Ds. A. Simons vanuit zijn halfremonstrantse prediking: overtuiging van zonden en dodende afsnijding door Gods heilige wet mag geen voorwaarde zijn

Posted by admin | | maandag 24 april 2023 11:08 am

Doet God de mens dan geen onrecht, dat Hij in Zijn heilige wet van hem eist wat hij niet doen kan?

  Ds Simons – Urk

Is dan de wet tegen de beloftenissen Gods? Dat zij verre; want indien er een wet gegeven ware, die machtig was levend te maken, zo zou waarlijk de rechtvaardigheid uit de wet zijn. Maar de Schrift heeft het alles onder de zonde besloten, opdat de belofte uit het geloof van Jezus Christus aan de gelovigen zou gegeven worden. Doch eer het geloof kwam, waren wij onder de wet in bewaring gesteld, en zijn besloten geweest tot op het geloof, dat geopenbaard zou worden. Zo dan, de wet is onze tuchtmeester geweest tot Christus, opdat wij uit het geloof zouden gerechtvaardigd worden. Maar als het geloof gekomen is, zo zijn wij niet meer onder den tuchtmeester, Gal. 3 vers 21-25.

 

=========================================================

 

 

Daarom zal uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd worden voor Hem; want door de wet is de kennis der zonde, Rom.3:20

 

DJK : Wanneer een getrouw leraar zijn kerkvolk in een rechtszaal voor Gods rechterstoel daagt, roept hij het als een geroepen heraut van ’s hemels wege zijn gemeente toe dat ze schuldig staan aan de heilige wet van een Drie-enig heilig God in de hemel die ze door hun erfschuld in Adam en door hun eigen moedwillige ongehoorzaamheid hebben overtreden en derhalve dienen te betalen voor hun gemaakte hemelhoge schuld van zonden en ongerechtigheden, hier in de tijd of straks voor eeuwig. De ontrouwe leraar echter, met name bij jongeren populair en daarom door velen gevraagd, roept het zijn zondige kerkvolk meteen toe dat de schuld is betaald en het offer is volbracht, zonder te beseffen dat hij een leer predikt zonder schuld aanvaarding en vonnis mijning. De eerst genoemde getrouwe leraar preekt de eis en vloek der wet en het evangelie als een vervulde wet in Jezus Christus in een juiste Bijbelse volgorde overeenkomstig hoedanig Gods Heilige Geest werkt, hij preekt dierbare genade en een gepaste Heere Jezus voor doodschuldige hoeren en tollenaren, de tweede ontrouwe prediker echter preekt goedkope genade en begint zijn prediking door te zeggen dat zijn gemeente wel zondaren zijn echter zonder een rechtvaardige eis van betaling en een oordeel des doods daar aan te verbinden en benaderd zijn kerkvolk vanuit een vals en krachteloos evangelie zonder diepgang en noodzakelijke geestelijke afsnijding die aan de inlijving des geloofs vooraf gaat. Dit laatste zal veranderde zielen en enkel lucht baren, in plaats van vernieuwingen door een weg van afsnijding en inlijving. Wanneer je een leraar beluisterd moet je niet alleen luisteren naar hetgeen hij zegt, maar ook opmerken hetgeen hij niet zegt en verzwijgt inzake de Bijbelse heilsleer, luister hierbij ook naar zijn trouwe hoorders en u zult uiteindelijk een duidelijk beeld krijgen van hetgeen deze leraar zijn leerlingen heeft verkondigd. De apostel schreef in zijn zendbrief aan de Galaten dat hij hen een leer had gebracht die niet naar de mens, maar uit God is. Dominee Simons leert in dit vragenuurtje een leer die naar de mens is, waarvan sommige vragenstellers zelfs opmerken dit als bevrijdend te ervaren. Want, eindelijk was daar een dominee die stelt en beweert dat een mens zonder afsnijdende zondekennis ten dode ook zalig kan worden! Heeft dominee Simons dit dan alzo bedoeld, en beseft hij wel goed wat hij zegt? Ik denk persoonlijk van niet, ondanks dat hij het hier wel duidelijk zo leert en stelt. In zijn preken en beantwoording van vragen probeert hij zijn hoorders middels een ogenschijnlijk rechtzinnige wijze voor het gericht Gods te plaatsen. Maar hoe zal dit mogelijk zijn zonder hen de veroordeling, de eis tot volkomen gehoorzaming, de vloek en doding der wet te verkondigen? Kort samengevat denk ik dat dominee Simons in zijn persoonlijke en ambtelijke leven veel wetswerk tegen kwam wat uiteindelijk nergens toe heeft geleidt. Dit komt voornamelijk omdat in zijn omgeving de overtuigingen der wet ten leve werden gepreekt en niet ten dode. Ik zal proberen mild met hem te handelen en over hem te schrijven. Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf, opdat ook gij niet verzocht wordt, Gal.6:1. Sommigen zullen mogelijk denken dat ik mezelf inzake de heilsleer te mild naar hem opstel, toch hoop en bid ik dat dominee Simons middels onderscheiden geschonken licht des Geestes zich hiervan spoedig zal bekeren. Want het schijnt mij toe dat het bij hem wezenlijk alleen maar draait over de zonde van ongeloof waar een zondaar aan ontdekt moet worden wil hij uiteindelijk door een waar geschonken geloof de toevlucht tot de Heere Jezus Christus kunnen nemen. Weet hij dan niet beter dan dit? Ik denk van wel, maar hij is hierin enigszins in doorgeslagen. Dit alles neigt zelfs naar het neonomianisme, waarbij het geloof als een dwangmatige wet wordt gepreekt. Wat bedoel ik hiermee te zeggen? Ik zal proberen een voorbeeld nemen vanuit de gereformeerde gezindte, en vergelijk de prediking van dominee Du Marchie Van Voorthuysen eens met alle andere leraren in zijn tijd binnen de Oud Gereformeerde Gemeenten. Dan moet een scherpe luisteraar spoedig tot de conclusie komen dat hij menigmaal de puinbrokken die zijn collega’s inzake de leer achter zich lieten, probeerde uit de weg te ruimen. Ondanks dat ook hij soms bepaalde kromme uitspraken deed zoals, “een openbaring is nog geen schenking van Jezus Christus”, leerde hij toch vanuit de theologie van Theodorus Van der Groe die hem zeer lief en dierbaar was, terwijl de anderen tot aan hun knieën in de dogmamodder van wijlen dominee G.H. Kersten stonden, waarin een valse wedergeboorte werd geleerd en waarin derhalve het nieuwe leven te vroeg werd gesteld. Velen waren al heimelijk met de Heere Jezus opgestaan tot een nieuw leven, aleer ze een vloek- en kruisdood met Hem waren gestorven. Dominee Du Marchie trok hiertegen bijzonder fel van leer, en ook hij sloeg hierin naar mijn bescheiden mening weleens te ver door. Zijn hervormde leermeester en geestelijk vader dominee J.H. Koster uit Montfoort was betreft dit punt meer in balans dan zijn leerling Everhard die meer de vloek der wet dan de zegen van het evangelie preekte.

