Ralph Erskine

Posted by admin | | donderdag 11 februari 2010 9:09 am

 

Ralph Erskine over geloof en geloven

“De ziel nu, zoals ik gezegd heb, ontwaakt, gewond, vernederd en tot wanhoop van verlossing in zichzelf gebracht zijnde, en bevindende dat alle haar vorige toevluchten der leugenen haar begeven, ontfermt Zich de Heere over haar in hare nederigheid en openbaart Zijn Zoon in haar;…. de Geest des Heeren openbaart het Fundament en geeft de heerlijkheid daarvan in Gods licht te zien, werkt op hetzelfde ogenblik dat geloof, waardoor de ziel, een welbehagen hebbende in deze heerlijke vinding van oneindige wijsheid aangaande Christus, gelovig toe te stemmen en daarmee in te stemmen en te verzegelen dat God waarachtig is. Ze grijpt met een persoonlijke toepassing Christus aan tot haar voordeel. Dit is de dag der bruiloft en der kracht, Psalm110:3, 2Kor.6:9. Het is door het geloof dat wij God in Christus Jezus zien, de wereld met Zichzelf verzoenende. Wie deze genade, heerlijkheid en schoonheid van Hem ziet, kan niet uitdrukken wat zij aanschouwt; woorden kunnen deze heerlijkheid of zoetheid niet uitdrukken. Van deze dag af zijn zij kinderen der genade, die al de genadige eigenschappen van de Gezegende hebben; daarom begint de zegen werkelijk vanaf deze dag af. Van deze dag af aan zijn zij arm van geest, geestelijk treurenden, hongerigen en dorstenden enz, en worden zalig gesproken…van die dag af is de vloek weg genomen.”  (Uit preek over Haggai 2:20)

 

Ralph Erskine over een tijdgeloof

Er is een tijdgeloof, dat gewerkt wordt door de gemene werkingen van de Geest Gods. Het wordt niet alleen ingenomen met de waarheid van het Evangelie, maar het smaakt ook iets van de goedheid en zoetheid daarvan. Daarom wordt er van de hoorders van de steenachtige grond gezegd dat zij het Woord terstond met vreugde ontvangen, Matt. 13:20. Nochtans heeft dit geloof geen wortel of blijvend beginsel; het is niet het geloof in de belofte, hetwelk in de kinderen der belofte plaatsheeft. Hier ligt een subtiel bedrog in het voorwerp of in de stof van het geloof. Sommige mensen kunnen, als het ware, een greep naar Christus doen, ontvangende enige sappen en vruchten van Hem, tot hun verkwikking, die nochtans nooit in Hem komen. Zij zijn gelijk de klimop die tegen de boom opklimt, zich daar omheen slingert, daarvan zijn sap ontvangt, maar dat echter op zijn eigen wortel groeit en nooit waarlijk met de boom verenigd wordt. Zo gaat het ook met vele belijders. Zij kunnen Christus in de belofte aannemen door het tijdgeloof, zij zijn rondom Hem als besloten en zij trekken ook enig sap en enige kracht uit Hem. Maar zij zijn nooit waarlijk in Christus geworteld en zij blijven geworteld in de oude Adam en in het Oude Verbond [de Wet]. Zij zijn nooit afgesneden van de oude wortel en in Christus ingeënt, maar zij trekken alleen kracht uit Hem, om hun eigen verbondsvrucht [wettische eigengerechtigheid] verder aan te kweken. 

 

Levensloop van Ralph Erskine – prediker te Dunfermline

Ralph Erskine : De kinderen der beloftenis    &   kostelijk fragment!

De gelukkige ure van Christus – H.A. preek van Ralph Erskine

De overeenstemming van Gods eigenschappen – Ps. 85 vers 11

Het sterven aan de wet en het leven naar het Evangelie

De pleitgrond van het geloof de grote bazuin van het Evangelie

.

 

.

