Een wenende zondares met evangelisch berouw

Posted by admin | | maandag 16 mei 2011 1:45 pm

En ziet, een vrouw in de stad, welke een zondares was, verstaande, dat Hij in des Farizeers huis aanzat, bracht een albasten fles met zalf. En staande achter aan Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en zalfde ze met de zalf, Lukas 7:37-38.

 

“Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt”, waren de opgeblazen woorden van een godsdienstig man die dacht dat Christus Zijn intrek bij hem genomen had om zich aldaar een weinig met de vrome godsdienst te verpozen. Simon de farizeeër wenste de tale Kanaans met Hem te spreken, maar Simon was nooit geestelijk in Kanaan geboren. Nooit had deze man het kunnen bedenken dat Christus juist in zijn huisje de wijzen en verstandigen te schande wilde zetten, en een bestraffende les wilde leren, ten opzichte van deze verkoren zondares die er alles doorheen had gebracht, en niets meer had dan een hemelhoge schuld. Niets meer had, dan zondige handen, dan zondige voeten, en een verdorven zondig hart. Maar waar de banden der dienstbaarheid gebroken zijn door het geschonken zaligmakende geloof, daar ziet een zondaar niemand meer dan Jezus alleen. Niemand meer, dan Zijn Borg en Zaligmaker Die in zijn/haar plaats wilde staan. Niemand meer, dan Zijn doorboorde handen en voeten. Daar valt alle vrees voor wereld en godsdienst geheel weg, en krijgt de zondaar de hemelse zaligheid in zijn ziel ingestort, door de liefde Christi. Daar wordt de beestenstal van zijn bedorven en verzondigd bestaan een hemels paleisje. Zie Hem daar eens staan, Die in mijn plaats wilde gaan staan. Die Zich om mijn zonden liet geselen, en Zich liet kronen met een kroon van doornen. Zich liet beledigen, en liet slaan en bespugen, en niet wederschold, opdat ik vrijuit mocht gaan. En dat voor zo een als ik ben. In deze gestalte kwam deze zondares het huis van Simon de farizeeër binnen, lezer. Waarop zij wenende aan Zijn voeten viel, en Zijn voeten begon te kussen. Och lezer, welk een dierbaar plekje niets te wezen waar Hij alles voor een doorbrenger geworden is. “Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt….”, waren de woorden van Simon die nooit enige gemeenschap met deze zondares zou zoeken. Zie daar nu, waarom Christus geen enkele waarde voor Simon had, lezer. Simon was met Mozes getrouwd, en nog niet aan Mozes gestorven. Hoe anders was dit bij deze zondares. Zij was wel gestorven aan de heerschappij van haar eerste man, legde haar bestaan af voor God, toen God de gerechtigheid in haar verdorven en verzondigde bestaan kwam op te eisen. Waarop deze vrouw verloren ging voor God, niets meer hebbende tot betaling. Maar toen kwam daar een strijdbare Held die niet wilde dat zij verloren zou gaan in het eeuwige verderf, en richtte zeer liefelijk haar op uit het stof, waardoor zij in Hem werd ingelijfd Die haar eeuwig Lief werd en haar Leven werd. Deze Held sprak tot haar verloren ziel; “Och zwarte hoer, waarom weegt gij geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Geef mij dan uw zondaarskleed en neemt gij Mijn beste Kleed. Geef mij al uw zonden en neemt gij al Mijn gerechtigheden. Neemt, eet, dit is Mijn Lichaam, dat voor u verbroken is. O gij dorstige zondares! komt dan tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk! Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen.”  En zie daar die zondares eens in verwondering liggen in de liefdesarmen van Hem Die Zich niet schaamde en schroomde haar tot een geestelijk Broeder te zijn en haar als een Bloedbruidegom wilde huwen. Zwart van haarzelf, doch rein en zeer liefelijk in Hem.

