Andrew Gray

Posted by admin | | zaterdag 16 januari 2010 3:47 pm

 

Christus boven alles dierbaar

 

Christus boven alles nodig

 

De biddende en waakzame christen

 

De geestelijke strijd en overwinning van een oprecht Christen

 

De gelovige worsteling om Christus

 

De grootste en dierbare beloften voor de ware christen

 

De vergenoeging en geloofszekerheid van de christen

 

De verhoogde Christus door het geloof aanschouwd

 

Een christen gesterkt in zijn God

 

Een christen in zijn wandel naar de Schrift

 

Een christen rijp gemaakt voor de hemel

 

Een diep bedroefd christen

 

 

 

Andrew Gray  1634 – 1656

 

 

Andrew Gray schijnt geboren te zijn in het jaar 1634, hetgeen we afnemen kunnen uit de leeftijd, die hij had, toen hij het leraarsambt aanvaardde. Hij werd ter school gedaan en leerde zo goed, dat hij al spoedig naar de Academie gezonden kon worden. Hier maakte hij geholpen door zijn vlug begrip en zijn grote vatbaar­heid zulke vorderingen in alle vakken van onderwijs, zowel als in de Godgeleerdheid, dat hij vóór zijn twintigste jaar al bekwaam was, om het leraarsambt te bekleden. Vanaf zijn kindsheid had hij zich met de Schrift gemeenzaam gemaakt, en evenals een andere jonge Simson begon de Geest hem al vroeg te drijven; er was zulk een indrukmakende ernst in zijn spreken, dat op hem kon toegepast worden wat Gregorius Nazianzen eens zei van de grote Bazilius: “Hij openbaarde een geleerdheid, welke zijn jaren, en een gezetheid in stijl, welke zijn geleerdheid te boven ging.” Het aarden schip alzo met een hemelse schat gevuld zijnde, werd hij weldra gemachtigd, om het predikambt uit te oefenen, en ontving hij een beroep, om in de Hoogkerk in Glasgow te komen prediken. Hij was toen ternauwernood twintig jaar oud, en be­neden de leeftijd welke de kerkordeningen vastgesteld hadden, tenzij het iemand met buitengewone gaven betrof.

 

Niet zodra was deze jonge dienstknecht van Christus zijns Mees­ters wijngaard binnen getreden, of van alle kanten stroomde het volk samen, om onder zijn predicaties neer te zitten; het geleek wel, of men wedijverde, wie ’t meest van de verfrissende droppels van zijn leringen ontvangen zou. Als hij en zijn geleerde collega Mr. Durham eens tezamen liepen, en deze zag welk een menigte de kerk binnendrong in welke Mr. Gray prediken zou, en slechts weinigen de kerk ingingen, waar hij zou prediken, zei hij: “Broeder ik bemerk, dat gij vandaag een volle kerk hebben zult, waarop hij antwoordde: “Waarlijk broeder, ze zijn dwaas dat ze u verlaten, om naar mij te komen.” “Dat is zo niet waarde broeder, ” ant­woordde Mr. Durham, “want niemand zou zulk een achting en voorspoed in zijn predikambt kunnen hebben, tenzij het hem van boven gegeven ware. Het verheugt mij, dat Christus gepre­dikt wordt en dat Zijn Koninkrijk en Zijn zaak grond winnen, want ik ben tevreden iets of niets te zijn, opdat Christus zij alles in allen.”

En inderdaad Andrew Gray bezat zonderlinge en zeldzame predikgaven, zijnde iemand ervaren in de meest verborgen stukken van de christelijke religie. Welke onderwerpen hij ook behandelde, nooit kon men iets bemerken van jeugdige eigenwaan, van gemaaktheid, of van vertoon van schone woorden, hoewel hij zeer geleerd was, en iemand met buitengewone bekwaamheden. Hij overtrof velen, die vóór hem ’s Heeren wijngaard ingetreden waren. Met warmte en innemendheid wist hij zijn onderwerp voor te stellen; en zijn preektrant was wel aangelegd om de harten zijner toehoorders te treffen; ja hij bezat zulk een bekwaam­heid, en werd zo bijgestaan, om de dreigementen Gods op de consciënties zijner toehoorders aan te dringen, “dat;” zegt zijn tijdgenoot Mr. Durham: “hij dikwijls zijn toehoorders de haren van hun hoofd te bergen deed rijzen.”

