de Zone Gods geloofde. Later meer hierover.

“En wij weten, dat God de zondaars niet hoort; maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij.” —  waren de woorden van de discipelen van Mozes. Woorden van mannen die er nimmer bij bepaald zijn geworden, noch minder begrepen hebben, waarom er bij de doop van Christus eens die woorden uit de Hemel hebben geklonken : “Deze is Mijn geliefde Zoon in de Welke Ik Mijn welbehagen heb; Hoort Hem!!” En hierom voor eeuwig verloren zijn gegaan, met al hun vrome nette wettische werken voor God, dewijl hun woorden hier duidelijk van getuigt hebben : “…maar zo iemand godvruchtig is, en Zijn wil doet, dien hoort Hij…” Stinkende woorden en getuigenissen die uit de kelen kwamen van discipelen van Mozes, welke geopende graven waren, en riekten naar hun doodsgraf, vanwege dat deze discipelen van Mozes nimmer gezien hebben dat de goede werken Gods’ alleen voort kunnen vloeien vanuit het zaligmakende geloof in den Heere Jezus Christus. Mannen die het nimmer hebben verstaan dat een ziel slechts godvruchtig kan zijn in en vanuit het volbrachte werk van Christus Jezus. Mannen die nimmer begrepen hebben waartoe God nu in de eerste plaats Zijn wet in de harten van zondaren geschapen had. Namelijk om de zondaar gedurig te onderwijzen wie Zijn Schepper, Maker en Rechter is. “Zijt heilig, want ik den Heere uw God ben heilig!” — Mannen die nimmer begrepen, noch minder gevoeld hebben dat de mens in Adam hier uit gevallen was, en hiermee zondig, onheilig en vervloekt was geworden. Mannen bij wie dit nog nimmer tot schuld was geworden, en daardoor ook nimmer de waarde in Hem zagen, Welke toch de enige Weg was tot ontvluchting van die eeuwige vloek en doem, welke is de eeuwige toorn Gods’. Mannen die nimmer zagen, noch minder begrepen, dat God Zijn heilige onfeilbare Wet gebruikte tot overtuiging en ontdekking van schuld en zonden in het hart van de doemwaardige zondaar, waardoor de zondaar de vlucht zou nemen tot de vrijstad Jezus Christus, Welke, op grond van Zijn zoen- en kruisverdienste, de vervulde Wet Gods’ was geworden, voor een zondaar die niets meer had tot betaling aangaande die heilige onfeilbare Wet, welke een afspiegeling is van God zelf en Zijn heilig Recht. Mannen die het daarom ook nooit begrepen hebben waarom de apostel Paulus, later in de tijd, in zijn brief aan de gemeente van Korinthe schreef : “Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing (1Kor. 1 :30)

Johannes 9 vers 35-38: Jezus hoorde, dat zij hem uitgeworpen hadden, en hem vindende, zeide Hij tot hem: Gelooft gij in den Zoon van God? Hij antwoordde en zeide: Wie is Hij, Heere, opdat ik in Hem moge geloven? En Jezus zeide tot Hem: En gij hebt Hem gezien, en Die met u spreekt, Dezelve is het. En hij zeide: Ik geloof, Heere! En hij aanbad Hem. — (1 Joh. 4:15)  (1 Joh. 5:13)

DJK : En om nu te kunnen verklaren, welk wonder van genade hier nu is geschiedt, wil ik eerst even samen met u een stukje lezen uit :

Johannes 16 vers 8-15: En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel: Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven; En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet meer zien; En van oordeel, omdat de overste dezer wereld geoordeeld is. Nog vele dingen heb Ik u te zeggen, doch gij kunt die nu niet dragen. Maar wanneer Die zal gekomen zijn, namelijk de Geest der waarheid, Hij zal u in al de waarheid leiden; want Hij zal van Zichzelven niet spreken, maar zo wat Hij zal gehoord hebben, zal Hij spreken, en de toekomende dingen zal Hij u verkondigen. Die zal Mij verheerlijken; want Hij zal het uit het Mijne nemen, en zal het u verkondigen. Al wat de Vader heeft, is Mijn; daarom heb Ik gezegd, dat Hij het uit het Mijne zal nemen, en u verkondigen.