 

Geliefde lezer, heeft den Heere Jezus zo ook weleens tot uw helwaardige ziel van vrede en zaligheid gesproken? Wanneer ge gestorven zijt aan uw zondaarsbestaan voor God, dan deden deze woorden kracht, maar wanneer ook u nog met Mozes getrouwd bent, dan zou u het Christus kwalijk hebben genomen met Simon de farizeeër, dat hij u aansprak als ‘zwarte zondige hoer’. Bedenk toch, dat alles wat u meer bent voor God dan dat, dat bent u teveel. Want waar de wet nog leeft aldaar kan het Evangelie geen kracht doen, lezer. Waar gij nog niet geheel aan uw doen en laten voor God bent gestorven vanuit een verbroken werkverbond, aldaar kan Zijn doen en laten geen kracht doen vanuit het verbond der genade. Simon de farizeeër dacht dat Christus hem enige helpende genade kwam schenken op die paar punten die hij in zijn leven nog een beetje tekort kwam. Maar vervloekt is een iegelijk, die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der wet, om dat te doen, Gal. 3:10. Vervloekt zij daarom ook u lezer, wanneer ook u denkt en redeneert gelijk deze godsdienstige farizeeër.  Vervloekt zijt ook u lezer, wanneer ge nog enige rust buiten Christus hebt in uw tranen en in uw gebeden voor God. Vervloekt zijt ge, wanneer ge denkt dat ge met enige gemoedsaandoeningen en wettische overtuigingen eenmaal voor God te kunnen verschijnen. Dat bedje zal te kort wezen, lezer. Het zal u geen enkele beschutting geven tegen de toorn Gods over uw bedreven zonden. Bedenk toch dat God buiten het toegepaste bloedoffer van de Heere Jezus, werkelijk een Verterend Vuur is bij Wie niemand wonen kan. Straks zullen allen die buiten Zijn gerechtigheid dachten zalig te kunnen worden, en nooit in Hem tot zaligheid en behoudenis hebben geloofd, toch eenmaal bij dit Verterende Vuur moeten wonen. Dan niet te kunnen, maar toch te moeten. Dat is de helse rampzaligheid. Kijk lezer, daar heeft deze zondares iets van doorleefd. Want waar God de gerechtigheid opeist in het hart van een zondaar, aldaar gevoelt de zondaar in zijn onheiligheid voor God dat hij/zij nimmer bij zulk een heilig en rechtvaardig God kan wonen. Daar eist God Zijn Beeld terug waarin Hij deze zondaar geschapen heeft. Dat is het Beeld van Christus’ heiligheid, gerechtigheid en ware wijsheid. In dat hemels gericht doorschijnt God met het licht van Zijn heilige wet het hart van die gedaagde zondaar. Daar zoekt God Zijn Beeld, en vindt Hij niets anders dan een poel van onheiligheid en ongerechtigheid. Tegen dit licht is geen schuilen aan, lezer. Daar wordt een zondaar door Gods heilige wet geheel binnenste-buiten gekeerd, en ten dode overtuigd van zijn bedreven zonden voor God.

 

