In veel wijsheid is veel verdriet

Posted by admin | | woensdag 19 augustus 2009 2:57 pm

Artikel in pdf – klik hier

 

Want in veel wijsheid is veel verdriet, en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart , Pred. 1:18.

 

Wijze en diepe betekenisvolle woorden, van een man met een uitnemende wijsheid. Na hem is er geen wijzer koning op aarde geweest. Wijsheid te bekomen is een grote zaak, hoewel wijsheid met een erfdeel een eeuwig grotere zaak is. Wanneer we die mogen bezitten en beoefenen, mogen we iets bezitten van de eeuwige wijsheid Gods in Christus. Salomo mocht dit bezitten, uit vrije genade om niet. Maar, wat heeft hem deze wijsheid tenslotte gebracht? Wat heeft deze wijze koning ons geleerd dat wijsheid met een erfdeel beslist geen bewaarmiddel is tegen de zonden van het bedrijven van afgoderij. Hoe is deze wijze koning niet door zijn knieën gegaan, voor de vele vrouwen die hij had. De benen van deze wijze koning hebben zijn verkregen wijsheid, macht, roem, eer, en aanzien, niet kunnen dragen. Wat is het toch waar wat Mozes mocht schrijven, dat het uitnemende van het leven, moeite en verdriet is. Waarom uitnemend? Omdat druk- en kruiswegen een zondaar op de knieën brengen voor God. Een plekje wat de zondaar zelf niet zo snel opzoekt. Ook Salomo niet. Hij was tenslotte zo ver afgeweken van zijn beginsel, dat het volk hem begon te verdenken. Daartoe nam den Heere het nog op voor zijn lieve schurftige kind, en gaf Nehemia de opdracht nog enkele woorden over hem te schrijven. Heeft niet Salomo, de koning van Israël, daarin gezondigd, hoewel er onder vele heidenen geen koning was, gelijk hij, en hij zijn God lief was, en God hem ten koning over gans Israel gesteld had? Ook hem deden de vreemde vrouwen zondigen, Neh. 13:26. Leest u het lezer? Hoewel hij zijn God lief was. Salomo had afscheid van den Heere genomen, met het bedrijven van al zijn afgoderijen, maar God kon vanwege Zijn eeuwige liefde geen afscheid nemen van dit schurftige schaap. Waarom dan niet? Omdat er voor Salomo betaald was door die meerdere Salomo, Die getrouw bleef waar Salomo ontrouw was, geliefden. Daarom alleen! Dat is nu de enige reden waarom er nog een volk voor eeuwig thuis zal komen. Kon Salomo dan zomaar ongestraft al deze zonden doen, geliefden? Het heeft hem tenslotte zijn koninkrijk gekost. En omwille van zijn lieve vader David, heeft den Heere willen wachten tot na de dood van Salomo. Wat handelde den Heere toch lankmoedig en zeer geduldig met Zijn kind die het geheel verdorven had. Toch maar nooit vergeten dat Gods volk nooit goedkoop zondigt. Het rijk van Salomo is in twee rijken uiteen gevallen. Welk een oneer en schande kwam daarmee over het land Kanaän. Nu was het rijk in tweeën verdeeld. Wat hebben de zonden al niet teweeg gebracht, geliefden. En toch mocht Salomo zich na al zijn omzwervingen bij vernieuwing tot Zijn God en Vader bekeren, en zich daarmede afkeren van de afgoden van zijn vele vrouwen en bijwijven. De Heere betoonde Zich lankmoedig en genadig, maar ook zeer rechtvaardig. De zonden heeft Salomo zijn koninkrijk gekost, en Eli zijn zonen. De Heere is een alziend en alwetend Aanschouwer van alle dingen. Hoevele mensen belijden dit niet met de mond, hoewel uit hun daden blijkt dat zij in God niet geloven. Maar die is een Jood, die het in het verborgen is, en de besnijdenis des harten, in den geest, niet in de letter, is de besnijdenis; wiens lof niet is uit de mensen, maar uit God, zegt de apostel in Rom. 2:29. De wereld mag alles, Gods volk mag niets. Vele dingen worden hen uit liefde onthouden. En toch vermogen zij door het geloof in Christus, welke is werkende door de liefde, werkelijk alle dingen. Hoevelen zullen dit geheim verstaan? 

 