En als we dan vervolgens nog eens terug mogen gaan naar het moment, van toen die blindgeborene door Christus werd opgeroepen tot het geloof in Hem. Zou dan die blindgeborene, uit Johannes 9, dan niet met deze vraag overtuigd zijn geworden door de Heilige Geest dat hij het geloof in Hem nog miste. Wel zult u mij zeggen: “schrijver, dat lees ik nergens…” Maar nadat u het bovenstaande uit Johannes 16 heeft gelezen, zou het dan toch alzo niet geweest zijn, lezer?? Immers ja toch. Kijk, en dat is nu Schrift met Schrift verklaren….!! In de ziel van die blindgeborene, werd een Goddelijk gericht gespannen, middels die oproep tot het geloof in Hem, waardoor die blindgeborene er geheel buiten werd geplaatst, gewerkt door die overtuigingen des Geestes, middels die doem- en vloekwerking werking van Zijn heilige Wet ten dode. Innerlijk kan hij aan deze oproep geen gehoor geven, daar toch het geloof immer een gave Gods is. Maar ook middels deze oproep, moet hij dus sterven aan deze oproep tot het geloof in Hem, want hij kan niet. Vanwege zijn onvermogen daartoe…. En toch ligt daar die eisende oproep in zijn ziel!! En dán gaat die blindgeborene door die overtuigingen des Geestes innerlijk gevoelen, dat wanneer hij nooit in Hem zal gaan geloven, hij straks voor eeuwig verloren moet gaan zonder het geloof in Hem. En dan straks, verloren, verloren, rechtvaardig verloren…!! Kijk, nu heeft de Wet zijn geestelijke functie voldaan als bloedwreker, maar de Wet heeft tegelijk ook een functie als tuchtmeester, c.q. onderwijzer/heenwijzer, welke geestelijk, want de wet is namelijk geestelijk, in de ziel van die blindgeborene verkondigt, hetgeen hij nu mist tot betaling van zijn schuld en zonden, er nu in Hem te vinden is, waarop die blindgeborene het uitroept tot Hem, vanuit de nood en dood van zijn bestaan : “Heere, wie is Hij, opdat ik in Hem gelove.”

En dat terwijl hij vlak voor hem stond, geliefde lezer. Hier moet u eens een tijdje proberen over na te denken. Ik zou bijna schrijven, SELA…..

Vervolgens openbaart Christus Zich aan zijn arme verloren doemwaardige ziel, waarna de Geest van Christus het uit Hem neemt en dit Evangelie van heil en vrede gaat verkondigen in het verloren hart van die blindgeborene….(zie einde v/d tekst boven uit Joh. 16), waarna Hij dus in de Zoon van God mag gaan geloven, middels dat ingestorte geloof in Hem, welke altijd werkende is door de liefde. Want zo staat er dan vervolgens : “Heere, ik geloof etc…”  Maar als ik hier dan gelijk weer de vraag weer aan verbind, of zijn zonden nu in het bloed van Christus vergeven waren geworden? Dan zeg ik u van harte : JA !!!  Want, dit kunnen we  namelijk bewijzen vanuit 1 Joh. 4:15 waar staat : “Zo wie beleden zal hebben, dat Jezus de Zoon van God is, God blijft in hem, en hij in God.”  Maar ook uit Gal. 2:20, waar het volgende staat opgetekend:  “Ik ben met Christus gekruist; en ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij; en hetgeen ik nu in het vlees leef, dat leef ik door het geloof des Zoons van God, Die mij liefgehad heeft, en Zichzelven voor mij overgegeven heeft.”