Geliefde lezer, onthoud dit voor de rest van uw verdere leven, waar God de gerechtigheid in uw ziel opeist, daar komt een zondaar om in zijn ongerechtigheid voor God. Wanneer God dit doet, wanneer ge uw laatste adem heeft uitgeblazen, dan is het voor eeuwig te laat, en zult ge moeten gaan naar de plaats van wening en knersing der tanden. Maar wanneer God dit doet hier in de tijd, dan krijgt ge een moment in te leven wat de rampzaligheid is. Dat is de toorn Gods over uw bedreven zonden. Dan voelt ge de donder van Gods heilige wet tekeer gaan, en daarbij uw geweten wat u veroordeelt. Dan kan het zijn, dat Christus u voorgehouden wordt, en gij gevoelt buiten Hem te moeten sterven. Deze Geest zal de wereld overtuigen van zonden omdat ze in Mij niet geloofd hebben, wordt daar de doorleving van die zondaar. En dan Hem voor eeuwig Hem te moeten missen, en toch Hem niet te kunnen missen. Daar ligt die zondaar in het stof voor God te roepen, och Heere wees mij de zondaar toch in Hem genadig…? De Vader trekt in Zijn liefde, en Gods wet ontledigt hem ten dode van alles wat geen Christus is, en de zondaar ligt in een onhoudbare nood te wenen en te schreeuwen tot God. God kan buiten Zijn recht niet om, en daarom moet de zondaar zijn bestaan voor God afleggen, dat is verloren gaan door Gods veroordelende, verdoemende en dodende recht. Opdat Gods recht ongekrenkt en verheerlijkt wordt, lezer. Waar God Zijn eer heeft, daar heeft de zondaar de zaligheid. Want in de ere Gods ligt de zaligheid van de verkoren Kerk van Christus. Dit recht heeft de zondaar in Adam door toerekening gekrenkt en verbroken, en daarom moet hij zijn bestaan afleggen onder dit heilige recht, opdat de oorzaak van zijn geestelijke doodstaat teniet gedaan zou worden. Wat is dat dan, de oorzaak van zijn doodstaat? Dat zijn z’n vervloekte zonden. Want, de ziel die zondigt moest de dood sterven. Dit sprak God op grond van Zijn heilige wet, op grond van Zijn heilige wil. Een zondaar moet dus de geestelijke kruisdood met Christus sterven, wil hij ooit met Hem kunnen leven. Want in Zijn dood en graf is de zonden van Zijn Kerk weggedragen en begraven, lezer. Zo ver het oosten verwijderd is van het westen. Dit is in de verwerving zo, maar ook alzo wanneer deze verworven zaak wordt toegepast. Kijk lezer, waar de zondaar geen vereffening kan aanbrengen voor God, daar blijft God toch de doodstraf eisen omtrent zijn bedreven zonden. Want God kan Zijn recht niet buigen. Er moet een vergelding komen, door onszelf, of door een Ander. Hoe heeft Christus deze vergelding dan verworven? Hij is uit de hemel nedergedaald voor hoeren en tollenaren die van Hem niet wilde weten, noch naar Hem zochten, geworden uit een maagd, geworden onder de vloek der wet, opdat Hij diegenen die onder de vloek en dienstbaarheid der wet waren, verlossen zou (Gal. 4:3-5). Deze vergelding geschiedde door Zijn gehoorzaam leven en tenslotte door Zijn kruisdood, begrafenis, en hellevaart. Want God eiste de dood omtrent de bedreven zonden van Zijn verkorenen. Christus legde Zijn leven gewillig af in gehoorzaamheid, in gerechtigheid, en heiligheid. Hij had Gods heilige wet nooit overtreden, en toch legde Hij Zijn bestaan voor God en leven af onder de vloek der wet, en onder de toorn van Zijn hemelse Vader. Hij moest de oorzaak van de doodstaat van Zijn verkorenen wegdragen, lezer. En Hij heeft het gedaan, en Hij is opgestaan tot hun rechtvaardigmaking. Hij is hun heiligheid en hun rechtvaardigheid voor God, door geestelijke toepassing en toerekening (1 Kor.1:30). De ongerechtigheid is ons in Adam toegerekend en toegepast door geboorte, lezer. Daarom moet de gerechtigheid van de Tweede Adam ons ook toegerekend en toegepast worden, door een nieuwe geestelijke geboorte, uit de kruisdood door de kracht van Zijn heerlijke opstanding.