 

Alleen ken uw ongerechtigheid, dat gij tegen den HEERE uw God hebt overtreden, en uw wegen verstrooid hebt tot de vreemden, onder allen groenen boom, maar zijt Mijner stem niet gehoorzaam geweest, spreekt de HEERE, Jer.3:13

Lees hier een treffend citaat van Theodorus Van der Groe over wat ik hiermee bedoel te zeggen: “Mensen, die wel de genade van het Evangelie willen geloven, maar die de vloek van de wet nooit willen geloven. Waarlijk, dan is de genade geen genade meer, indien de mens die niet zuiver en alleen door Christus, maar ook door zijn tranen, gebeden en werken nog heeft weten te verkrijgen, hoe mooi Evangelisch de wijze van zijn wettische handel hier ook al mag liggen, en hoe subtiel zijn bedrog ook mocht zijn. Want waar slechts een half volkomen overtuiging is, die de mens niet geheel en al brengt tot het gevoelen van zijn verloren staat in Adam, gelijk als nu is aangewezen, daar wordt nooit oprecht gelovig, maar altijd wettisch, ongelovig en door eigenwerk met Christus en met het Evangelie gehandeld. De bekommerde ziel slaat daar haar ogen niet zuiver alleen op de beloften van Gods genade, en op de vrije aanbieding van Christus in dezelve aan alle arme radeloze zondaren, zonder onderscheid, die maar van harte gewillig zijn, om Hem, geheel om niet, te ontvangen en aan te nemen. Ach nee! Dat zalig Evangelie blijft voor haar dan nog bedekt, omdat het voorhangsel van haar vlees nog niet geheel in stukken gescheurd is, van boven tot beneden. De mens, hoe benauwd en bekommerd hij ook zijn mag, ligt dan nog zo vast niet gebonden onder de overtuiging van zijn schuld, vloekwaardigheid en onmacht, dat hij zichzelf niet meer roeren of bewegen kan, maar het in een heilige radeloosheid en waarachtige zielsverlegenheid allemaal aan zijn kant, voor de vrije genade Gods in Christus, geheel moet opgeven. Nee, hij werkt in een wettisch en een Evangelisch werkwijze, om met zijn tranen, gebeden en uitroepingen, met zijn belijdenis van zonde, en met allerhande arbeid en plichtsbetrachtingen, God te willen bewegen tot genade, en om een Zaligmaker aan hem te schenken, terwijl hij door enkele blindheid en ongelovigheid niets recht kan zien van de gewilligheid, van de algenoegzaamheid en van de nodiging en vrije aanbieding van Christus, in de beloften van het Evangelie. Indien zó een hier door een nadere ontdekking en inlichting van de Heilige Geest, van deze zijn ongelovigheid niet wordt overtuigd en niet recht wordt ingeleid in zijn verloren staat, hoe hij met al zijn bidden, tranen, werken en begeerten, enz. geheel verdoemelijk is voor God, dan blijft hij in dat ongelovig, wettische werk gewoonlijk zo lang bekommerd en verlegen staan, totdat hij op de een of andere wijze, door een waan- of tijdgeloof uit zijn benauwde angst en overtuiging gered wordt.” (Lees hier verder uit een brief van Th. Van der Groe)