En toen begon het bij die blindgeborene vanbinnen zachtjes te zingen, van Gods eer, lof en glorie, vol zijnde van het wonder in stille verwondering en aanbidding tot Hem  :

 “Amazing grace! How sweet the sound, that saved a wretch like me! I once was lost but now am found, I was blind but now I see, ‘T was grace that taught my heart to fear, and grace my fears relieved; w precious did that grace appear, the hour I first believed! My chaines are gone, I’ve been set free; My God, My Savior has ransomed me. And like a flood, His mercy reigns, unending love, amazing grace” (John Newton)

DJK : Maar geliefde lezer….., u zou ze de kost moeten geven, die hier nog van durven zeggen, dat Christus wel degelijk voor hem nog aan het kruis moest gaan. Het was Kerstfeest in zijn hart geworden, maar Golgotha moest echter nog volgen….. Christus was hem geopenbaard, maar echter nog niet geschonken van de Vader. Hij zag Hem door het geloof, maar had Hem nog niet. Vreselijk, lezer. Maar het bestaat!! Het bestaat echt. Vervloekt zij daarom die leer en uitleg die dat verkondigt, geliefde lezer!! Want het is de leer die Gods volk de ware en volle troost ontneemt, en bij vernieuwing weer opzadelt met een nieuw juk der dienstbaarheid, geliefden. “Staat dan in de vrijheid, met welke ons Christus vrijgemaakt heeft, en wordt niet wederom met het juk der dienstbaarheid bevangen.” (Galaten 5:1)

En daar zie ik een lezer in gedachten, zitten te wenen op zijn stoeltje, denkende bij zichzelf : “Maar schrijver, dat heb ik nooit geweten. Dat is mij nimmer zo verklaard. Want ook ik heb wel eens in dezelfde nood en dood van mijn bestaan, diezelfde woorden gekregen. Hetgeen toen ook mijn ziel voor God verbrak, en ik schuldig stond aan Zijn geselingen, Zijn wonden, en Zijn doorboorde voeten. Toen waren het ineens de Joden niet meer die Hem destijds hadden gekruisigd. Nee, dat was ik, schrijver. Want ik heb Hem doen kruisigen, met al mijn vele zonden en vele wanbedrijven. Schrijver, wat heb ik toen geweend, en schuldig gestaan jegens Zijn onschuldig vergoten Bloed. Nimmer in mijn leven heb ik zulk een droefheid naar God gekend. Waarop er een tijd volgde van gedurige verwondering en aanbidding in mijn ziel tot Hem. Ik heb toen gedurig aan die bruid uit Salomo’s Hooglied moeten denken : “Mijn liefste is rood, en blank, en draagt de banier boven tienduizenden” – gedurig leefde het vanbinnen : “Hij kusse mij, met de kussingen Zijns monds.” Och schrijver, ik was toen gedurig krank van die ingestorte liefde, die ik voorheen nimmer zo krachtig heb ervaren. Maar nu is het voorbij, en durf ik immer nog niet te mijnen. Het mijnen van Hem da’s voor het bevestigde volk, schrijver, en daar behoor ik nog niet bij. Och dat ik Hem gedurig kennen mocht, en was ik maar Zijn bruid. Maar één ding schrijver, wat of hoe u deze zaak ook noemen moogt, geen leed zal het ooit meer uit mijn geheugen wissen, welk wonder van heil en vrede er toen is geschiedt aan mijn arme ziel voor God.”  Maar dan vraag ik u : “Geliefde lezer, waarom durft ge uzelf dan Zijn bruid nog niet te noemen?  Wel, zult u mij zeggen : ”Hij heeft me nimmer als Zijn bruid aangesproken. Ik heb namelijk altijd gedacht dat Hij dan zoiets tegen mij zou zeggen van : “Wees welgemoed, want uwe zonden zijn u vergeven….”  En toch was daar die gedurige liefde in mijn ziel, schrijver. Net zoals ik in Salomo’s  Hooglied, lees. Ik zit altijd maar met die tekst uit Jesaja 1:27 waar staat : “Sion zal door Recht verlost worden….”, en daar loop ik nu maar mee, schrijver. Ik meen dat ik nog nimmer in die Rechtszaal geweest ben, schrijver. Nimmer die Rechter gezien. Wel een eis in mijn arme wenende ziel gevoeld tot betaling, waaraan ik niet kon voldoen, waaraan ik moest sterven. Een eis die me deed wenen, met een berouw over mijn zonden die ik nog nimmer voorheen heb gekend, in mijn leven voor God, en me innerlijk voor God deed uitschreeuwen: “Verloren, verloren….Heere, gedenk nog mijner!”  Och schrijver, maar nimmer zal ik vergeten hoe ik na dat berouw die woorden in mijn ziel kreeg ingestort van heil en vrede. Zulk een lief getuigenis ik nog nimmer heb gehoord, die gepaard ging met zulk een liefde, welke haast ondragelijk was voor mijn aardse tabernakeltje. Maar nooit was daar een mens, en nooit was daar een leraar die mij kon verklaren hetgeen ik daar toen heb ervaren.” 