 

Kijk lezer, en daar heeft deze zondares nu iets van doorleeft. Hoeveel en hoe diep, dat weten we niet. God kwam haar te overtuigen van haar zonden, waardoor ze tot God ging schreeuwen. Ze kreeg een onbekend God lief, maar begon te zien dat zij met haar tranen en haar overtuigingen, en haar beloofde beterschap nimmer voor God kon verschijnen. Nee, het begon voor haar een verloren zaak voor God te worden. Het was verloren……tenzij een Ander in haar plaats wilde gaan staan. Zij was met Jona ontwaakt, en kwam op het dek van het schip, en zag daar de golven van Gods toorn die om wraak en vergelding riepen, omwille van haar vele zonden. Toen kwam daar het moment, dat zij verwaardigd werd om overboord geworpen te worden. Werp mij maar overboord, zei ze stilletjes tot haar Rechter, toen ze lag te wenen op haar knietjes. Want, uw doen is enkel rein, en Uw vonnis gans rechtvaardig. Daar ging ze overboord, en begon te verdrinken in haar bedreven ongerechtigheden voor God. Een laatst schreeuw om redding, en zie haar eens verdronken zijn in de golven van Gods toorn. Maar toen zag ze daar in die dood een Held die haar voor was gegaan. Deze Held slokte haar op, waardoor zij een plant met Hem werd in Zijn dood. Waarop zij ook een Lichaam met Hem werd, en Hij haar Hoofd werd. In haar dood, vond zij in Hem het leven. Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden, Rom. 7:4.

 