Ralph Erskine :  Sterven aan de wet en het leven naar het Evangelie

Robert Traill :  De rechtvaardiging door het geloof alleen

Edward Fisher :  Het merg van het Evangelie 

Van der Groe : Voorwoord bij vertaalde werken van de Erskines in NL

Marrowmen : Twaalf antwoorden op vragen over Wet & Evangelie

A. v/d Zwan : Marrowmen over Wet & Evangelie, aanbod van genade

Ds. J. Brons : Lezing over de strijd van de Marrowmen in Schotland

A. v/d Zwan : De leer van Robert Traill, geestelijk vader Marrowmen

 

 

 

 

Predicaties van Ralph Erskine

 

Gal. 1 vs 16: Het heeft Gode behaagt Zijn Zoon in mij te openbaren (1e preek)  mp3

 

Gal. 1 vs 16: Het heeft Gode behaagt Zijn Zoon in mij te openbaren (2e preek)

 

Hábakuk 3 vers 2 –  O HEERE, in den toorn gedenk des ontfermens (1e preek)

 

Hábakuk 3 vers 2 –  O HEERE, in den toorn gedenk des ontfermens (2e preek)

 

Haggaï 2 vers 20 –  Van deze dag af zal Ik u zegenen

 

Hand. 7 vs 34 –  Ik heb merkelijk gezien de mishandeling Mijns volks, dat in Egypte is

 

Hand. 13 vers 26 – Tot u is het woord dezer zaligheid gezonden    &   mp3

 

Hooglied 2 vers 8 – Dat is de stem mijns Liefsten, ziet Hem, Hij komt!

 

Jesaja 26 vs 8 –  Wij hebben ook in den weg Uwer gerichten, U, o HEERE! verwacht

 

Jesaja 30 vs 7 –  Stilzitten zal hun sterkte zijn

 

Johannes 16 vs 15 – Al wat de Vader heeft, is Mijne

 

Johannes 16 vs 32 – En nochtans ben Ik niet alleen, want de Vader is met Mij

 

Jona 2:4 – Nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weer aanschouwen (1e preek)

 

Jona 2:4 – Nochtans zal ik den tempel Uwer heiligheid weer aanschouwen (2e preek)

 

Kolossenzen 3 vers 3 –  Uw leven is met Christus verborgen in God   &   mp3

 

Matth. 3:17 Deze is Mijn Zoon, Mijn Geliefde, in Denwelken Ik Mijn welbehagen  mp3

 

Openb. 2 vers 10 –  Zijt getrouw tot den dood, en Ik zal u geven de kroon des levens

 

Prediker 1 vers 2 –  IJdelheid der ijdelheden, zegt de prediker; het is al ijdelheid

 

Prediker 9 vs 14-15. Er was een kleine stad, ….en een groot koning kwam tegen haar

 

Romeinen 4 vers 18 –  Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft  (1e preek)

 

Romeinen 4 vers 18 –  Welke tegen hoop op hoop geloofd heeft  (2e preek)

 

Romeinen 12 vers 2 –  Wordt dezer wereld niet gelijkvormig    &   mp3

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (1e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (2e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (3e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (4e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (5e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (6e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (7e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (8e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (9e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (10e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (11e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (12e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (13e preek)

 

Romeinen 12 vers 12 – Volhardt in het gebed (14e preek)

 

Spr. 3 vers 17  – Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid… (1e preek)

 

Spr. 3 vers 17  – Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid… (2e preek)

 

Spr. 3 vers 17  – Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid… (3e preek)

 

Spr. 3 vers 17  – Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid… (4e preek)

 

Spr. 3 vers 17  – Haar wegen zijn wegen der liefelijkheid… (5e preek)

 

Zach. 14 vs 7 – En het zal geschieden, ten tijde des avonds, dat het licht zal wezen

 

 

 