Want in veel wijsheid is veel verdriet, en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart. Over deze woorden moest ik de laatste tijd zo denken. Mijn gedachten werden er bij tijden, in het spreken met anderen, en in het lezen van bepaalde dingen, meerdere malen bij bepaald. Want, wat denken toch vele mensen wijs te zijn. Wat kunnen zelfs de geleerdste mensen toch veel spreken, zonder uiteindelijk maar iets te zeggen. Wat horen ook sommigen zichzelf graag spreken. Werkelijk niets anders dan ijdel vernuft! Terwijl toch den Heere Jezus met een paar woorden eigenlijk alles zei. En hier had die wijze koning Salomo ook iets van. Wat wil dat toch zeggen, dat er in veel wijsheid veel verdriet is. Deze woorden deden me o.a. denken aan bijv. een man als Albert Einstein. Deze natuurkundige heeft met zijn relativiteitstheorieën o.a. beredeneerd en berekend dat bijv. de tijd in de ruimte half keer zo snel verstrijkt dan op Aarde, in verband met de zwaartekracht etc. Tijdens zijn leven heeft men een capsule de ruimte ingeschoten, met een ingebouwde atoomklok. Deze is pas terug gekomen nadat Einstein was gestorven, en het bleek inderdaad, dat de kalender en de klok in de capsule met halve snelheid verstreken was, ten opzichte van de verstreken tijd op Aarde. Zijn theorie was dus pas ná zijn sterven bewezen geworden. Ik heb hier weleens over na zitten denken. Dan moet een mens toch geniaal zijn om dit te kunnen bedenken c.q. te kunnen beredeneren. En toch is ’s mensen wijsheid slechts ijdelheid bij God, zegt Salomo in zijn spreuken. Maar, wat moet deze man toch ontzaggelijk eenzaam zijn geweest, en veel verdriet hebben gehad met alle vermeerdering van zijn kennis. Ik denk bijv. ook aan de atoomsplitsing, die ook hij (mede) uitvond. Wat heeft deze man met al zijn wijsheid niet een verdriet gekend toen hij zag, welke ontzaggelijke krachten er vrij kwamen, wanneer een atoom gesplitst word. Hij heeft het gevaar ingezien dat men hier de verkeerde kant mee uit kon gaan, en het is gebeurd. In 1945 zijn uiteindelijk de eerste twee atoombommen op Nagasaki en Heroshima gevallen, waarop Japan op de knieën moest gaan voor de USA. Ik denk bijv. ook aan regeringsleiders en andere hooggeplaatste persoon, die toch een bepaalde wetenschap met zich meedragen die lang niet voor iedereen is bestemd. Welk een verantwoording, eenzaamheid, smart en verdriet kan dit voor zulke mensen met zich meebrengen. Maar op geestelijk gebied is het werkelijk niet anders, geliefden. Want, hoe meer een mens licht krijgt in ’s hemels wegen, en hoe meer verstand hij krijgt van God en Goddelijke zaken, hoe eenzamer zo’n ziel wordt. Hij mag zich bij tijden wel veel verheugen in zijn God en Heere, maar wat vergaart zulk een mens toch ongewild een lading onbegrip, eenzaamheid, smart en verdriet op zich, doordat velen hem geestelijk niet (meer) verstaan, of niet meer kunnen volgen, ja zelfs, soms tijden niet meer willen volgen. Wat wordt ook zulk een mens dan al niet snel uitgemaakt voor een hoge geest, of een gearriveerd christen. En toch spreken velen maar vanuit de kennis en de wetenschap die ze hebben, waardoor het velen ook niet kwalijk te nemen valt. Maar, dat maakt de smart, de eenzaamheid en het verdriet er bij zulk een onbegrepen ziel niet minder om. Want in veel wijsheid is veel verdriet, en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart. Wat heb ik de laatste tijden veel over deze woorden nagedacht, geliefden. De Heere heeft me de laatste tijd wat meer licht in Zijn Woord willen schenken, en me daartoe zelfs willen afzonderen. Dan pas gaat een mens verstaan wat afzonderen is. Dat zoekt je namelijk niet op, maar dat overkomt je ten eerste van God, maar ook van mensen. Want, wat lijkt het dan vaak alsof een mens Russisch in Duitsland praat. Al is het dat je een ander graag wil onderwijzen, tot zijn eeuwig nut en behoudenis. Hierbij denk ik ook aan het eenzame onbegrepen leven van Noach. Maar, men wil dan veelal niet (meer) van je horen. Wat is dat  een gewaarwording,  geliefden. En toch overkomt je niets anders dan destijds ook de profeten is overkomen. Ook zult gij al deze woorden tot hen spreken, maar zij zullen naar u niet horen; gij zult wel tot hen roepen, maar zij zullen u niet antwoorden, zegt den Heere tot de profeet Jeremia in Jer. 7:27. Het werd zelfs zo erg dat sommigen van het volk hem deze woorden durfden aanzeggen: Toen zeiden zij: Komt aan, laat ons gedachten tegen Jeremia denken; want de wet zal niet vergaan van den priester, noch de raad van den wijze, noch het woord van den profeet; komt aan, en laat ons hem slaan met de tong, en laat ons niet luisteren naar enige zijner woorden, Jer. 18:18. Hiermee zeg ik natuurlijk niet dat ik een profeet ben, bij lange na niet. Ik schuif dit slechts maar naar voren, om aan te geven dat er op dit punt