Kijk lezer, en daar op dat moment nam de Geest het uit Hem en verkondigde het haar verloren ziel tot eeuwige vrede en zaligheid. Daar in die buik van de Vis Die haar op wilde slokken, lag deze zondares met Jona in verwondering het Heilig Avondmaal te vieren. En wanneer dan een zondaar van Zijn vlees en bloed mag eten en drinken, daar wordt hij/zij verzadigd en zelfs dronken vanwege Zijn ingestorte Liefde. Daar mocht die zondares eten en drinken om nimmermeer te hongeren en dorsten, verzadigd worden met Zijn Beeld tot vernieuwing, en zelfs overhouden. Daar kan de ziel het niet op, en mogen anderen mee eten, want daar vloeit de mond over van Gods lof en eer, geliefde lezer. Wanneer ik dit zo schrijf moet ik denken aan die verachte Samaritaanse vrouw, die een zondig en verborgen leven had. Christus openbaarde Zich aan haar ziel, waarop zij haar kruikje liet staan en terstond van Hem ging getuigen. Komt, ziet een Mens, Die mij gezegd heeft alles, wat ik gedaan heb; is Deze niet de Christus? Zij dan gingen uit de stad, en kwamen tot Hem. En ondertussen baden Hem de discipelen, zeggende: Rabbi, eet. Maar Hij zeide tot hen: Ik heb een spijs om te eten, die gij niet weet. Zo zeiden dan de discipelen tegen elkander: Heeft Hem iemand te eten gebracht? Jezus zeide tot hen: Mijn spijs is, dat Ik doe den wil Desgenen, Die Mij gezonden heeft, en Zijn werk volbrenge, Joh. 4:29-34. “Brandofferen en offer voor de zonde hebben U niet behaagd. Toen sprak Ik: Zie, Ik kom (in het begin des boeks is van Mij geschreven), om Uw wil te doen, o God! Als Hij te voren gezegd had: Slachtoffer, en offerande, en brandoffers, en offer voor de zonde hebt Gij niet gewild, noch hebben U behaagd (dewelke naar de wet geofferd worden); Toen sprak Hij: Zie, Ik kom, om Uw wil te doen, o God! Hij neemt het eerste weg, om het tweede te stellen. In welken wil wij geheiligd zijn, door de offerande des lichaams van Jezus Christus, eenmaal geschied, Hebr. 10:6-10.” Zie daar de spijze van deze reddende Ichtios(=vis), lezer. Zijn spijze is te doen de wil van Zijn hemelse Vader. Christus verslind de ongerechtigheid van Zijn verkorenen door Zijn kruisdood, opdat zij met Zijn gerechtigheid overkleed kunnen worden, door het geestelijk eten en drinken Zijn gestorte bloed en offervlees, lees Joh. 6:53-56. Want Zijn vlees is waarlijk Spijs, en Zijn bloed is waarlijk Drank. En wil Christus de spijze van Zijn hemelse Vader kunnen eten, moet de verkoren zondaar omkomen en verloren gaan in de vervloekte kruisdood voor God, lezer. Anders kan Christus hem nooit tot redding en behoudenis wezen, gelijk de reddende Vis bij Jona. Zie daar weer het teken van Jona den profeet! Maar meer dan Jona is hier, namelijk Jezus Christus, Zone Gods, Zaligmaker. Deze boodschap hebben de wijze Schriftgeleerden en farizeeën nooit begrepen, lezer. Waarom niet? Omdat ze nooit hun bestaan voor God wensten af te leggen. Liever met de werken der wet voor eeuwig verloren, dan door de werken van deze verachte Jezus de Nazarener voor eeuwig behouden. Maar toch kon ook Simon de farizeeër nooit meer zeggen dat hem het teken van Jona den profeet niet gepredikt was geworden. Integendeel, hij heeft het wonder van dichtbij kunnen aanschouwen, maar hij verstond niet wat hij zag. Dat is toch wat, lezer. Het zien van deze dingen heeft zijn oordeel en zijn verdoemenis alleen maar verzwaart, omdat Hij Christus heimelijk toch voor een Leugenaar bleef houden. Simon wenste geprezen, maar niet vernederd te worden. Hoevele malen heeft Christus het niet gezegd, dat wie zijn leven zoekt te behouden, die zal het verliezen, maar wie zijn leven en zijn bestaan voor God verliezen zal, die zal het in Hem behouden. Dat is een heilgeheim wat alleen God u kan leren, lezer. “Deze, indien Hij een profeet ware, zou wel weten, wat en hoedanige vrouw deze is, die Hem aanraakt….” Moest Simon Hem deze woorden dan zo nodig uit zelfverheffing aanzeggen? Wist Christus dan niet dat daar een geliefde des Vaders binnen kwam. Dat daar een gerechtvaardigde zondares door het zaligmakende geloof met Hem verenigd was geworden en aan Zijn voeten zeer liefelijk zat te wenen. Onder deze tranen heeft God Zijn flessen gehouden, lezer. Dit waren namelijk evangelische liefdestranen, die voortkwamen vanuit een evangelisch berouw. Het wettisch berouw beweent de bedreven zonden voor God, maar het evangelisch berouw beweent de vergeven zonden aan de voeten Christus. Deze zondares had daar wel altijd willen blijven liggen, lezer. Er is op aarde namelijk geen zoeter en liefelijker plekje, dan dit plekje voor God in Christus. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage, Joh. 6:44. Daartoe ging Christus nu naar binnen bij een Simon die nog getrouwd was met zijn eerste man. Opdat rijken ledig weggezonden zouden worden, en deze arme zondares met Zijn goederen vervuld zou worden. De liefde zoekt immers altijd het Voorwerp van de liefde. Deze liefde is sterker dan de dood, lezer. Het geloof dat werkende is door deze liefde, vermag werkelijk alle dingen. En daarom nam deze zondares de vrijmoedigheid om in dit huis van vrome godsdienstigheden de toevlucht tot haar Zaligmaker te nemen. Deze vrouw kon niet meer wachten tot Hij naar buiten kwam. Nee, dan had ze bij de deurdrempel van de liefde die in haar was tot Hem, wellicht gestorven. En zie dan eens wat deze vrouw vanuit deze ingestorte evangelische liefde gaat doen. En staande achter aan Zijn voeten, wenende, begon zij Zijn voeten nat te maken met tranen, en zij droogde ze af met het haar van haar hoofd, en kuste Zijn voeten, en zalfde ze met de zalf, vers 38.      