 

En hier hebt u dan ook meteen hetgeen dominee Simons verzwijgt en niet (meer) noodzakelijk acht, en zielsbevindelijk niet als voorwaarde wil stellen. Dat hij hiermee Gods heilige en eisende recht omzeilt en onteert, deert hem niet zoveel en kan hem kennelijk weinig schelen. Omdat er hieromtrent geen duidelijk hoorbare afsnijding in zijn prediking doorklinkt, kan ik hem niet zonder een innerlijke weerstand beluisteren. Sommigen wensen niet van voorwaarden te horen, maar God doet het wél in Zijn Woord en onze Heidelberger Catechimus daarop gegrond doet het ook. Waaruit kent gij uw ellende voor God? Antwoord: uit de wet Gods. Wat moet ik met de Heere Jezus doen zonder zondekennis? Ontdekking van zonden niet alleen jegens Gods heilige wet, maar inderdaad ook jegens de boodschap van het heilig evangelie is noodzakelijk! Met het eerste kan je vanuit houdbare noden honderd jaar mee worden, het tweede moet een mens middels een onhoudbare nood mee omkomen voor God. Terwijl ik dit schrijf moet ik denken aan een gesprek wat ik onlangs had met een vrouw uit onze gezindte die ik vrij goed mag kennen. Ik vertelde haar hoe ik was omgekomen toen de eis der wet en boodschap van het evangelie mij ten dode kwam te overtuigen, onder het zingen van psalm 32 vers 1: welzalig hij wiens zonden zijn vergeven….werd als volgt in mijn hart gespiegeld: rampzalig is hij wiens zonden nog niet zijn vergeven…waarop mijn ganse leven voorbij kwam en ik doodschuldig stond voor God, al mijn verbeteringen en geschikt zoeken te worden voor Gods genade, en zelfs mijn kerkgang werden een wegwerpelijk kleed voor God. Ik was toen 37 jaar, zo lang elke week ter kerke gegaan en nooit in de Heere Jezus gelooft. Daar in die stonde kwam Gods Geest mij niet alleen van zonden jegens Zijn heilige wet te overtuigen, maar nog meer te overtuigen van zonden omdat ik tot dat moment nog nooit in de Heere Jezus had geloofd en daarmee Zijn bloedoffer had geminacht en vertreden en God ten diepste voor een Leugenaar had gehouden. Toen moest ik omkomen voor God en werd mijn hart gebroken en gescheurd van verdriet en heb ik innerlijk tot God geschreeuwd en om genade gebeden, ik ben toen een vloekdood gestorven in mijn veroordeelde geweten, maar toen in die onhoudbare nood gebeurde het wonder dat de Heere Jezus in mijn plaats ging staan. Toen had ik geen verbeteringen meer, ik was als een ongehoorzame kwaaddoener omgekomen en gestorven in mijn ongeloof voor God. Maar mijn God sprak mij vrij, ik was gerechtvaardigd en derhalve schoon gesproken door God van mijn bedreven zonden op grond van het bloedoffer van een Ander. Toen heb ik in aanbidding gelegen aan de doorboorde voeten van mijn Heiland. Waarop ik aan die betreffende vrouw vroeg; u zit ook al tientallen jaren onder het gepredikte Woord, is dit u nooit tot een ondragelijke last en schuld geworden? U heeft immers ook nog nooit in de boodschap van het evangelie geloofd, en daarmee het bloed van de Heere Jezus geminacht en vertreden, en God voor een Leugenaar gehouden. Waarop ze zich begon te verontschuldigen en te verschonen, zeggende: dat ze zichzelf niet kon bekeren en zelf niet kon geloven, het geloof is een gave Gods etc. Ik zei haar dat ze zich hiermee straks toch niet mee kan rechtvaardigen voor God. Ik zei haar in liefde dat ze haar vijandige doodstaat nooit had willen erkennen voor God en derhalve niet heeft leren bewenen, en riep haar op tot het belijden van haar vele bedreven zonden voor God …waarop ze knikte en stilletjes instemde.

