Het recht der wet in ons vervuld

Posted by admin | | zondag 29 december 2019 10:49 am

Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest, Rom. 8 vers 3-4.

DJK: De laatste tijd werden m’n gedachten steeds bepaald bij deze woorden, opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons. Dan volgt ook meteen de vraag aan u en aan mij, is dit recht der wet alreeds in ons vervuld geworden? Dan moeten we weten wat het recht der wet is en inhoud. De apostel zegt Rom. 7 vers 10: en het gebod (der wet), dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Kohlbrugge zei terecht dat God de mens in Zijn heilige wet heeft geschapen. Mag ik u dit aantonen vanuit de ontmoeting van de rijke jongeling die met al zijn goede werken tot de Heere Jezus, Christus preekt hem de wet en zet uiteindelijk de dood op zijn hoofdzonde waarop hij bedroefd heenging, maar ook vanuit Luk.10:25-28 “En ziet, een zeker wetgeleerde stond op, Hem verzoekende, en zeggende: Meester, wat doende zal ik het eeuwige leven beërven? En Hij zeide tot hem: Wat is in de wet geschreven? Hoe leest gij? En hij, antwoordende, zeide: Gij zult den Heere, uw God, liefhebben, uit geheel uw hart, en uit geheel uw ziel, en uit geheel uw kracht, en uit geheel uw verstand; en uw naaste als uzelf. En Hij zeide tot hem: Gij hebt recht geantwoord; doe dat, en gij zult leven.” Dit is wezenlijk hetzelfde antwoord als hetgeen de Heere Jezus tot de rijke jongeling zei. Gehoorzaam en volbreng Gods heilige wet, en gij zult het eeuwige leven beërven. Maar waar de eerste man nog leeft, daar kan de Tweede Man geen kracht doen! Dit was de uiteindelijke reden waarom Hij hen met al hun wettische goederen ledig heen zond, en waarom hen het evangelie werd als een reuke des doods ten dode. Toch had Hij hen niet bedrogen door hen Gods heilige wet voor te houden ten eeuwige leven. God werkt namelijk nooit om de breuk heen. Voor de val in Adam was het gebod der wet de mens immers gezet ten leven. De mens was geschapen in Gods Beeld en naar Zijn gelijkenis, en was derhalve heilig, rechtvaardig en volmaakt in al zijn werken voor God. Op grond van deze volmaakte gehoorzaamheid jegens Gods heilige wet zegende God de mens en gaf hem een recht ten eeuwige leven. Dit was dus het recht der wet voor de val in Adam, doe en onderhoud dat en gij zult leven, en dit was tevens de reden waarom de rechten der wet in de voorhuid werden bewaard, Rom.2:26a. De mens kon uit vrije wil en uit liefde en tot eer van zijn hemelse Schepper vruchten voortbrengen vanuit de werken van zijn vlees. De voorhuid van een man was een stuk vlees aan het geslachtsdeel van de man, daar waar vanuit hij vrucht kon voort brengen, hetgeen een afschijnsel was van de geestelijke voorhuid van de in- en uitgangen en begeerten van het hart van de mens. De vrouw werd niet besneden, omdat zij alleen vrucht kon dragen uit haar man, evenals de Bruidskerk van de Heere Jezus Christus, Rom.7:4.   