 

Deze vrouw mag hier door het zaligmakende geloof vanuit de ingestorte liefde Christi, Gode tot alle eer vruchten gaan dragen. We lazen u het alrede voor uit Rom. 7 vers 4 : ……opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. Hierover merkt de apostel Jacobus op, dat het geloof gerechtvaardigd wordt uit de werken. Maarten Luther heeft dit in beginsel nooit zo begrepen, omdat hij juist gezien en ondervonden had dat de mens vanuit de werken der wet in der eeuwigheid niet zalig kon worden. Maar hier bedoelt de apostel geen werken van dienstbaarheid, maar de werken der liefde Christi. Deze werken vloeien voort uit Christus, gaan uit tot Christus en tot Zijn lieve volk, en komen weder tot Christus. Hier heeft de gerechtvaardigde zondaar in Hem Gods heilige wet volbracht, en vervloekt de wet hem niet meer, maar prijst hem en pleit hem zelfs in Zijn volbrachte werk vrij voor God. Terwijl ik dit zo schrijf moet ik denken aan de stokbewaarder die met zijn hele gezin tot bekering gekomen was. Door het zaligmakende geloof, dat werkende is door de liefde Gods in Christus(Gal. 5:6), kreeg een liefde ingestort tot Goddrie-enig en tot Zijn lieve volk. Waarop hij de gegeselde ruggen van Paulus en Silas begint te wassen. Dit was geen moeten, of vanuit het verplicht voelen, maar evangelische liefde, lezer. Want in de liefde is geen moeten meer, maar vrijwilligheid. Hier is de zondaar hersteld voor God door het Beeld van Christus, en kan God weer gemeenschap hebben met Zijn verkorenen. Misschien begrijpt u nu ook iets beter waarom God de mens niet in dienstbaarheid kon scheppen. De mens was in de liefde Gods verenigd met Zijn Schepper. Wanneer God de mens in dienstbaarheid geschapen, dan had God de mens moeten dwingen om Hem lief te hebben. Nee, alzo heeft Gods het in Zijn schepping, en ook in de herschepping van een gevallen zondaar, niet gewild. De zondaar wordt herschapen in Christus, door het zaligmakende geloof. Door dit genademiddel kon God weer gemeenschap hebben met Zijn schepsel door de liefde, gelijk God gemeenschap met Zijn schepsel had voor de zondeval. Daarom is in de liefde nooit enige vorm van dwang of verplichting. Deze zondares bracht een albasten fles met zalf om haar Zaligmaker te zalven. Kijk lezer, dat doet de liefde. Simon de dienstbare farizeeër zal wellicht gedacht hebben: “best een duur flesje, met de helft had zij Hem ook wel kunnen zalven.” Maar deze bevrijde zondares zal gedacht hebben: “Och, had ik maar honderd flessen, ik zou ze allen over Mijn Zaligmaker hebben uitgegoten.”   Zie daar het verschil tussen hel en hemel, lezer. Het verschil van dienstbaarheid en vrijheid. De liefde telt niet, redeneert niet, en denkt geen kwaad, dan alleen maar goed van Hem die haar Zaligmaker wilde wezen. Lees 1 Kor. 13 vs 4-7 : “De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid.” Deze dingen waren in het hart toen deze zondares het hoofd van haar Zaligmaker begon te zalven, lezer. Maar Simon dacht alleen maar kwaad, zocht alleen maar zichzelf, en was alleen maar verbitterd dat hij niet zoveel aandacht van de Heere Jezus kreeg. Dit bleek uit zijn opgeblazen woorden, die voortkwamen uit een opgezwollen hart van ongerechtigheid en vervloekte dienstbaarheden. Maar deze vrouw mocht zich in haar Waarheid en Zaligmaker verblijden. Kijk lezer, en dan kan Christus niet anders doen dan haar zegenen, haar vertroosten, en haar geloof in Hem bevestigen, en het kwaad van de farizeeër middels een gelijkenis bestraffen. Het vat geeft immers altijd uit wat er inzit. Dit is gebleken bij deze zondares, maar ook bij Simon de farizeeër. Dan verbreekt Christus het stilzwijgen, en neemt het op voor deze duur gekochte verachte zondares. Dat is toch wat, lezer. Wanneer u persoonlijk mag weten dat de Schepper en Rechter van hemel en aarde het voor u op gaat nemen. Over deze zielen zegt Christus in Mattheus 5 : zalig zijn die hongeren en dorsten naar de gerechtigheid, want zij zullen verzadigd worden. Hier gaat Christus een gelijkenis uitspreken, tot rechtvaardiging van deze zondares, en tot een eeuwig oordeel en bestraffing van deze Simon de farizeeër. “En Jezus antwoordende, zeide tot hem: Simon! Ik heb u wat te zeggen. En hij sprak: Meester! zeg het. Jezus zeide: Een zeker schuldheer had twee schuldenaars; de een was schuldig vijfhonderd penningen, en de andere vijftig; En als zij niet hadden om te betalen, schold hij het hun beiden kwijt. Zeg dan, wie van deze zal hem meer liefhebben? En Simon, antwoordende, zeide: Ik acht, dat hij het is, dien hij het meeste kwijtgescholden heeft. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geoordeeld. En Hij, Zich omkerende naar de vrouw, zeide tot Simon: Ziet gij deze vrouw? Ik ben in uw huis gekomen; water hebt gij niet tot Mijn voeten gegeven; maar deze heeft Mijn voeten met tranen nat gemaakt, en met het haar van haar hoofd afgedroogd. Gij hebt Mij geen kus gegeven; maar deze, van dat zij ingekomen is, heeft niet afgelaten Mijn voeten te kussen. Met olie hebt gij Mijn hoofd niet gezalfd; maar deze heeft Mijn voeten met zalf gezalfd. Daarom zeg Ik u: Haar zonden zijn haar vergeven, die vele waren; want zij heeft veel liefgehad; maar dien weinig vergeven wordt, die heeft weinig lief. En Hij zeide tot haar: Uw zonden zijn u vergeven, Luk. 7:40-48.”