 

Roep uit de keel, houd niet in, verhef uw stem als een bazuin, en verkondig Mijn volk hun overtreding, en het huis van Jakob hun zonden, Jes.58:1

Wanneer men aan dominee Simons vraagt met hoeveel zondekennis je uiteindelijk tot Christus mag gaan, hoor je hem vertellen over de innerlijke aanvechtingen van de oude mens die alles wil wat God haat en niet wil hetgeen God wil. Het ene moment is daar een begeerte tot het goede, en vijf minuten later zitten zijn gedachten in de sterren wanneer er een mooie vrouw voorbij gaat. Hebben dan al Gods kinderen geen last van hun oude verdorven onbekeerde vlees? Jazeker, en natuurlijk zou ik bijna zeggen, maar dat is in dit geval geen antwoord op de vraag van de vraagsteller. Want, Gods heilige wet is de kenbron van onze ellende en legt de oorzaak en reden van onze doodstaat bloot. Het is de ontdekkende en ontblotende weg waardoor God in Zijn rechtvaardigheid zondaren vatbaar maakt voor Zijn barmhartigheid en tot de Heere Jezus Christus trekt en zalig maakt, om hen uit vrije genade om niet Zijn gerechtigheid en heiligheid toe te rekenen. God werkt nooit om Zijn verbroken gebod der wet heen. Gods heilige wet is tevens een afschijnsel van de heiligheid en rechtvaardigheid van God. Het doet een onheilig verdorven zondig monster inleven en gevoelen dat hij in en van zichzelf nooit meer bij zulk een heilig God in de hemel kan verkeren en wonen. Welzalig is hierom de mens wien het mag gebeuren, dat God naar recht hem niet wil schuldig keuren. Dit kan alleen door middel van de tussentreding van de Heere Jezus Christus; Die in de plaats inneemt van een doodschuldige en helwaardige zondaar, hem zeggende: Ik voor u, daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven. Dominee Johannes Van der Poel preekte dit zielsbevindelijk wel zuiver, leerstellig dwaalde hij echter door de wedergeboorte en het nieuwe leven voor de afsnijding en doding der wet te stellen, en dominee Du Marchie preekte dit leerstellig wel zuiver maar soms weleens zo vaak en zo diep waardoor het leek of in zijn prediking meer over vloek dan zegen ging. Dominee C.H. Spurgeon schreef hier destijds een treffend stukje over hoe predikers geen karikatuur van bepaalde leerstukken in hun prediking dienen te maken: “De Geest Gods wordt ook wel de Geest der wijsheid genoemd, en in die hoedanigheid hebben wij Hem dringend nodig, omdat kennis gevaarlijk kan zijn als ze niet gepaard gaat met wijsheid, die de kunst is om hetgeen wij weten recht te gebruiken. Het is even belangrijk het Woord van God goed uit te delen als ten volle te verstaan. Sommigen immers, die een deel van het Evangelie goed hebben begrepen, hebben aan dat ene deel een te grote nadruk gegeven en daardoor een verwrongen christendom voorgesteld, tot schade van hen, die dat hebben aangenomen, omdat deze als gevolg daarvan op hun beurt er ook weer een verdraaide voorstelling van hebben gegeven. Iemands neus is een belangrijk deel van zijn gelaat, maar het is mogelijk deze zo groot te tekenen, dat ogen en mond en al het andere hun betekenis verliezen en dan is zulk een tekening een karikatuur en geen portret meer. Op dergelijke wijze kunnen ook belangrijke leringen van het Evangelie zodanig overdreven worden verkondigd, dat zij de rest van de waarheid in de schaduw stellen en dan is de prediking niet langer het Evangelie in zijn eigen schoonheid, maar een karikatuur van de Waarheid. Sommige mensen echter – sta mij toe dat ik het zeg – zijn op deze karikatuur bijzonder gesteld. De Geest van God zal u het offermes leren hanteren om de offers te verdelen en Hij zal u laten zien, hoe ge de weegschalen van het heiligdom moet gebruiken om de kostbare specerijen in de juiste hoeveelheden af te wegen en te mengen. Elke ervaren prediker weet, dat dit van het hoogste belang is en het is goed, als hij elke verzoeking om dit te verwaarlozen, kan weerstaan. Helaas begeren sommigen van onze hoorders niet de volle raad van God te horen. Zij hebben hun geliefkoosde leerstellingen en zij zouden willen, dat wij van alle andere zwegen.”