ook niets nieuws onder de zon is. Maar, wanneer het een mens overkomt, vanwege hetgeen hem van ’s hemels wegen is opgelegd geworden, weet hij in het beginsel toch niet wat hem overkomt. Want, wat kan een ziel daar veel verdriet en smart van hebben. Ben ik dan wijzer geworden? Nee geliefden, in en van mezelf ben ik maar een arme dwaas. Het is maar wat een mens allemaal geestelijk te zien heeft gekregen. Wat heeft ook hier een zo’n mens niet, wat hij van God gekregen heeft. Maar, toch wensen maar zeer weinigen die van God verkregen wetenschap met je te delen. Terwijl je uiteindelijk niets liever zou wensen. Komt luistert toe, wat God mij deed ondervinden,wat Hij gedaan heeft aan mijn geest, zingt toch de psalmdichter van de oude dag. Maar, wat komt dat volk er dan vaak snel achter dat er veelal voor dat geboren levende Kind in hun ziel, geen plaats is, Lukas 2:7. Je bent over nog welkom, en toch is er geen plaats voor hetgeen jij te zeggen hebt. Men wil veelal best nog even naar je luisteren, maar waar vinden deze woorden nog een ingang? Want, hoevelen hebben er in onze dagen nog verstand van geestelijke barensweeën, geliefden? Weet u hoe dat komt, lezer? De Heere Jezus kwam niet op aarde om de vrede te brengen, maar het zwaard, Matth. 10:34. Het geestelijke Zwaard des Woords, wel te verstaan! Het zwaard van Zijn Goddelijke Getuigenis, wat een mens er binnen of buiten plaatst. Het Zwaard wat zielen doorsnijdt. Het zwaard wat zielen afneemt hetgeen hunner (nog) niet is. Want, een mens die dit Zwaard behendig mag hanteren, snijdt zielen doormidden. Dat doet zo’n mens niet, maar de geestelijkheid van het Goddelijke Woord. Hoe uit zich dat dan? Wanneer een mens, uit vrije genade mag spreken over de Persoonskennis van God in Christus, en daarmee mag weten dat zijn schuld in Zijn dood voor eeuwig begraven is geworden, en dit een weinig mag verklaren vanuit bijv. de gelijkenissen van de Heere Jezus, of met name vanuit de zendbrieven van de apostel Paulus, dan stuit dit vaak op godsdienstige vrome borsten of het sluit binnen. Het Woord doet namelijk altijd iets. Voor de één is het een reuke des doods ten dode, en voor de ander is het een reuke des levens ten leve. Dat kan een mens heel goed opmerken uit hetgeen men je dan antwoord, of hoe men doet aangaande de omgang die je voorheen met hen mocht hebben. Ook dat kan een zwaard door je ziel zijn. Dit is echter een ander zwaard. Namelijk, een zwaard van smart en veel verdriet. Ook hierin is een diensknecht niet meer dan zijn Heere. Ze hebben Hem, en Zijn woorden gehaat, en niet geestelijk willen eten, en ze zullen ook Zijn dienstknechten haten. En dan schreeuwt zo’n ziel het vanbinnen weleens uit: ‘Maar, lieve Heere, niemand wil me meer horen. Tot wie zou ik nog een woordje mogen spreken?’ Ja lezer, en dan moet je deze volgende woorden op je rug gelegd hebben gekregen: Predik het woord; houd aan tijdelijk, ontijdelijk; wederleg, bestraf, vermaan in alle lankmoedigheid en leer. Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen. Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij. Geestelijk verdrukking lijden, omwille van de Waarheid. Ik heb nooit geweten wat dit is, maar nu heb ik er iets van gezien. Terwijl ik dit schrijf moet ik denken aan een getuige van de Heere Jezus Christus, die de Inquisitie te Parijs, jarenlang gevangen had gezet, omwille van de Waarheid. Ook deze man wenste niet (meer) te buigen voor de vervloekte Roomse ketterse dwalingen. Ze hebben hem in een gat donker gat in de grond gedumpt, maar Christus was hem zeer nabij. Bij tijden mocht zijn vrouw hem opzoeken, die dan hartelijk over zijn verdrukkingen moest wenen. Maar dan mocht deze martelaar van Christus het zeggen tegen zijn eigen lieve vrouwtje: “Zal je niet proberen om me vrij te krijgen, want ik wens het pak der verdrukking te dragen wat me door Christus uit enkel louter souverijne Liefde is opgelegd geworden. Vrouw, ik wens niet eerder vrij te komen, dan Hij over mij van eeuwigheid heeft besloten.” Ja lezer, den Heere geeft kracht naar kruis, waardoor dat volk bij tijden mocht roemen in de verdrukkingen. “Ik zal het u geven in de ure dat gij het nodig hebt!”  Hiertoe gaf den Heere in martelaarstijden ook martelaarsgenade. Toen ik dit las, geliefden, en dit zo overdacht, dacht ik werkelijk, wat zal ik dan nog zeggen? Wat zal ik dan nog klagen hebben, over hier en daar een zuur gezicht. Lieve Heere, het is maar een schijntje bij vergeleken wat ze U hebben aangedaan. Ze hebben Hem gehoond, bespuugd en uitgescholden, hoewel Hij in alles onschuldig was. Wat er dan het groene hout is geschiedt, wat zal er aan het dorre geschieden. De haat, de vele smarten en het verdriet is een kruisweg voor het vlees, maar zo kostelijk voor de geest, geliefden. Want, in de diepten daar groeien immers de mirthebomen.