 

Bij zijn andere uitmuntendheden in het prediken, welke vele waren, bezat hij ook nog deze, dat hij zijn onderwerp zo wist te behandelen, dat alle soorten mensen hem aanhoren konden. Hij wist een eenvoudige verhandeling zo in te kleden, dat hij een geleerd publiek kon voldoen, en het tegelijk voor de eenvoudigste zeer duidelijk was. Hij had zulk een klaarheid in grote verborgenheden, dat hij dezelve voor de minst ontwikkelde verstaanbaar wist te maken. Zó was hij van de Heere geleerd. Hij was iemand van een vurige geest en zijn grote toeleg was, om de mensen te overtuigen van hun gevaarlijke staat van nature, ze te bewegen tot het geloof en te doen grijpen naar het eeuwige leven.

 

Al deze buitengewone gaven scheen de Heere in ’t bijzonder hem te willen schenken, om hem een brandend en schijnend licht te doen zijn, hoewel slechts gedurende twee jaren; ’t was alsof de Geest des Heeren een schielijke vlam deed opflikkeren, te midden van Zijn kerk; welke Hij spoedig weder uitdoofde. Iemand, die enige tijd geleden een voorrede schreef voor enige zijner preken, merkte terecht het volgende op: “Ja, hoe opwekkend, overtuigend en bestraffend moet het voorbeeld van deze jeugdige predikant zijn voor zeer vele predikanten, welke vele jaren in de wijngaard geweest zijn, maar veel tekort schieten bij zijn werk en zijn toene­men in kennis en genade. Het behaagt God zo nu en dan een kind aan te gorden, om de traagheid en nalatigheid van duizenden ouderen in jaren te bestraffen, en om te tonen, dat Hij Zijn lof kan toebereiden uit de mond der jonge kinderen en der zuige­lingen.”

 

Zijn predicaties zijn nu in druk en welbekend in de wereld. Zijn werken prijzen hem in de poort, en hoewel men daarin niet vindt die afgetrokken schoolse theorieën, moet ieder erkennen, dat alle voortreffelijkheden der vaders en der latere geleerden zich in hem verenigen. Wat betreft zijn leerstellingen ze zijn gemakkelijk te vatten, zijn bestraffingen zijn overtuigend en zijn vermaningen zijn krachtig; en schoon zij niet gesteld zijn in zulk een accurate en taalkundige stijl als sommigen zouden verwachten, kan men dit gemakkelijk verklaren, als men nagaat hoeveel de Engelse taalstijl veranderd en verfraaid is sinds zijn tijd. Ook behoeft men niet te twijfelen of de preken zoals ze nu van hem in druk zijn, staan in waarde niet zo hoog als zo ze door hem van de kan­sel gepredikt werden, want ze werden in het geheel niet door hem nagezien en verbeterd, en zoals het schijnt was het ook nooit zijn bedoeling om ze door druk gemeen te maken. Maar dit alles wordt anderszins weer vergoed, want wat ontbreekt aan de onderlinge verhouding der delen of aan de gelijkheid in stijl, vindt men terug in het aangename van verscheidenheid, gelijk de liefelijke geuren van verscheiden bloemen of de aangename har­monie van verschillende klanken, want zodanig is de waarheid in haar eigen natuurlijk gewaad.

 

Dikwijls werd van Mr. Gray verteld, dat hij verlangde naar zijn twee en twintigste jaar, waarin hij verwachtte van zijn arbeid te zullen rusten en in een eeuwig jubeljaar zijn gezegende Heere en Meester te genieten. Zeker is, dat wij dikwijls in zijn preken vinden, hoe hij verlangde naar zijn meerderjarigheid, opdat hij gesteld mocht worden in het bezit van zijns hemelse Vader’s erfenis, voor hem bereid van voor de grondlegging der wereld.

Op zekere tijd in gezelschap van Mr. Robert Fleming (enige tijd leraar te Cambuslong) over zee naar Dundee gaande, ontkwam hij nauwelijks de dood, doch door een opmerkelijke redding, spaarde de Heere hem bij ’t leven, hetwelk hem steeds daarna oorzaak tot dankbaarheid aan God was.

 

Er is nog een zaak, waaromtrent de nieuwsgierige lezer licht zou wensen ingelicht te worden, en wel deze, hoe Mr. Gray dacht over de Resolutions, daar die ongeveer drie jaren vóórdat hij het leraarsambt bekleedde, uitgevaardigd werden. Op welke wijze hij ook in deze zijn gevoelen in het openbaar kenbaar maakte; als zeker wordt uit vertrouwbare bron vermeld, dat hij met zijn geleerde collega Mr. Durham, wanneer zij samen waren, over deze afval disputeerde. Als hij naderhand op zijn sterfbed lag, vroeg Mr. Durham, wat hij van deze dingen dacht. Hij antwoordde, dat hij nog van dezelfde mening was als vroeger, en dat het hem zeer speet, dat hij niet meer in het openbaar getuigd had tegen deze onheilbrengende Resolutions; hij sprak op zulk een gevoelvolle wijze over de zondigheid van dezelve en over de rampspoeden, welke zij zouden teweeg brengen, dat Mr. Durham later in tegenstelling met zijn vroegere gewoonte nooit weer, ze verdedigende, daarvan durfde te spreken.