Elke prediker dienen we enigszins vanuit zijn tijd, omstandigheden, afkomst en achtergrond te verstaan, om te begrijpen waarom ze zoveel nadruk op bepaalde leerstukken leggen. In dit verband moet u weten dat dominee Simons aanvankelijk geboren en getogen was in gereformeerde gemeenten alwaar de zonde van het misdadige ongeloof waarmee het bloed van Christus Jezus wordt vertreden en onrein geacht schier nergens werd en wordt gepreekt. Door middel van deze gergemleer zijn al zoveel halfbekeerde zondaren die hun schuld thuis kregen en vanaf vele kansels vanuit hun kerkleer kregen toegezegd dat het wenen over deze zonden alrede een begin uit God is, want een dood mens heeft immers geen last van zijn bedreven zonden. Hoevelen hiermee voor eeuwig zijn bedrogen weet God alleen! Dat God door Zijn wet de zonden levend maakt en het geweten doet ontwaken, en door het evangelie de zondaar levend maakt, wordt echter verzwegen. Over de ontdekkende en dodende werking van de Noorderwind des Geestes en de bedekkende en levenmakende bediening van de Zuiderwind des Geestes wordt al helemaal niet gesproken. De onbijbelse kerkleer van de gergem is een vreselijke vermenging van wet en evangelie. We hebben hier op deze website tot weerlegging en opscherping in de haast verloren gegane heilsleer best veel over geschreven. Een groot wonder is dat dominee Simons hieruit verlost is geworden, en tevens een roeping kreeg tot het predikambt. Toen hij aanvankelijk begon te preken preekte hij nog enigszins vanuit dezelfde reformatorische lijn als dominee Veldman die hieromtrent een onvergetelijke leerrede over HC zondag 4 heeft mogen uitspreken, waarin hij stelt dat: “indien de wet niet scherpelijk ten dode wordt gepreekt, is en blijft het evangelie krachteloos en doet het geen kracht ten leve“, maar dominee Simons begon naar verloop tijd hiervan helaas af te wijken. Als je goed luistert durft hij het overtuigende werk der wet niet te ontkennen, omdat hij dit in zijn leven van kinderen Gods heeft gehoord, maar tegelijk is hij bang voor bekeringsystemen waardoor hij suggereert en tussen de regels durft te stellen dat een zondaar ook zonder de overtuigingen der wet tot de Heere Jezus kan gaan. Wederom laat ik deze tekst uit Gal.6:1 volgen: Broeders, indien ook een mens vervallen ware door enige misdaad, gij, die geestelijk zijt, brengt den zodanige te recht met den geest der zachtmoedigheid; ziende op uzelf, opdat ook gij niet verzocht wordt. Heeft dominee Simons dan een misdaad gepleegd door op dergelijke wijze door te slaan in zijn leringen? Ja lezer, op grond van Gods Woord meen ik zeker wel. Het schijnt me toe dat hij alzo preekt onder invloed van de puriteinen, terwijl hij de scherpte der dodende wet die zij preekten helaas achterwege laat. Soms vraag ik mezelf weleens af of hij omtrent dit punt niet tegen zijn eigen geweten en zielsbevindingen in preekt. Maar wie zijn wij dan om over anderen iets te kunnen zeggen, en wat weten wij van onszelf, merkt de apostel… ziende op uzelf?? We zijn immers van gisteren en weten niets van onszelf. Laten we niet vergeten dat dominee Veldman in Harskamp destijds ook met een preekschuld naar Nederland terugkwam, vergelijk zijn uitgesproken preken in Nederland van die periode ervoor en daarna eens, en ook dominee A. Kort die na een poosje dolen en omzwervingen naar verlang scherper en zuiverder is gaan leren en preken, en ook ik als de minste van al deze genoemde broederen heb tot aan mijn nek in de dwalingen gezeten. Ik kan hierop alleen maar zeggen dat de Kerk van Jezus Christus in en van zichzelf alleen maar kan dwalen en afwijken, dit heeft de kerkgeschiedenis immers bewezen, en dat God de enige grote Getrouwe is: SOLI DEO GLORIA. Maar wat ook gezegd mag worden is, dat deze duur gekochte Kerk van Christus door de eeuwen heen door aansporing van de inwonende Geest van Christus zich ook telkens weer geroepen voelde om de Waarheid wederom zuiver te belijden, wanneer de dwalingen begonnen te heersen en op een ernstige wijze om zich heen begonnen te grijpen. Denk in deze aan de zendbrieven der apostelen tegen de ingekropen valse leraren, denk ook aan de polemische strijdschriften van onze kerkvaders tegen Arius en Pelagius, denk aan de thesen van Luther en Calvijn tegen Rome, de synode van Dordrecht tegen de aanhangers van Arminius. Iedere keer kwam God terug en gaf zijn volk in de grootste verdrukkingen de zuiverste belijdenissen van de Waarheid.