 

Want in veel wijsheid is veel verdriet, en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart. De wijsheid der wereld is slechts niet en ijdelheid bij God, hadden we alrede opgemerkt. Maar, wie iets mag hebben, en daarbij iets mag beoefenen van de wijsheid Gods in Christus, gaat veel zaken in een ander licht zien. Anders zien dan hoe de wereld ziet, anders luisteren dan hoe de wereld en de vrome godsdienst luistert. Ja lezer, zo kan een mensen ogen hebben, maar toch niets zien, en oren hebben en toch niets horen. Daartoe moet een mens zijn geestelijke ogen geopend, en zijn geestelijke oren doorboord worden. Hij gaat zijn naaste zien als een ziel voor de eeuwigheid, en daartoe ook uit liefde waarschuwen. Hij gaat, wanneer God het geeft, trachten te leven naar het scheppingsdoel, God liefhebben boven alles en zijn naasten als zichzelf. Ja lezer, de ziel die zondigt zal de dood sterven. Zelfs de oude griekse wijsgeren zeiden het destijds al, dat een mens wijsheid bezat wanneer hij veel over de dood en zijn sterven mocht nadenken. Op zich niet verkeerd, maar met alleen deze kennis gaat een mens voor eeuwig verloren. Want, de letter der Wet baart immers geen leven. Alleen de beloftenissen des Evangeliums doen een ziel leven, en de eeuwige erfenis in Hem verkrijgen, Gal. 3. Want, een mens gaat niet verloren, nee, hij ligt alrede verloren. Zo’n mens ziet z’n lieve vrouw en kinderen in het licht van de eeuwigheid, hoewel ze het je bij tijden (ook) zonder woorden toeschreeuwen: wijk maar van mij, met uw gebeden en goedbedoelde woorden. En toch moeten wij allen eenmaal sterven en onze Schepper en Rechter ontmoeten, maar wie mag nu gedurig vanuit deze wetenschap leven en spreken. Wetende dat er een God in de hemel is Die alles ziet, weet en hoort. Wie beeft, en wie siddert daar nu voor? Slechts maar zeer weinigen, lezer! Anders zou je toch meer wenende zondaren ontmoeten, die het innerlijk uitroepen: ‘Ik moet sterven, maar kan niet sterven vanwege m’n hemelhoge zondeschuld voor God. Och Heere, ontferm U mijner dat ik zo gezondigd heb.’ Wat zou Nederland er anders uitzien, wanneer er we meer van deze zielen tegen mochten komen. Wie kent de sterkte Uws toorns, en Uw verbolgenheid, naardat Gij te vrezen zijt? Leer ons alzo onze dagen tellen, dat wij een wijs hart bekomen. Keer weder, HEERE! tot hoe lange? Woorden van de wijze en zeer lankmoedige middelaar des ouden verbonds, in Psalm 90. Wat heeft ook bijv. een man als Paulus als geen ander ontzaggelijk veel geheiligde kennis en wetenschap van Zijn Zaligmaker mogen ontvangen. Wat heeft ook hij dingen gezien die anderen nooit hebben gezien. Maar wat is ook hij met vuisten geslagen. Wat heeft ook hij een innerlijke smart gehad toen hij zag, dat de dwaalleraren wilden gaan bederven hetgeen hij had mogen zaaien. Kijk lezer, en nu het Goddelijke wonder. Wanneer God Zijn Kerk in kruis- en drukwegen gaat brengen, op wat voor wijze dan ook, worden zij in vele gelouterd, en worden zij innerlijk opgroepen om te gaan getuigen tegen bijv.  heersende leerdwalingen, of tegen misstanden binnen het kerkelijke leven. Dan mogen die enkele getrouwe getuigen de vinger op de zere plaatsen neerleggen. Maar, wat zouden dan velen, zelfs onder Gods lieve volk, u dan het zwijgen op willen leggen, omdat zij op dit punt nog niet van hun hoererijen zijn gewassen. Ze wensen nog een beetje te schipperen, omwille van een bepaalde genegenheid jegens bepaalde mensen of leraren uit bepaalde kerkverbanden. Ik noem het niet anders dan het overeind willen houden van de kerkelijke puinhopen. Wanneer ge een lekkage in uw dak hebt, gaat ge toch ook niet oneindig lopen tobben met enkele potjes en pannetjes, om het water vanuit die lekkage op te vangen? Velen doen in onze dagen werkelijk niet anders. Ze plijsteren hiermede maar voort met loze kalk, maar komen niet tot de kern. Daarom moeten we terug naar de bron, geliefden. Wanneer ge de oorzaak van uw lekkage tracht op te sporen, moeten immers ook de pannen van het dak, en komt het dak bloot te liggen op de punten waar u meent dat de lekkage vandaan komt. Geestelijk moeten wij precies