Maar na onze val in Adam werd het gebod der wet dat mij ten leven was, mij ten dood bevonden. Gods heilige wet die mij aanvankelijk zegende ten leven, is mij toen gaan vervloeken ten dode vanwege al mijn zondige afmakingen en onvolmaakte werken voor God. Het geschonden recht der wet luidde toen: ‘de ziel die zondigt zal de dood sterven’. Het was toen voor de mens onmogelijk geworden om uit de werken der wet ooit nog zalig te kunnen worden, want de wet was krachteloos geworden door zijn zondige vlees. De mens had door zijn bedreven zonden dus het recht van Gods heilige wet verbroken. Hierom moesten de mannen vanwege het verbond dat God met Abraham sloot besneden worden, Gen.17:7-11, Rom.4:11-12. Omdat deze verbroken rechten der wet niet meer in het vlees van de mens bewaard konden worden, zijn wil en begeerten waren immers geknecht onder de heerschappij der zonden, moest de voorhuid van de man (eerste adam) met een stenen mes worden afgesneden en begraven. Want, uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid! Hetgeen ziet op de doding van ons verdorven zondige vlees, hier aan deze zijde van het graf of straks voor eeuwig. Vanaf Gen.3:15 beloofde God dat deze rechten der wet in het vlees van een Ander (Tweede Adam) zouden worden opgeluisterd en bewaard Die het vlees van de gevallen mens als Plaatsvervanger zou aannemen, opdat hun overtredingen in Zijn vlees veroordeeld konden worden, Jes.53:5. Hij liet Zich knechten en is hen in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonden, opdat Zijn verkorenen ontknecht en verlost zouden worden van het handschrift (=veroordeling of aanklacht) der wet dat tegen hen getuigde, Kol.2:11-14. Dit gedenken wij bij de nederige geboorte van de Heere Jezus Christus. De mens kon het eeuwige leven niet meer ontvangen uit het doen van de werken der wet. Want er staat geschreven: indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn, Gal.3:21, Gal.2:21, Rom.4:14. Daartoe zocht God, als zijnde de beledigde Partij, verzoening met de gevallen mens, en zond Zijn enige Zoon in het vlees van de gevallen mens naar deze zondige aarde om Zijn heilige wet te volmaakt vervullen opdat een iegelijk die in Hem gelooft niet verloren zou gaan maar het eeuwige leven ontvangen zou. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden, geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden, Gal.4:4-5. Want de straf die ons de vrede aan brengt was op Hem, en door Zijn striemen is ons genezing geworden. Zijn vruchtbare vlees werd gedood, bij Hem ging het dodende zwaard door Zijn vlees, opdat Zijn verkoren bruidskerk zou leven en uit Hem door een waar verenigend geloof vrucht zou dragen. Want, uit u geen vrucht meer in der eeuwigheid, uw vrucht worde uit Mij gevonden, waren de woorden van deze dierbare Bloedbruidegom. Dan kom ik nu bij de woorden waarover ik iets wilde zeggen, namelijk, opdat het recht wet in ons zou vervuld worden. De apostel schrijft deze woorden tot nader onderwijzing inzake de verlossing van de gelovige christenen te Rome. In Rom.8:3-4 zegt hij wezenlijk twee dingen, namelijk dat de Heere Jezus door Zijn komst in ons vlees een Middelaar is van verwerving, maar Hij is ook een Middelaar van toepassing wanneer Hij dit verworven Heil in het uur der minne door Zijn verworven Geest gaat toepassen en verheerlijken in het hart van een verloren doch verkoren zondaar….opdat het recht der wet in ons vervuld zou worden. Het betreft hier dus de geestelijke doorleving van het heilige recht Gods, op grond van Zijn heilige wet. Want, in een rechtbank of geestelijk gericht wordt immers altijd recht gesproken op grond van wetten.