Geliefde lezer, ik heb hartelijk medelijden met u. Want, u bent vele malen rijker dan u zich maar ooit voor kunt stellen. Want uit uw getuigenis mag ik opluisteren dat ge op rechtsgronden de bruid van Christus Jezus bent geworden. “Op rechtsgronden”, zult u misschien zeggen. “Wat bedoelt u daarmee?”  Wel, geliefde lezer. Die vloekende eis waarover u vertelde, waar u niet kon voldoen, en tenslotte moest sterven, dat was u Rechter!!, en dat was een gericht Gods in uw arme ziel. En u vertelde me, dat u niets meer had tot betaling, waarmee u zich doem- en helwaardig voelde, dat was nu het sterven aan de Wet, waar Paulus in Gal. 2:19 over schrijft. En die liefelijke woorden van heil en vrede die u toen kreeg toegepast aan u arme verloren ziel, dat was het : “Opdat ik Gode in Christus leve zou”, namelijk het toegepaste heilige Evangelie van Jezus Christus, waar toen zulk een reddende en heilzame kracht van uitging, dat u verslonden lag van Zijn liefde, dronken was gekust in Zijn Liefdesarmen. “Ja schrijver, hier zegt u nu precies van hoe het toen was!!”  Zou het dan toch waar geweest zijn, schrijver? Zou ik dan toch Zijn bruid geworden zijn. En zouden dan toch voor eeuwig mijn zonden vergeven zijn, schrijver? Ik durf het haast niet te geloven, schrijver. Niet vanwege dat ik twijfel over wat er toen geschiedt was, maar eigenlijk meer vanwege de grootsheid van die zaak.” Geliefde lezer, ik zeg het u in de Naam van de Heere Jezus Christus : “Wees dan voor eeuwig welgemoed, want uw zonden zijn u vergeven geworden in het Bloed van Jezus Christus !!”  Hij heeft ze weggeworpen in een zee van eeuwige vergetelheid, om ze nimmermeer te gedenken, geliefde lezer. Leef dan voortaan uit die troost en wetenschap : “Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven ”, en sta dan gedurig in die vrijheid waarmede Hij u heeft vrijgemaakt!!” Wel, leeft het misschien nu in uw arme wenende ziel : “Nu zal ik nimmermeer twijfelen noch ongelovig zijn. Och, schrijver wat heb nu weer een smart in mijn ziel tot Hem, dat ik heb getwijfeld aan Zijn liefelijke woorden van heil en vrede, gesproken tot mijn arme ziel. Nu mag ik het weten, schrijver. “Mijn Heere, en Mijn God!!”  Weg wereld, weg schatten, gij kunt niet bevatten, hoe rijk of ik ben, ik heb alles verloren, maar ben in Christus verkoren, Wiens eigen ik ben, en Wiens rijkdom ik ken….”