 

De tijd was nu daar, dat de Heere de begeerte van Zijn dienstknecht ging vervullen. Een ziekte greep hem aan, en gedurende verscheiden dagen lag hij in een hevige koorts, terwijl zijn lichaam door onafgebroken smartelijke bezoekingen gesloopt werd; maar al die tijd bleef hij in een stille onderworpen gestalte van het gemoed.

Het is jammer dat zijn laatste woorden, welke door hem op zijn sterfbed gesproken werden, niet opgeschreven noch in herinne­ring gebleven zijn; wij kunnen echter gissen, welke de werk­zaamheden van zijn geest waren uit een korte zeer uitnemende brief, welke hij een weinig voor zijn dood schreef aan Lord Warriston en welke brief gedateerd is 7 februari 1656. Hij toont daarin, dat hij een klaar gezicht had in de onwettigheid van de door Cromwell toegestane geloofsvrijheid en de kwade gevolgen, welke daaruit voor het land zouden voortvloeien; maar ook was hij zeer bekommerd over zijn eigen gevaar en toestand, zoals blijkt uit het slot van zijn brief, waarin hij aan zijn hoogheid aldus schrijft:

 

“Nu, om u, die ik hoogacht en aan wie mijn ziel in de Heere verbonden is, niet langer lastig te zijn, verzoek ik u mijn toestand op te dragen aan de Meester van alle verzoekschriften en leggen mijn gebroken staat neer voor Hem, die reeds zo meni­ge hopeloze zaak bepleit heeft, zoals met zulke treffende woorden staat uitgedrukt in Klaagl. 3:56, Gij hebt mijne stem gehoord, verberg Uw oor niet voor mijn zuchten, voor mijn roepen. Dit is alles, wat gij te dezer tijd hoort van iemand, die in een zeer zwakke toestand is, met zware koortsen en die gedurende zeven nachten zeer weinig sliep, met nog vele andere treurige gevallen en om­standigheden.”

 

Zo werd hem dan in kort zijn wens geschonken en werd hij door de dood overgebracht tot Hem, Die de Oorsprong is van alle leven, zijn ziel haar vlucht nemend in de armen van zijn geze­gende Zaligmaker, welk hij in zijn tijd en in zijn geslacht getrouw gediend had, hoewel slechts twee en twintig jaren oud. Dit licht scheen te helder, dan dat het lang zou kunnen duren, en het brandde te hevig, dan dat het niet spoedig zou worden uitge­doofd, maar nu schijnt hij voor eeuwig in het Koninkrijk van zijn Vader met een schitterende en luisterrijke glans te boven gaande de glinstering van het fondament en van de sterren aan de hemel.

 

Hij was in zijn dagen een meest zeldzaam en Godvruchtig jonge­ling, en hoewel hij stierf jong in jaren, was hij oud in genade, hij heeft kort geleefd maar veel gedaan voor Christus’ Koninkrijk. Hij was iemand, die zowel in het maatschappelijk leven als in zijn huiselijke kring de deugden en goede eigenschappen betoonde van een getrouw en oprecht leraar, van een liefhebbend echt genoot, en van een toegenegen vriend; hij was steeds welgemoed en hulpvaardig in zijn omgang met anderen. Altijd bereid, om indien enigszins mogelijk eenieder te helpen, die zijn hulp of bijstand van node had.

Deze buitengewone talenten maakten, dat niet alleen zijn geeste­lijke broeders in het predikambt hem liefhadden, maar van het ene uiterste van het land tot het andere, werd hij door allen, die van hem hoorden of hem kenden hooggeschat en geacht te zijn een pleitbezorger voor de verbreiding en bevordering van Chris­tus’ Koninkrijk.

 

Zijn welbekende leerredenen zijn gedrukt in verscheiden kleine bundels. Die welke Zijn Werken genoemd worden zijn gebonden in octavo formaat. Behalve de elf preken, die enige tijd geleden uitgegeven zijn, is onlangs nog verschenen een bundel van vijftig preken, die Zijn uitgezochte Leerredenen getiteld is, waarbij ter wille van het verband slechts drie preken en zijn brief aan Lord Warriston gevoegd zijn, welke zijn genomen uit de bundel ge­titeld: Zijn Werken. Zodat nu de meeste zijner leerredenen, indien niet alle, welke hij ooit van de predikstoel uitsprak, in druk zijn.