De apostel schrijft middels deze zendbrief aan de christenen te Rome de tweede leerbrief inzake de rechtvaardigingsleer die hij in opdracht van zijn Heere en Meester mocht brengen aan de vroeg-christelijke kerk, de eerste leerbrief schreef hij aan de Galaten. De opbouw van de Romeinenbrief is van dezelfde aard zoals wij die kennen in de opbouw van de Heidelberger Catechismus, onze ellendige staat voor God, heel de wereld verdoemelijk voor God waarbij de apostel Jood en heiden op dezelfde hoop veegt, door de wet is de kennis der zonden, God rechtvaardigt alleen de goddeloze, onze verlossing door het bloedoffer van Jezus Christus, waarop volgend dankbaarheid en aanbidding tot God. In het begin van Romeinen 5 spreekt de apostel van de verlossing: Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God, door onzen Heere Jezus Christus; Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods. Vervolgens spreekt hij in hetzelfde hoofdstuk over de Tweede Adam die uit vrije wil plaatsbekledend en borgtochtelijk in de plaats van de eerste Adam voor God ging staan. Dan volgt er tot driemaal toe een bevestiging met verschillende beelden van hoedanig God de ware gelovigen onder de Romeinen door een waar geschonken geloof in Jezus Christus heeft willen verlossen, en heeft overgezet van de heerschappij der dienstbaarheid naar de vrijheid die in Christus Jezus is. Dat is heden ten dage wezenlijk niet anders wanneer God een zondaar verlost uit het diensthuis der verderfenis tot de vrijheid die in Christus Jezus is. Dan gaat God deze zaak der verlossing door de Heilige Geest meermaals in zijn verloste ziel bevestigingen tot nadere vertroosting, lering en onderwijzing. Bij velen van Gods kinderen is deze zaak van geschonken genade zo’n ontzaglijk groot wonder dat ze dit alleen maar kunnen bewonderen maar met hun verstand nog niet ten volle kunnen bevatten. Wanneer God dan bij vernieuwing deze zaak in een vaak aangevochten ziel komt te bevestigen, wil Hij daarmee als het ware zeggen: het is echt waar geweest, leg uw handen maar in Mijn doorstoken zijde en zie de gaten in Mijn handen en voeten, dit deed Ik voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Op dergelijke wijze onderwijst diezelfde Geest Gods Zijn apostel om Zijn verloste kinderen te Rome nader te onderwijzen in hun verlossing. In Romeinen 6 spreekt hij derhalve over de geestelijke doop in de dood en opstanding van hun dierbare Zaligmaker Jezus Christus, en dan zegt hij in vers 7 zo mooi: want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonden. Dat is gestorven aan de eis der wet en omgekomen in mezelf onder de veroordelingen Gods, en opgestaan door een waar geschonken geloof in Jezus Christus tot een nieuw leven. Stelt dan uw leden niet meer tot ongerechtigheid maar tot gerechtigheid! In hoofdstuk 7 spreekt de apostel van een vrouw in Israël die pas mocht hertrouwen met een andere Man indien haar eerste man was gestorven, want de Tweede Man kan geen reddende kracht doen en uitkomst bieden indien de eerste man nog leeft. Wederom tekent de apostel het beeld van de heerschappij der wet (de eerste man) en de heerschappij des Evangeliums. Zo dan, mijn broeders, gij zijt ook der wet gedood door het lichaam van Christus, opdat gij zoudt worden eens Anderen, namelijk Desgenen, Die van de doden opgewekt is, opdat wij Gode vruchten dragen zouden. Want toen wij in het vlees waren, wrochten de bewegingen der zonden, die door de wet zijn, in onze leden, om den dood vruchten te dragen. Maar nu zijn wij vrijgemaakt van de wet, overmits wij dien gestorven zijn, onder welken wij gehouden waren; alzo dat wij dienen in nieuwigheid des geestes, en niet in de oudheid der letter, Rom.7:4-6. Vervolgens spreekt de apostel over de inwendige geestelijke strijd tussen vlees en geest, en besluit dit hoofdstuk met deze conclusie: Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde. Vervolgens gaat de apostel hen in het 8e hoofdstuk van deze brief nog dieper vertroosten en nader onderwijzen over hoe en op welke wonderlijke wijze God Zijn verkorenen deze zaak der verlossing door Zijn Heilige Geest op een geestelijke wijze heeft geschonken en toegepast. Dit gezegd hebbend, ben ik gekomen tot hetgeen ik over Rom.8:3-4 wilde zeggen: Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. Opdat het recht der wet vervuld zou worden in ons, die niet naar het vlees wandelen, maar naar den Geest. 