Johannes 9 vers 39-41: En Jezus zeide: Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen, opdat degenen, die niet zien, zien mogen, en die zien, blind worden. En dit hoorden enigen uit de Farizeen, die bij Hem waren, en zeiden tot Hem: Zijn wij dan ook blind? Jezus zeide tot hen: Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde.

DJK : “Ik ben tot een oordeel in deze wereld gekomen!” Deze profetie van Christus is volkomen uitgekomen, tot op de dag van vandaag, geliefde lezer. Want als Zijn woorden nu eens waar en waarachtig waren, dan zaten de schriftgeleerden, farizeeërs en sadduceeën volkomen verkeerd in het verstaan en doorgronden van de heilige onfeilbare Wet Gods’ en aangaande de beloften van het Evangelie die de komende Messias hen zou gaan prediken, waarvan Christus sprak dat Hij het was. Kijk, en dat maakte nu die vijandschap uit. Want dan moesten zij met al hun waterhoofden van wijsheid en hun zgn. geopende ogen geheel overboord, en dat gevoelden ze maar al te goed, en daarom zochten zij die zoon van die eenvoudige timmerman uit Nazareth, maar al te graag te vangen op Zijn woorden. En toen ze bemerkten dat dat niet ging, probeerden zij hebben te berispen op Zijn werken. Zij zochten letterlijk en figuurlijk gedurig naar stenen om naar Zijn hoofd te werpen. Maar wat bersten hun boze harten van dodelijke haat en kwaadheid toen Hij het tot hen sprak: “Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?” (Joh.8:46) Stel je toch eens voor als Hij nu eens gelijk had in Zijn spreken tot hen. Nu, dan konden zij wel geheel opdoeken. Zij zagen het in gedachten al voor zich : ”al die nachten leren en studeren in de wetten van Mozes voor niets geweest, nooit iets recht van verstaan, daar gaat straks mijn voorname plaats in het Sanhedrin, daar gaat straks mijn vrome bidden vooraan in de tempel, daar gaan straks de lofprijzingen en de eer van alle mensen die ik zo vaak mocht genieten, daar gaan al mijn goede vrome werken, daar gaat straks mijn gehele eigen zelf opgebouwde (schijn-)bekering, alles voor niets geweest!!” En toch konden zij zich niets beter wensen, dan dat, geliefde lezer. En hoe staat het er nu in dat opzicht met u en mij voor? Kijk, en dat is nu dat oordeel waartoe Hij gekomen is. Op een enkeling na, denk aan Nicodemus die tot Christus kwam in de nachtelijke uren. Een van de weinigen die samen met Saulus van Tarsen, Hem later door het zaligmakende geloof mochten zien als : de Man van smarten, de Middelaar Gods’ en der mensen, de Zoon van God, de Zaligmaker, de gekomen Messias, de geboren- en de gekruiste Christus, de Man die de banier boven tienduizenden droeg, de Bloedbruidegom uit Salomo’s Hooglied, het rijsje uit de stam en wortel van Isaii, de Morgenster, Immanuel is Zijn Naam, het levende Water, het vleesgeworden Woord, Koning Jezus, de Parel van grote waarde, Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid, Vredevorst.

“Jezus zeide tot hen: Hebt gij nooit gelezen in de Schriften: De Steen, die de bouwlieden verworpen hebben, deze is geworden tot een hoofd des hoeks; van de Heere is dit geschied, en het is wonderlijk in onze ogen?”(Mattheus 21:42)