 

Maar ook nu zijn er in de harten van Gods kinderen ergernissen gekomen inzake de onbijbelse leerstellingen die vanaf de kansel van Valburg meer en meer om zich heen beginnen te grijpen. Met name jonge mensen die buiten Gods eisende en veroordelende recht de zaligheid zoeken denken vanuit een opgelegd of aangepraat waangeloof dat je daar moet wezen omdat je onder deze gepredikte waarheid wellicht eerder tot bekering zal komen. Ik wil nu ingaan op enkele kernachtige uitspraken die hij tijdens dit vragenuurtje heeft gedaan, die tevens zijn prediking typeren. Het is mijn hartelijke wens dat dominee Simons hierover in de schuld mocht komen voor God en zijn gemeente, en voor zijn online luisteraars, en ook voor zijn broederen die aanvankelijk met stichting en vertroosting onder zijn bediening hebben mogen verkeren maar hem daarna met verdriet in hun hart moesten verlaten. Een goede vriend en broeder van mij merkte mij hier het volgende over op: “Ongeveer 25 jaar geleden heeft hij op een heldere en duidelijke wijze de Romeinenbrief mogen verklaren. Toen hoorde ik van de daken preken wat in de binnenkamer was geschied. Maar nu kan ik hem helaas niet meer horen.” Dan te bedenken dat deze voormalig ouderling uit de GGiN van Bruinisse door het beluisteren van deze reformatorische leer en prediking ernstig in de verdrukking kwam. Deze apostel der liefde werd met een bijl in zijn rug uit zijn ambt gezet en genoodzaakt zijn gemeente te verlaten. U zult begrijpen hoedanig hij zich in deze verraden en in de steek gelaten voelt door een leraar waarvoor hij aanvankelijk veel achting had. De misdaad van dominee Simons is dat hij is afgeweken van de leer der apostelen en der reformatie ontrouw is geworden, en dat hij op een Godonterende wijze wet en evangelie is gaan vermengen. Hij leert niet meer onderscheiden dat de Heere Jezus een Middelaar van verwerving is, maar ook een Middelaar is van toepassing. Dit vermengd hij met elkaar in zijn prediking door te stellen; “Jezus Christus is u reeds geschonken door het Woord Gods dat ik u predik, en ik heb hem alrede in de schoot van uw hart neergelegd.” Hij gaat hier voorbij aan de belijdenis van de apostel Paulus, toen hij over zichzelf schreef: het heeft Gode behaagt Zijn Zoon in mij te openbaren…etc. Toen de Heere Jezus aan hem tot zaligheid werd geopenbaard was Hij ook metterdaad geschonken!! De zaligheid van de apostel was echter destijds in de volheid des tijds op de kruisheuvel Golgotha door Christus Jezus verworven, en ook voor de ganse verkoren Bruidskerk van verleden, heden en toekomst. En later in de tijd persoonlijk aan de apostel geopenbaard en geschonken, hier vind u duidelijk dat de verwerving onderscheiden is van de persoonlijke toepassing. Lees hier nog enkele oudvaders over de afsnijding die aan de inlijving des geloofs vooraf geschiedt. In welke mate God dit werkt behoeven wij elkaar niet op te leggen, naar de kracht of mate waarmee ge wordt afgesneden naar diezelfde mate wordt ge in Jezus Christus ingelijfd. De kleinste mate van geloof heeft bij God echter evenveel waarde als een groot en sterk geschonken geloof! Let op wat onze trouwe vaderen leerden over de doding en afsnijding der wet, waarvan de ondergang in het badwater van de doop een afschijnsel is, hetgeen dominee Simons in zijn leer verzwijgt waardoor hij meer waangeloof dan waar geloof middels zijn misleidende prediking aankweekt. Zegt hij in zijn preken en antwoorden verder dan geen mooie dingen? Ja kan zijn hoor, maar als er geen hoorbare en duidelijke afsnijding gepreekt wordt en valse fundamenten worden gelegd, vind ik de rest ook niet meer zo stichtelijk. Eén lepel azijn over een kostelijk bereide maaltijd maakt het eten oneetbaar. Het gaat hier niet over bijzaken maar hoofdzaken. Ik werd onlangs bedroefd van het berichtje dat ik van iemand kreeg, die vertelde van een vriend die op een avond van Stichting Jij-daar was geweest en dominee Simons de vraag had gesteld of een zondaar niet eerst afgesneden moest worden en verloren moest gaan voor God wil hij vatbaar zijn voor de boodschap van het evangelie. Waarop dominee Simons zijn vragenbriefje in de prullenmand wierp, met de bijvoeging dat hij dit soort wanhoop theologie niet wenste te verkondigen. We leven in de eindtijd en ik schrijf deze liefdevolle ernstige waarschuwing in het laatste der dagen, de grote verdrukking en vreselijke vervolgingen zijn aanstaande, de satan gaat ook op geestelijke wijze rond als een briesende leeuw zoekende wie hij zou kunnen verslinden, onze kerken zullen gezuiverd worden en velen zullen beproefd worden en afvallen. Straks zal God van u en mij vragen wat wij met Zijn Woord van kruisdood en opstanding hebben gedaan. Velen in onze dagen roemen vanuit een waangeloof in een geestelijke opstanding zonder dat er een geestelijke kruisdood aan vooraf ging. Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? …want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde (Rom.6:3-7)