eender doen, geliefden. We moeten daarom terug naar het Woord. Dat alles eens in elkander mocht storten, geliefden. Want, God kan echt Zijn Kerk nooit herbouwen op de puinhopen die wij ervan gemaakt hebben. Want, ook ik heb er ook zo lange tijd (onwetend) aan mee gedaan. Maar hoe weinigen zijn hier nu werkelijk van doordrongen geworden. Velen beamen dit wel, maar o wee als je iets zegt van hun kerkverbandje of over hun domineetje. Dan zijn de rapen gaar! Kijk, het gaat er niet om, om af te willen geven op bepaalde dominees. Het gaat er alleen om, om hen Bijbels te weerleggen in hetgeen ze dwalen. Maar, hoevelen vatten dit werkelijk veels te persoonlijk op. Dat is nu de kittelachtigheid van onze dagen. Dit is ook de reden waarom een man als dr. H.F. Kolbrugge destijds door velen zo intens gehaat is geworden. Kohlbrugge noemde ook teveel man en paard, doelende op zaken waarmee zij de zuivere leer verdorven hebben. Ja lezer, de zuivere leer kan  zelfs verdorven worden door kinderen van God. Om deze reden zijn lang niet al Gods kinderen en knechten, zuivere theologen. Ik heb nu wel een beetje gezien, dat diegenen die het Goddelijke Woord het zuiverste hebben mogen snijden, ook het meest gehaat zijn geworden. Diegenen die het eerlijkst en het meest waarschuwend zijn geweest, werden destijds het meest belaagd, gehoond en belasterd. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan mannen als dr. H.F. Kohlbrugge, Th. Van der Groe en W. Huntington. Maar ook een man als ds. Paauwe. Wat waren zij niet met een Goddelijke kennis bedeeld geworden. Maar, wat hebben deze knechten Gods ook niet veel geleden, ontzaggelijke smarten en innerlijk verdriet gekend. Dit waren immers mannen die de zielen van het volk op hun hart mochten dragen. Ik denk hierbij aan het boekje ‘de naakte boog Gods’ – van W. Huntington, waarin hij beschrijft door wie en hoevele malen hij door zijn vijanden belaagd is geworden. Maar hoe Zijn God het telkens voor hem op wilde nemen. Hoedanig heeft ons arm blind vaderlandje een man als Kohlbrugge niet letterlijk en figuurlijk de deur gewezen? Iemand op zo’n jonge leeftijd, met zulk een scherpe blik, en zulk een kritiek op andere leraren. Niet op hun persoon, maar op de leer die ze brachten. Nee, dat kon toch niet. Weg met hem, kruist hem…!! Geliefden, onder welk een kruis is dr. Kohlbrugge niet gebukt gegaan. Ook zijn verkregen kennis en zijn van God geschonken wijsheid wensten zeer velen niet met hem te delen. Hoewel er toch ook nog rechtzinnige predikers zijn die hem aanhangen in zijn uitleg van de heilsleer, maar helaas zijn kruis zoeken te schuwen. Hierin vloekt hun leven tegen hetgeen ze aanhangen. Ook dit is huichelarij! U moest de kritische houding van Kohlbrugge eens lezen, ten aanzien van de Nadere Reformatie, lees hier (helemaal onderaan). Deze man was volgens velen te scherp, en te zeggerig! Toch moeten we maar nooit vergeten, dat een land en volk zulke dingen nooit gratis doen. God heeft Nederland een man als Kohlbrugge willen schenken, tot een wederkeer naar Zijn Woord, maar Kohlbrugge was niet gewenst. En wat is daar nu opgevolgd, geliefden? Dat kunt u lezen in 2 Tim. 4:3, Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelven leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden. Nederland heeft zich leraren opgegaderd die, van de Wet het Evangelie hebben gemaakt, c.q. de dienstbaarheid veranderd hebben in de Evangelische vrijheid. Nederland heeft met zulke ontzaggelijke zaken, werkelijk God in Zijn aangezicht geslagen. Maar, hoevelen mogen nu opmerken dat den Heere ons arm en blind vaderlandje, op een ontzaggelijke wijze heeft terug geslagen en heeft gekastijd met de leugenleringen. De Heere mocht nog een wederkeer willen geven, naar de zuivere leer, en daartoe nog herders, leraren en evangelisten willen roepen, bekwamen en uitstoten. Die nedergedaald is, is Dezelfde ook, Die opgevaren is verre boven al de hemelen, opdat Hij alle dingen vervullen zou. En Dezelfde heeft gegeven sommigen tot apostelen, en sommigen tot profeten, en sommigen tot evangelisten, en sommigen tot herders en leraars, Efeze 4:10-11.  