En voor al die andere wijzen, verstandigen en bouwers van de tempel bleef Hij maar gedurig die zoon van die eenvoudige timmerman, Jezus uit Nazareth. Lieden die straks als steigerhout voor eeuwig weggeworpen zullen worden in dat helse vuur wat nimmermeer uitgeblust zal worden. Wat een ontzaggelijk oordeel, geliefde lezer!! Denk ook aan die godzalige diaken, Stephanus. Een man die hetzelfde getuigenis uitdroeg als Hij die hem lief en dierbaar was geworden, zijn lieve Borg en Middelaar, Jezus Christus. “Gijlieden wederstaat altijd de Heilige Geest”(Hand. 7:51), was eens zijn getrouw getuigenis tot diezelfde hardnekkige lieden welke onbesneden van hart waren. En ook deze woorden waren gesproken tot hun eeuwig oordeel, en deden hun harten daarom bersten van dodelijke haat en venijn. En ook dit kind van God kreeg de stenen naar zijn hoofd geslingerd van de vrome vormgodsdienst, maar mag nu juichen voor de Troon van het Lam, wetende dat Hij eens op zal staan van goddelijke heilige Troon, om Zich te wreken en te zien en zoeken al hetgeen men Hem en Zijn lieve kinderen heeft aangedaan. En geliefde lezer, dat zal een verschrikkelijke stonde en ure zijn. Dan zullen die vijanden het uitschreeuwen van angst en ontzetting tot de heuvelen : “bedekt ons”, en tot de bergen zullen zij roepen : valt op ons”, vanwege die ontzaggelijke goddelijke toorn des Lams die zij dan op hun eeuwige zielen voelen branden, Openbaringen 6:16

Tenslotte geliefde lezer, tot Wie en Wat is Hij nu voor u en mij in de wereld gekomen? Is Hij al tot u gekomen tot een eeuwig Voordeel, tot eeuwige heil en vrede voor uw eeuwige onsterfelijke ziel, geschonken van de Vader. Daar toch niemand tot Hem zal komen, indien de Vader die verloren goddeloze zondaar niet trekken zou met eeuwige liefdekoorden tot die Heilsfontein van het levende Water, Jezus Christus en dien gekruisigd, Johannes 6:44. Geliefde lezer, heeft dan dit goddelijke Woord nimmer wat met u gedaan? Weet dan, dat het toch altijd wat uitwerkt, maar dan zal Hij en Zijn goddelijk Woord u zijn tot uw eeuwig oordeel, en dat voor eeuwig. Daar gij misschien gemeend hebt ook ziende te zijn, maar het nimmer uw schuld voor God geworden is dat ge uw zielsogen in Adam hebt dicht gezondigd, en daarmede blind geworden bent voor God, en voor uw eeuwig oordeel. Laat die laatste woorden van Christus uit dit hoofdstuk van Johannes 9 toch nog eens, kon het zijn met een biddend hart op u inwerken : “Indien gij blind waart, zo zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; zo blijft dan uw zonde”. Heeft u er dan nog nimmer iets van gezien of gevoeld hoe zwaar ge met al uw bedreven schuld en zonden, gezondigd hebt tegen een alwetend heilig God, die alles weet ziet en hoort vanuit de hoge hemelen. Bedreven jegens uw Schepper en Rechter die uw gedachten en boze werken al kende voordat u geboren was, geliefde lezer. Buig dan vandaag nog uw knieën voor Hem, en smeek of Hij u aan uw geesteloze blindheid wil ontdekken, al voor het voor eeuwig te laat zal zijn.

Geliefde lezer, eigenlijk hebben we in ons leven maar twee gebedjes nodig :

  • Heere, wil me nog genadiglijk laten zien wie ik ben, en wat ik gedaan heb.
  • Heere, wil me nog genadiglijk openbaren Wie U in Christus nog wil wezen voor een goddeloze verloren zondaar. Voor een zondige hoer en een tollenaar…

Geliefde lezer, wij bidden het u van Christus’ wege, laat u dan met God verzoenen, want waarom zoudt ge sterven en voor eeuwig verloren gaan? Het bloed van Jezus reinigt van alle zonden. En dit gestorte Bloed zal u straks wezen, tot een eeuwig voordeel of tot een eeuwig oordeel. Amen

DJK