Gij dan, geliefden, zulks tevoren wetende, wacht u dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen medeafgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid; maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid (2Petr.3:16-17) 

Ik kan en wil dominee Simons in broederlijke liefde vermanend toeroepen: keer weder, keer toch weder en blijf getrouw staande in de rechtvaardigingsleer van de Heere Jezus Christus en Zijn apostelen opdat het u welga!! Nog een enkel vermanend en laatste woord, met name tot de hoorders van dominee Simons; bedenk toch dat de zaligheid van de verkoren Kerk van Jezus Christus verworven en betaald is door de weg van Gods heilige recht, het bloed der verzoening door Zijn volmaakte voldoening, Hij was de beloofde Messias der Schriften en bracht als het Lamme Gods een bloedoffer en liet Zich slachten, Hij moest worden wie en/of wat Hij niet was en is derhalve krachtens toerekening als de grootste der zondaren een vloekdood gestorven onder Gods eisende recht dat Hem toeriep: de ziel die zondigt zal de dood sterven! Op die wijze kreeg het recht der wet zijn vervulling, Zijn leven en sterven was zonder zonden geweest….hiermee was het recht der wet vervuld waarin God de mens had geschapen; doe dat en gij zult leven, en doordat Hij in Zijn stervende liefde Borgtochtelijk in de plaats van Zijn verkorenen Zijn leven heeft afgelegd en is begraven, is ook het andere deel van het recht der wet in vervulling gegaan; de ziel die zondigt zal de dood sterven. Wanneer God u gaat opzoeken en gaat stilzetten, en Zich uiteindelijk met u zal gaan verzoenen, gaat Hij dit verdoemende en verzoenende heilige recht in uw ziel verheerlijken, en zal Hij u op een geestelijke wijze in een heilig gericht trekken en u middels Zijn trekkende liefde hierin doodschuldig gaan stellen. Hiervoor behoeft u zich niet geschikt voor te maken, want wanneer dit hemelse wonder in uw leven zal geschieden bent u ganselijk ongeschikt en onwaardig voor Zijn verworven genade en barmhartigheid in Jezus Christus. Maar in die stonde zult u op een geestelijke wijze gedoopt worden in de kruisdood van uw Zaligmaker en slechts een sprankeltje ervaren van het gericht waarin de Heere Jezus heeft betaald en verloren moest gaan opdat u door Zijn tussentreding daaruit als een helwaardige zondaar verlost zou worden en door wedergeboorte een nieuw leven zou ontvangen door de geestelijk verworven kracht van Zijn heerlijke opstanding. Dit is dus geen voorwaarde, maar de weg waarlangs God verkoren zondaren zalig maakt. Dat niet een ieder kind van God zich op dergelijke wijze kan verklaren doet niet terzake, hierom zijn er klinkers en medeklinkers die weleens mogen instemmen en toestemmen wat anderen schrijven of mogen belijden. Zo mochten ook eens de verloste romeinen instemmen en toestemmen met hetgeen de apostel schreef tot nader onderwijs van hun verlossing in en door Jezus Christus: Of weet gij niet dat zovelen als wij in Christus Jezus gedoopt zijn, wij in Zijn dood gedoopt zijn? …want die gestorven is, die is gerechtvaardigd van de zonde (Rom.6:3-7)

 

Ds. A. Simons geeft kortelings reactie middels BBL over Gal 2:1-9 vanaf  1:12:00 uur   DJK :  in waar geloof is geen trauma, maar aanbidding, blijdschap en vrede

 

=================================================

 