Gods heilige wet waarin de mens was geschapen was dus krachteloos geworden door zijn erfschuld in Adam en eigen bedreven zonden. Het gebod der wet dat de mens ten leven was, is hem ten dood bevonden. Bij de roomsen is deze wet helaas nog ten leven vanwege de helpende genadeleer die daar wordt verkondigd. Ten diepste is dit wezenlijk niet anders bij het kerkvolk die de halfroomse kerkleer van dominee G.H. Kersten aanhangt, die het begin van het nieuwe geestelijke leven vanuit de overtuigingen der wet op grond van een veronderstelt ingeplant geloof leert. Ik wenste van harte dat ze tot hun schrik eens gingen inzien en bewenen dat met deze verderfelijke leer de geestelijke doop in de kruisdood van de Heere Jezus wordt geloochend, Rom.6:3-7. Gods heilige recht wordt erdoor omzeilt, ontkracht en onteert! Ze leren middels deze valse wedergeboorteleer, waarin slechts het geweten van de zondaar is ontwaakt en het verbroken werkverbond weer begint te leven, een geestelijke opstanding (zonder zielsbevindelijke kennis van Jezus Christus) met Christus uit de doden aleer zij met Hem een geestelijke kruisdood zijn gestorven. Het is een list des satans en een leer regelrecht uit de hel vandaan. Ik wenste dat het Gods VERLOSTE volk die bevangen en derhalve uitzinnig zijn geworden onder deze leringen, eens tot schuld en berouw mocht worden dat ze wekelijks middels deze leer vergiftigd en verduisterd worden. Het zal u niet uit de hemel vandaan houden, maar u wel menigmaal de hemelse vertroostingen en de gemeenschap met Christus doen ontberen. Deze verdorven kerkleer weerhoudt Gods kinderen, die in de vrijheid Christi zijn gezet  en wederom bevangen zijn geworden met een nieuw juk van dienstbaarheid, ook daadwerkelijk met Hem, en lieflijk van Hem getuigende, in deze vrijheid te durven staan. Vergeet het toch nooit, m’n geliefde lezer! Namelijk, dat zolang de reden of oorzaak van uw vijandige doodstaat, dit zijn uw vele zonden, krachtens toepassing van het verworven Heil nog niet aan het vloekhout met Christus zijn geslagen en in Zijn geheiligd graf zijn begraven, de toorn Gods nog steeds op u rust en er derhalve geen sprake kan zijn van nieuw geestelijk leven krachtens een nieuwe geboorte uit God. De vernieuwing des levens begint immers met de vergeving der zonden, vrede met God en uw naasten en een blijdschap die alle verstand te boven gaat. De Noorderwind des Geestes doet het geweten van een zondaar ontwaken onder de veroordelingen van Gods heilige wet, Rom.3:20, Rom.7:7, waarop het de goedertierenheden des Heeren zijn die tot bekering leiden. Ja, ik kende de zonde niet dan door de wet;  betuigt de apostel. Omdat Gods heilige wet krachteloos is geworden door ons zondige vlees, kunnen de overtuigingen der wet u ook geen leven meer brengen. Gods wet preekt u derhalve; de ziel die gezondigd heeft zal de dood sterven. Want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn, Gal.3:21. Dit geldt allen die Gods heilige wet niet meer volkomen kunnen gehoorzamen. Het is derhalve een vreselijke dwaling wanneer men durft te stellen dat God de Heilige Geest door middel van de overtuigingen der wet een zondaar het begin van het nieuwe leven uit God kan schenken. Want indien degenen, die uit de wet zijn, erfgenamen zijn, zo is het geloof ijdel geworden, en de beloftenis te niet gedaan, Rom.4:14. Er is dus geen leven meer uit het doen der wet vanuit een verbroken werkverbond, en nog minder vanuit de overtuigingen der wet. Ik doe de genade Gods niet te niet; want indien de rechtvaardigheid door de wet is, zo is dan Christus tevergeefs gestorven, Gal.2:21. De Noordwind des Geestes heeft een ontdekkende werking waardoor God een zondaar ontdekt aan al zijn bedreven ongerechtigheden, en een ontgrondende werking waardoor zijn eigengerechtigheden uiteindelijk een wegwerpelijk kleed voor God worden,  en ook een ontblotende geestelijke werking waardoor die zondaar gewaar wordt niets meer hebbend om rechtvaardig voor God te kunnen verschijnen, opdat die zondaar rijp en vatbaar wordt voor een gerechtigheid en heiligheid die buiten zijn bereik ligt. Namelijk, die van de Heere Jezus Christus. Deze geestelijke dodende bediening van de Noorderwind des Geestes die een zondaar uiteindelijk aan het einde van Gods heilige wet brengt….opdat het recht der wet in die ontwaakte zondaar vervuld zou worden! En wat is nu die vervulling van het recht der wet in het hart en geweten van een ontwaakte zondaar? Dat is het uur der minne waarin die verkoren zondaar in een heilig geestelijk gericht wordt getrokken en gewaar wordt dat een zondig zwart monster als hij is in der eeuwigheid nooit bij een heilig en rechtvaardig God kan wonen, want God eist door Zijn heilige wet Zijn beeld in hem op van het gehoorzaam leven jegens Zijn heilige wet waarin Hij hem had geschapen. Dat is het beeld van liefde, heiligheid, rechtvaardigheid en wijsheid Gods. In dit hemels gericht doet Gods Geest die zondaar doodschuldig staan voor God en voert hem met boetvaardigheid, smeking en geween.