 

Lees het onderstreepte, geliefde lezer. Daarom zeg ik u….. zie hier  de reden van hetgeen de apostel Jacobus bedoelde, toen hij schreef dat het geloof zonder de (liefde)werken een dood geloof is. Toon mij uw geloof uit uw werken, schreef Jacobus. Nu dan, dat mocht deze vrouw hier tonen. Niet uit eigen roem of zelfverheffing, maar uit de geboren liefde in haar hart tot Jezus Christus. Kijk lezer, en hier valt nu altijd een scheiding. Deze liefde sluit in, of het stoot af. Bij Judas en bij Simon de farizeeër stootte het af, maar bij de andere elf discipelen van Christus sloot het in. Ik denk dat daar elf grote mannen mee hebben staan te wenen, toen zij deze liefdewerken van deze zondares zagen. Waarom? Omdat ze daar een geestelijk zusje van hen zagen staan, waarmee zij in Hem een Lichaam geworden waren. Hij hun Hoofd, en zij de leden van Zijn Lichaam. Wie hier niets van verstaat, weet niets van de gemeenschap met Christus en van de gemeenschap met Zijn lieve volk. Geliefde lezer, wat deden deze tranen van deze vrouw in uw hart toen ik u haar gestalte met alle gebrek probeerde voor te schilderen? Bent u ook familie van deze zondige hoer, en zou u haar ook in uw armen sluiten, of zou u een straatje om gaan? Het is tenslotte van tweeën een, lezer. Diegenen die zelf ook eens als een zondige hoer en tollenaar wenende aan Zijn voeten gelegen hebben, kruipen in hun hart naast deze vrouw aan Zijn voeten. Maar zij die nog getrouwd zijn met hun eerste man, kunnen de werken van deze Tweede Man geheel niet verdragen, lees Joh. 3:19-21. Christus is u tot een Steen des aanstoots, of u tot een Hoeksteen tot eeuwige zaligheid, lezer. Wie is Hij voor u?

 

 

DJK