 

Daarnaast wil ik u er nog op wijzen dat er in de verworven kennis en de geschonken wetenschap die de Heere aan Zijn knechten bedeeld, wel enig onderscheid in gaven is. Hierover spreekt de apostel met name in 1 Kor. 12 & 13. Ik citeer: 

 

“En van de geestelijke gaven, broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt. Gij weet, dat gij heidenen waart, tot de stomme afgoden heengetrokken, naar dat gij geleid werd. Daarom maak ik u bekend, dat niemand, die door den Geest Gods spreekt, Jezus een vervloeking noemt; en niemand kan zeggen, Jezus den Heere te zijn, dan door den Heiligen Geest. En er is verscheidenheid der gaven, doch het is dezelfde Geest; En er is verscheidenheid der bedieningen, en het is dezelfde Heere; En er is verscheidenheid der werkingen, doch het is dezelfde God, Die alles in allen werkt. Maar aan een iegelijk wordt de openbaring des Geestes gegeven tot hetgeen oorbaar is. Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest; En een ander het geloof, door denzelfden Geest; en een ander de gaven der gezondmakingen, door denzelfden Geest. En een ander de werkingen der krachten; en een ander profetie; en een ander onderscheidingen der geesten; en een ander menigerlei talen; en een ander uitlegging der talen. Doch deze dingen alle werkt een en dezelfde Geest, delende aan een iegelijk in het bijzonder, gelijkerwijs Hij wil. Want gelijk het lichaam een is, en vele leden heeft, en al de leden van dit ene lichaam, vele zijnde, maar een lichaam zijn, alzo ook Christus. Want ook wij allen zijn door een Geest tot een lichaam gedoopt; hetzij Joden, hetzij Grieken, hetzij dienstknechten, hetzij vrijen; en wij zijn allen tot een Geest gedrenkt. Want ook het lichaam is niet een lid, maar vele leden. Indien de voet zeide: Dewijl ik de hand niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is hij daarom niet van het lichaam? En indien het oor zeide: Dewijl ik het oog niet ben, zo ben ik van het lichaam niet; is het daarom niet van het lichaam? Ware het gehele lichaam het oog, waar zou het gehoor zijn? Ware het gehele lichaam gehoor, waar zou de reuk zijn? Maar nu heeft God de leden gezet, een iegelijk van dezelve in het lichaam, gelijk Hij gewild heeft. Waren zij alle maar een lid, waar zou het lichaam zijn? Maar nu zijn er wel vele leden, doch maar een lichaam. En het oog kan niet zeggen tot de hand: Ik heb u niet van node; of wederom het hoofd tot de voeten: Ik heb u niet van node. Ja veeleer, de leden, die ons dunken de zwakste des lichaams te zijn, die zijn nodig. En die ons dunken de minst eerlijke leden des lichaams te zijn, denzelven doen wij overvloediger eer aan; en onze onsierlijke leden hebben overvloediger versiering. Doch onze sierlijke hebben het niet van node; maar God heeft het lichaam alzo samengevoegd, gevende overvloediger eer aan hetgeen gebrek aan dezelve heeft; Opdat geen tweedracht in het lichaam zij, maar de leden voor elkander gelijke zorg zouden dragen. En hetzij dat een lid lijdt, zo lijden al de leden mede; hetzij dat een lid verheerlijkt wordt, zo verblijden zich al de leden mede. En gijlieden zijt het lichaam van Christus, en leden in het bijzonder. En God heeft er sommigen in de Gemeente gesteld, ten eerste apostelen, ten tweede profeten, ten derde leraars, daarna krachten, daarna gaven der gezondmakingen, behulpsels, regeringen, menigerlei talen. Zijn zij allen apostelen? Zijn zij allen profeten? Zijn zij allen leraars? Zijn zij allen krachten? Hebben zij allen gaven der gezondmakingen? Spreken zij allen met menigerlei talen? Zijn zij allen uitleggers? Doch ijvert naar de beste gaven; en ik wijs u een weg, die nog uitnemender is. Al ware het, dat ik de talen der mensen en der engelen sprak, en de liefde niet had, zo ware ik een klinkend metaal, of luidende schel geworden. En al ware het dat ik de gave der profetie had, en wist al de verborgenheden en al de wetenschap; en al ware het, dat ik al het geloof had, zodat ik bergen verzette, en de liefde niet had, zo ware ik niets. En al ware het, dat ik al mijn goederen tot onderhoud der armen uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam overgaf, opdat ik verbrand zou worden, en had de liefde niet, zo zou het mij geen nuttigheid geven. De liefde is lankmoedig, zij is goedertieren; de liefde is niet afgunstig; de liefde handelt niet lichtvaardiglijk, zij is niet opgeblazen; Zij handelt niet ongeschiktelijk, zij zoekt zichzelve niet, zij wordt niet verbitterd, zij denkt geen kwaad; Zij verblijdt zich niet in de ongerechtigheid, maar zij verblijdt zich in de waarheid; Zij bedekt alle dingen, zij gelooft alle dingen, zij hoopt alle dingen, zij verdraagt alle dingen. De liefde vergaat nimmermeer; maar hetzij profetieen, zij zullen te niet gedaan worden; hetzij talen, zij zullen ophouden; hetzij kennis, zij zal te niet gedaan worden. Want wij kennen ten dele, en wij profeteren ten dele; Doch wanneer het volmaakte zal gekomen zijn, dan zal hetgeen ten dele is, te niet gedaan worden. Toen ik een kind was, sprak ik als een kind, was ik gezind als een kind, overlegde ik als een kind; maar wanneer ik een man geworden ben, zo heb ik te niet gedaan hetgeen eens kinds was. Want wij zien nu door een spiegel in een duistere rede, maar alsdan zullen wij zien aangezicht tot aangezicht; nu ken ik ten dele, maar alsdan zal ik kennen, gelijk ook ik gekend ben. En nu blijft geloof, hoop en liefde, deze drie; doch de meeste van deze is de liefde.”

 