In gedachte zie ik een veroordeelde moordenaar aan een vloekhout hangen, deze man veroordeeld zichzelf, vermaand de andere kwaaddoener en spreekt God vrij, zeggende: Vreest gij ook God niet, daar gij in hetzelfde oordeel zijt? En wij toch rechtvaardiglijk; want wij ontvangen straf, waardig hetgeen wij gedaan hebben; maar Deze heeft niets onbehoorlijks gedaan. In deze nood van zijn bestaan werd het recht der wet in zijn ziel vervuld, ondanks dat hij dit zelf wellicht nooit heeft kunnen verklaren. Daar Uw golven, daar Uw baren, mijn benauwde ziel vervaren. Uw doen is rein, Uw vonnis gans rechtvaardig. In deze onhoudbare nood van zijn bestaan werd hem het ware geloof in Jezus Christus ontstoken, en nam hij de toevlucht tot zijn dierbare Zaligmaker. En hij zeide tot Jezus: Heere, gedenk mijner, als Gij in Uw Koninkrijk zult gekomen zijn. En Jezus zeide tot hem: Voorwaar, zeg Ik u: Heden zult gij met Mij in het Paradijs zijn. (Luk.23:40-43) Dat het de trekkende liefde des Vaders was die hem tot de geloofsgemeenschap met de Heere Jezus trok, heeft deze moordenaar nooit geweten. Toch zijn deze profetische woorden van Christus in zijn leven vervuld geworden; Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage. (Joh.6:44) Die veroordeelde vrijgesproken moordenaar heeft de laatste uren van zijn leven in aanbidding tot God doorgebracht. Hij had vrede met God en zijn naasten gevonden door het verzoenend bloed van zijn dierbare Heiland, Gods Heilige wet was voor hem in vervulling gegaan door de ingestorte liefde Gods in Christus, gewerkt door de verworven Geest van Christus die het uit Hem nam en zijn helwaardige verloren ziel verkondigde tot zaligheid en eeuwige vrede. Dat hij een geestelijke kruisdood in zijn geweten met Christus was gestorven en met Hem was opgestaan tot een nieuw leven alvorens Christus voor Zijn ganse verkoren kerk op aarde was gestorven en opgestaan, heeft hij evenmin kunnen begrijpen. Toch is dit allemaal in de laatste uren van zijn leven wonderlijk in vervulling gegaan, Gal.2:19-20. In Welken gij ook besneden zijt met een besnijdenis, die zonder handen geschiedt, in de uittrekking van het lichaam der zonden des vleses, door de besnijdenis van Christus; Zijnde met Hem begraven in den doop, in welken gij ook met Hem opgewekt zijt door het geloof der werking Gods, Die Hem uit de doden opgewekt heeft. En Hij heeft u, als gij dood waart in de misdaden, en in de voorhuid uws vleses, mede levend gemaakt met Hem, al uw misdaden u vergevende; Uitgewist hebbende het handschrift, dat tegen ons was, in inzettingen bestaande, hetwelk, zeg ik, enigerwijze ons tegen was, en heeft datzelve uit het midden weggenomen, hetzelve aan het kruis genageld hebbende, Kol.2:11-14. Amen

 

Des HEEREN wet nochtans
Verspreidt volmaakter glans,
Dewijl zij ’t hart bekeert.
’t Is Gods getuigenis,
Dat eeuwig zeker is,
En slechten wijsheid leert.
Wat Gods bevel ons zegt,
Vertoont ons ’t heiligst recht,
En kan geen kwaad gedogen.
Zijn wil, die ’t hart verheugt,
Eist zuiverheid en deugd,
Verlicht de duist’re ogen.