Uit het leven van Ralph Erskine

Ralph was de zoon van Henry Erskine te Cornhill-Northumberland. Deze voortreffelijke dienstknecht van Jezus Christus werd met andere getrouwe broeders in Engeland in 1662 uitgeworpen Hij predikte enkele jaren in een vergaderzaal in Whitsome, waar hij het middel was tot bekering van Thomas Boston, die toen een jongen van elf jaar was. Ralph Erskine was een volle broer van Ebenezer Erskine en geboren te Monilaws, Northumberland (in het noorden van Engeland), de 18e maart 1685. Hij gaf reeds vroeg blijken van een bedachtzame en godvruchtige gesteldheid. Zelf de genade Gods ondervonden hebbende achtte hij het zijn plicht, met toestemming van zijn ouders, zich aan het werk van de bediening te geven, opdat hij een middel mocht zijn, om anderen tot de gehoorzaamheid van het geloof te brengen. Hij studeerde daartoe aan de Universiteit van Edinburgh. In die tijd bewoonde hij een kamer in Parliament Square, dat toen bijna geheel afbrandde, waarbij hij door de goddelijke voorzienigheid wonderlijk bewaard werd, daar hij nauwelijks de dood ontkwam, als hij met enige boeken door de vlammen heen moest. Hij was een aanmerkelijke tijd onderwijzer en huisprediker in het gezin van Kolonel Erskine, dichtbij Culross, waar hij de evangelische bediening en de stichtelijke omgang genoot van de Eerwaarde heer Cuthbert, predikant van die plaats.

 

Terwijl hij hier was bezocht hij bij gelegenheid zijn broeder te Portmoak, en bleef dan enige tijd bij hem. Bij een van deze gelegenheden had hij de volgende liefelijke bevinding, die hij in een brief aan de Eerwaarde heer Shaw te Leith meedeelde. Het is nu, naar mijn schatting, meer dan vijf en twintig jaren geleden, dat ik, toen ik zo nu en dan in Portmoak vertoefde en diep bekommerd was over mijn eeuwige zaligheid, u bij een avondmaalsbediening te Ballingray hoorde prediken over Joh. 18:37: “Zijt Gij dan een Koning?” Door welk middel enige stralen van Koning Jezus in mijn hart schenen, zodat alle wereldse heerlijkheid verdonkerde, en mijn ziel in onverzadiglijke uitgangen naar Hem werd uitgehaald. En hoewel ik er niet van tussen kan te hopen, dat Hij sedert, van tijd van tijd, verdere en helderder gezichten heeft geschonken van Hemzelf, en van de heerlijke verborgenheid van zijn zaligmaken van zonde en toorn uit vrije genade, lopende door het kanaal van het bloed van de Middelaar, en van de genade heersende door Zijn rechtvaardigheid tot het eeuwige leven (Rom. 5:21): nochtans, omdat dit een van de allereerste gezichten was, die Hij opmerkelijk beliefde te schenken, kan ik dat nooit geheel vergeten. Ik denk, dat de bergen achter het huis van mijn broeder getuigen zullen van enkele van de zaligmakende vruchten en uitwerkingen van die preek, die u die maandag gedaan heb. Doch o! Vele heuvelen en bergen van een andere soort heb ik sedert in mijn weg gezien, en dat genade er nochtans overheen is komen springen. Onlangs heeft de Heere mij in diepe wateren van verdrukking gevoerd, en ik meen, dat Hij mij ook enige van Zijn wonderwerken in de diepte heeft doen zien.” Omtrent die tijd zou hij een avondmaalsbediening te Libberton, bij Edinburgh, bijwonen. Haast hebbende om over de Firth te komen verzuimde hij zijn morgengodsdienst. Op zijn weg tussen Leith en Edinburgh ontmoette hij een arme man, wie hij, zonder daarom gevraagd te worden, een aalmoes gaf. De arme man scheen zeer aangedaan over Erskine’s milddadigheid, en bedankte hem hartelijk voor zijn vriendelijkheid, te kennen gevend, dat hij hem des te meer verplicht was, omdat hij er niet om gevraagd had. Onmiddellijk kwamen Erskine deze woorden voor (Jes. 56:1): “Ik ben gevonden van degenen, die mij niet zochten.” Terwijl hij over die woorden liep te peinzen, dacht hij: “Wat een goedertierenheid zou dat zijn, als de Heere mij in Zijn instellingen te Libberton zou bezoeken, niettegenstaande mijn plichtverzuim van deze morgen. Deze overdenking wekte zijn ziel op, in het gebed om de tegenwoordigheid Gods te worstelen, welke hem bij die gelegenheid op een aanmerkelijke wijze te beurt viel. Hoe goed is God in de gebeurtenissen en voorvallen van het leven als instrumenten te gebruiken om zijn volk te bestraffen en te onderwijzen.