Ja lezer, de apostel spreekt dus over apostelen, evangelisten, herders, leraren, ouderlingen en diakenen. U weet wie de apostelen waren, en wat ze gedaan en gepredikt hebben. Thomas is naar India gereisd. Paulus was de grote heidenapostel, terwijl Petrus gesteld was geworden om onder de Joden te arbeiden. Paulus heeft de meeste arbeid verricht, hoewel hij de minste was in zichzelve. Maar, soms denk ik weleens dat Petrus het zwaarste werk heeft verricht onder de Joden. Petrus moest de Joden namelijk eerst onbekeerd preken, dat behoefde Paulus onder de heidenen niet. Geliefden, wat is het werk van de Heilige Geest toch aan hun arbeid gezegend geworden. Terwijl ze predikten viel de H. Geest op diegenen die onder hun gehoor zaten, en er kwamen zeer velen tot bekering.  De kreupelen en de melaatsen werden zelfs genezen door de voorbijgaande schaduwen der apostelen. Maar weet u ook wie de evangelisten waren? Namelijk, Markus en Lukas, maar ook Titus en Timotheus. Zij waren de hulppredikers van de apostelen. Opzichters, toezichthouders en bewakers van de zuivere leer binnen de vroegchristelijke gemeenten, gepredikt door de apostelen. Daarnaast waren er herders en leraren, die geroepen waren om de gemeenten te bouwen, te stichten en de nieuwelingen te dopen. U weet wellicht ook wel wie de diakenen waren? Namelijk, Stephanus en Filippus. Ook zij waren predikers van het Goddelijke Woord, denk hierbij aan de ontmoeting van Filippus met de moorman van Candacé. Maar wat is het bij Fillipus ook gebleken dat de apostel Petrus een scherpere doorziende geestelijke blik had, dan hijzelf mocht hebben. Denk hierbij aan het geval met Simon de tovenaar. Kijk, dat is weer onderscheid waar geen onderscheid is. Ook hierin moest Petrus betuigen: ‘wat heb ik, dat ik niet van den Heere heb ontvangen.’  Misschien vraagt iemand mij in gedachte: hoe moet ik die onderscheid van gave nu precies verstaan? Welnu, gelijk Aholiab en Bézaleël van God de gaven hebben ontvangen om de Tabernakel te bouwen precies zoals den Heere het aan Mozes had bevolen, Ex. 31:6, Ex. 36:2, alzo hebben bijv. de van God geroepen evangelisten de gaven ontvangen ontvangen, om scherpelijk hun oor te luister te leggen aangaande dwalingen in de heilsleer. Daarom schrijft Paulus: Want dezen wordt door den Geest gegeven het woord der wijsheid, en een ander het woord der kennis, door denzelfden Geest. Daar behoeven zij geen moeite voor te doen om deze dwalingen op te luisteren, gelijk een schilder geen moeite hoeft te doen om een mooi tafereel te vinden voor zijn volgende schilderwerk. Zij moeten natuurlijk wel moeite doen om met liefde voor de Waarheid, deze dwalingen te weerleggen. Daartoe dienen zij heel veel Gods Woord te lezen, in een biddend opzicht tot God Die hen alleen de wijsheid en de kennis kan schenken. Een mens kan daarentegen veel Gods Woord gelezen hebben, en eigenlijk nog niet veel weten. Vanwege dat men de juiste toepassingen vanuit het Woord niet kan maken. Men verklaart dan de Schrift niet met de Schrift, en leest bijv. het NT in het licht van het OT, terwijl het juist precies andersom gelezen dient te worden. De Heere Jezus zegt het niet voor niets tegen Zijn discipelen, in Markus 4:11-12, En Hij zeide tot hen: Het is u gegeven te verstaan de verborgenheid van het Koninkrijk Gods; maar dengenen, die buiten zijn, geschieden al deze dingen door gelijkenissen; Opdat zij ziende zien, en niet bemerken, en horende horen, en niet verstaan; opdat zij zich niet te eniger tijd, bekeren en hun de zonden vergeven worden. En wanneer dit een mens van God niet geschonken is geworden, kan hij graven en spitten doen wat hij wil, maar hij kan niet in die verborgenheden komen. Want, in die verborgenheden moet de H. Geest die ziel namelijk leiden.

 

Want in veel wijsheid is veel verdriet, en die wetenschap vermeerdert, vermeerdert smart. Geliefden, we gaan eindigen. Ik heb u langs deze weg een weinig willen verduidelijken, welk een smart, verdriet en eenzaamheid de vermeerdering van kennis en wetenschap met zich mede kan brengen. Hierbij moet ik misschien ook de nodige opmerking maken, dat diegenen die van den Heere dit licht en deze onderscheiden gaven hebben ontvangen, gedurig een bepaalde lankmoedigheid moeten zien te betrachten jegens anderen die het (nog) niet zien. Soms kan het weleens zo zijn dat je innerlijk denkt: ‘mens, zie u dat er dan niet in liggen…?’  Maar, dat mag natuurlijk nooit! Dat zijn niet anders dan vleselijke gevoelens, die zich verheffen boven de ander. Maar ook hier moeten zij gedurig aan leren sterven, anders kunnen zij een ander nooit tot een hand en een voet wezen. Vergelijk het maar met iemand die nooit een bril nodig heeft, en alles van grote afstand zeer scherp kan zien, ten opzichte van iemand die zonder een bril bijna niets ziet. Het is maar een vaag beeld, ter verduidelijking. Daarnaast heb je in deze uitleggers ook nog een zeker onderscheid. J.C. Philpot zou het zo gezegd hebben: ‘je hebt merels, lijsters maar ook nachtegalen.’ Bij deze nachtegalen, denk ik dan bijvoorbeeld aan mannen als: Luther, Calvijn, Van der Groe, Boston, Kohlbrugge en William Huntington. En toch mogen wij ze nooit vergelijken c.q. tegenover elkaar zetten. Want, in Christus waren zij allen één, waarbij de één de ander uitnemender achtte dan zichzelf. De apostel getuigde het van zichzelf: Want ik ben de minste van de apostelen, die niet waardig ben een apostel genaamd te worden, daarom dat ik de Gemeente Gods vervolgd heb, 1 Kor. 14:9.  En alzo was het bij deze voornoemde predikers niet anders. Wanneer een ziel bepaald wordt, waaruit God hem heeft willen halen, en waartoe hij hen heeft willen roepen, en bekwamen, wat is een mens dan in zichzelf meer dan niet en ijdelheid. Hier moest ook koning David gedurig aan herinnerd worden, lees in 2 Sam. 7:8. Geliefden, welk een licht heeft er in Europa, maar ook in Nederland destijds niet geschenen. Waar is het nije Licht der Reformatie gebleven? Hoeveel zielen zijn er niet door dit Licht toegebracht geworden? We zouden deze vraag heden ten dage nu ook om kunnen draaien, door het als volgt te zeggen: ‘hoevelen gaan er heden ten dagen niet verloren vanwege een gebrek aan licht van Boven, en zuiver vermanend, bestraffend onderwijs. Nederland heeft het geschonken licht langzaam maar zeker de nationale deur  gewezen, en is daarmede zeer kittelachtig geworden. Wie zal het tij en het oordeel kunnen keren wat God over Nederland heeft besloten? Immers niemand, tenzij dat God er in mee gaat komen. Maar, dan moeten wel eerst werkelijk alle kerkverbanden in elkander gestort zijn, eerder zal God NIET nationaal tot ons wederkeren. Daar ben ik heilig van overtuigd geworden. Lees hier wat Theodorus Van der Groe heeft geschreven over ons arm blind vaderland: “Hij [dat is God] zal onze kandelaar van zijn plaats weren; dat is, de Heere zal Neerlands kerk ontkerken, zodat zij Zijn Kerk niet meer zijn zal. Hij zal het licht der leer en van Zijn waarheid van ons komen wegnemen, ons beroven van onze ordonnantiën. Hij zal ons brengen onder de paapse macht, die ons niet zal toelaten onze Godsdienst hier meer vrij uit te oefenen. Hij zal ons brengen onder zware vervolgingen der afgodendienaars, die er velen om de religie zullen doden, in de gevangenis werpen, het land doen ontvluchten en hun dagen in ballingschap doen eindigen. Duizenden van belijders die de hitte van de vervolging niet zullen kunnen uitstaan zullen afvallen tot het pausdom. Dan zal Neerlands kerk geen kerk, geen kandelaar van Christus meer zijn, maar een antichristelijke kerk; men zal dan onze kerk veranderd zien in afgodische tempels, waar de misgod in gediend zal worden en waar het zuivere Woord Gods dan niet meer gehoord zal worden. En dit zal dan het einde zijn van onze Godsdienst, vrijheid, geruste bezittingen en mogelijk ook van ons leven.”(Uit: predikatie over Openbaring 2:5)

 

Wanneer we dan deze woorden nu eens mogen lezen in het licht van 2 Tim. 4:2-5, mogen we elkander dan eerlijk afvragen, hoe lang het nog zal duren alvorens deze profetie ten volle in vervulling zal gaan? Let daartoe op de misstanden binnen de kerken, en met name de verwatering van de zuivere leer, die tenslotte tot halve waarheden verdraaid zijn geworden. We moeten weer terug naar de Bron van Gods heilig en dierbaar Woord, geliefden. We moeten weer bidden om geheiligde kennis en toegepaste wetenschap, en niet kittelachtig meer zijn. Want, hoevelen hebben in onze droeve donkere dagen, uitspraken en uitleggingen van kerkleiders niet verheven, boven Gods Woord Zelf, Hos. 4:6, zonder zelf te lezen, zonder zelf te onderzoeken, Hos. 2:1-4, zonder zelf te doen wat destijds de Bereeërs deden aangaande de prediking van Paulus, Hand. 17:11. Bedenk toch dat, wanneer wij ons hiervan niet zullen bekeren, Goddrie-enig ons zal uitroeien, ons geheel zal verlaten en weg zal doen van voor Zijn heilig Aangezicht…!! Toch wens ik te eindigen met de vermanende woorden die de apostel Paulus schreef tot de vroegchristelijke gemeente, c.q. Gods volk wonende te Rome, uit Rom. 12: “Ik bid u dan, broeders, door de ontfermingen Gods, dat gij uw lichamen stelt tot een levende, heilige en Gode welbehagelijke offerande, welke is uw redelijke godsdienst. En wordt dezer wereld niet gelijkvormig; maar wordt veranderd door de vernieuwing uws gemoeds, opdat gij moogt beproeven, welke de goede, en welbehagelijke en volmaakte wil van God zij. Want door de genade, die mij gegeven is, zeg ik een iegelijk, die onder u is, dat hij niet wijs zij boven hetgeen men behoort wijs te zijn; maar dat hij wijs zij tot matigheid, gelijk als God een iegelijk de mate des geloofs gedeeld heeft. Want gelijk wij in een lichaam vele leden hebben, en de leden alle niet dezelfde werking hebben; Alzo zijn wij velen een lichaam in Christus, maar elkeen zijn wij elkanders leden. Hebbende nu verscheidene gaven, naar de genade, die ons gegeven is, Zo laat ons die gaven besteden, hetzij profetie, naar de mate des geloofs; hetzij bediening, in het bedienen; hetzij die leert, in het leren; Hetzij die vermaant, in het vermanen; die uitdeelt, in eenvoudigheid; die een voorstander is, in naarstigheid; die barmhartigheid doet, in blijmoedigheid. De liefde zij ongeveinsd. Hebt een afkeer van het boze, en hangt het goede aan. Hebt elkander hartelijk lief met broederlijke liefde; met eer de een de ander voorgaande. Zijt niet traag in het benaarstigen. Zijt vurig van geest. Dient den Heere. Verblijdt u in de hoop. Zijt geduldig in de verdrukking. Volhardt in het gebed. Deelt mede tot de behoeften der heiligen. Tracht naar herbergzaamheid. Zegent hen, die u vervolgen; zegent en vervloekt niet. Verblijdt u met de blijden; en weent met de wenenden. Weest eensgezind onder elkander. Tracht niet naar de hoge dingen, maar voegt u tot de nederige. Zijt niet wijs bij uzelven. Vergeldt niemand kwaad voor kwaad. Bezorgt hetgeen eerlijk is voor alle mensen. Indien het mogelijk is, zoveel in u is, houdt vrede met alle mensen. Wreekt uzelven niet, beminden, maar geeft den toorn plaats; want er is geschreven: Mij komt de wraak toe; Ik zal het vergelden, zegt de Heere. Indien dan uw vijand hongert, zo spijzigt hem; indien hem dorst, zo geeft hem te drinken; want dat doende, zult gij kolen vuurs op zijn hoofd hopen. Wordt van het kwade niet overwonnen, maar overwint het kwade door het goede.” Amen

 

 

D.J. Kleen