 

Binnen de Classis Dunfermline verblijf houdende werd hem door haar, de 8e Juni 1709, vergunning gegeven het Evangelie te prediken. Hij stond daar echter niet lang als proponent, want hij werd door de gemeente van Dunfermline spoedig met algemene stemmen beroepen als predikant naast Mr. Buchanan. Door zijn vriend Mr. Cuthbert werd hij daar in Augustus 1711 bevestigd. Men verhaalt van hem het volgende waaruit zijn ernstige godsvrucht blijkt. Gedurende zijn bediening te Dumfermline werd daar iemand terechtgesteld wegens roverij. Erskine bezocht hem dikwijls in de gevangenis, waar hij ernstig met hem sprak en bad. Met de overheden vergezelde hij hem op het schavot, vanwaar hij de menigte en de misdadiger toesprak: “Had weerhoudende zaligmakende genade mij niet bewaard, dan zou dit verdorven hart mij in deze de staat hebben gebracht van deze ongelukkige man.”

 

Hoewel hij grote natuurlijke gaven had, trachtte hij al zijn geleerdheid dienstbaar te maken aan zijn theologische studie. Hij was ervan doordrongen, dat zijn evangeliebediening een zweer werk was, en daarom oefende hij zich door onvermoeid studeren. Deze begeerte naar vermeerdering van kennis bleef hem tot het laatst toe bij, en hij was ogenschijnlijk nooit meer verblijd dan wanneer hij zonder onderbreking in zijn studeervertrek mocht doorbrengen. Hij was waarlijk evangelisch en verzette zich krachtig tegen de wettische leer, die in zijn dagen als een vloed trachtte in te komen. Mr. Brown van Haddington in zijn laatste dagen met een broeder sprekende kwam Dunfermline ter sprake. Hij zeide met hoeveel genoegen hij zich de tijd herinnerde, wanneer hij over de heuvels van Cleis ging om die grote man Gods, Ralph Erskine, te horen, wiens preken door de Geest Gods aan zijn hart werden toegepast. “Het was mij bij tijden”, zeide hij, “of ik de God van Bethel daar ontmoette, en Hem zag van aangezicht tot aangezicht.” Erskine zelf zegt: “Ik heb mijn bediening van de Heere gekregen, en hoe onwaardig ik die geweest ben, toch durf ik niet ontkennen, dat Hij mij daarin vele malen heeft erkend, en er van tijd tot tijd vele zegels aan gehecht heeft.”

 

In het laatst van September 1752 werd hij door een zenuwkoorts aangegrepen, welke slechts kort duurde. Toen zijn einde naderde hief hij zijn handen op en riep uit: “Overwinning! Overwinning voor eeuwig!” En ook zeide hij: “Ik sterf als een grote schuldenaar aan vrije genade.” Na een ziekte van acht dagen ontsliep hij in de Heere in het 68e jaar van zijn leven en 42e van zijn bediening.  Hij heeft een zeer gelukkig huwelijk gehad. In een brief aan een vriend schrijft hij: “Ik heb een goede vrouw, die van de Heere is. Één vrouw is in de hemel, en de tweede heb ik nu op aarde, en ik mag geloven, dat ik ze beiden van hem heb gekregen. Ik heb ze begeerd, en Hij heeft ze gegeven. Eer zij vrije genade door Jezus Christus, zonder welke ik niet kon vragen, noch verkrijgen.” Uit zijn eerste huwelijk had hij tien kinderen, en zijn tweede vrouw, die hem enkele jaren overleefde baarde hem vier kinderen. Drie van zijn zonen zijn predikant geworden. Zij zijn echter allen in de bloei van hun leven gestorven, toen zij hoge verwachtingen hadden verwekt, dat zij nuttig zouden zijn in de kerk.

 

Heeft het de Heere behaagd de prediking van de Erskines bij hun leven te zegenen, en heeft Hij ook tot hiertoe door Zijn Geest getuigenis gegeven aan hun nagelaten geschriften; dat ook dit getuigenis van God nog verder het deel moge zijn van velen, die deze preken zullen lezen of horen, is de hartelijke wens en bede van de vertaler.

 

 

Uw dienstwillige dienaar,

C. B. van Woerden