Maarten Luther: De ware redelijke eigenschap nu van het christendom bestaat hierin, dat de mens eerst door de wet leert kennen, dat hij een zondaar is, voor wie het onmogelijk is een enig goed werk te doen. Want de wet zegt: Gij zijt een kwade boom. Daarom alles wat hij denkt, spreekt en doet, strijdt tegen God. Gij zult dus geen genade kunnen verdienen door uw werken. Indien gij nu dat zoekt te doen, doet gij erger kwaad. Omdat, aangezien gij een kwade boom zijt, gij niet dan kwade vruchten kunt voortbrengen, dat is: zonden. Want al wat uit het geloof niet is, is zonde, (Rom. 14:23). Daarom betekent het, wanneer gij genade wilt verdienen door vorige werken, God te willen verzoenen door zonden. Wat niet anders is, dan zonde bij zonde te doen, God te bespotten, en Zijn toorn op te wekken. Wanneer de mens zodanig onderricht wordt, wordt hij verschrikt en vernederd, en hij ziet in waarheid de grootte van zijn zonden, en hij vindt zelfs het minste van de liefde tot God in zichzelf niet, hij rechtvaardigt God in Zijn Woord, en belijdt dat hij een schuldenaar is aan de eeuwige dood en verdoemenis. Zo dan bestaat het eerste gedeelte van het Christendom in de openbare belijdenis, [en hartelijke betuiging] van berouw en leedwezen, en kennis van zichzelf.

Het tweede gedeelte van de christelijke leer is: indien gij zoekt behouden te worden, wordt de zaligheid niet teweeg gebracht door eigen werken, maar God heeft Zijn eniggeboren Zoon in de wereld gezonden, opdat wij door Hem leven zouden. Hij is gekruisigd, voor u gestorven en heeft uw zonden in Zijn lichaam gedragen. Aldaar wordt niet gevonden enige betamelijkheid of eigen werk, vóór de genade, maar louter gramschap, zonde, verschrikkelijke vrees, de dood. Zodat de wet alleen maar de zonde aantoont, zij verschrikt, en maakt iemand klein en nederig, en op die wijze bereidt zij tot rechtvaardiging, en drijft zo tot Christus. Want God heeft door Zijn Woord geopenbaard, dat Hij een ontfermend en vergevend Vader zal wezen, Die zonder onze verdiensten – aangezien wij niets kunnen verdienen – ons om-niet wil schenken: vergeving der zonden, gerechtigheid en het eeuwige leven om Christus’ wil. Want het is God Die Zijn gaven om-niet aan allen schenkt, en dat is de lof, roem, eigenschap van Zijn Godheid. Maar deze Zijn Godheid kan de HEERE niet voorstellen aan de werkers van eigen gerechtigheid, die de genade en het eeuwige leven van Hem niet om-niet willen ontvangen, maar die zoeken te verdienen door hun werken. Waarom zij gans en al aan Hem willen ontnemen: de glorie van de Godheid. Opdat dus de HEERE die zou kunnen behouden, moet Hij de wet vooraf laten gaan. Waardoor deze allerhardste rotsen als door een hemelse donder en bliksem verschrikt en verbrijzeld worden. (Uit Luthers verklaring van de Galatenbrief, Lindenbergh editie blz. 126)

 

===================================================

 

Ralph Erskine: “De ziel nu, zoals ik gezegd heb, ontwaakt, gewond, vernederd en tot wanhoop van verlossing in zichzelf gebracht zijnde, en bevindende dat alle haar vorige toevluchten der leugenen haar begeven, ontfermt Zich de Heere over haar in hare nederigheid en openbaart Zijn Zoon in haar;…. de Geest des Heeren openbaart het Fundament en geeft de heerlijkheid daarvan in Gods licht te zien, werkt op hetzelfde ogenblik dat geloof, waardoor de ziel, een welbehagen hebbende in deze heerlijke vinding van oneindige wijsheid aangaande Christus, gelovig toe te stemmen en daarmee in te stemmen en te verzegelen dat God waarachtig is. Ze grijpt met een persoonlijke toepassing Christus aan tot haar voordeel. Dit is de dag der bruiloft en der kracht, Psalm110:3, 2Kor.6:9. Het is door het geloof dat wij God in Christus Jezus zien, de wereld met Zichzelf verzoenende. Wie deze genade, heerlijkheid en schoonheid van Hem ziet, kan niet uitdrukken wat zij aanschouwt; woorden kunnen deze heerlijkheid of zoetheid niet uitdrukken. Van deze dag af zijn zij kinderen der genade, die al de genadige eigenschappen van de Gezegende hebben; daarom begint de zegen werkelijk vanaf deze dag af. Van deze dag af aan zijn zij arm van geest, geestelijk treurenden, hongerigen en dorstenden enz, en worden zalig gesproken…van die dag af is de vloek weg genomen.” (Citaat uit preek over Haggai 2:20)

     

======================================================= 

     

Dr. H.F. Kohlbrugge over het heilige afsnijdende en dodende recht Gods: “Velen zijn er onder ons, die uiterlijk de Wet kennen en geleerd hebben, zonder evenwel de stem van God zo in het vuur vernomen te hebben, dat zij daardoor van doodsangst niet wisten, waar te blijven. Tot deze zeg ik, dat al wie Leven uit God ontvangt, een tijd kent, waarin hij de stem van God in zo’n donder en bliksem, in zo’n vuur vernomen heeft, zoals eertijds de kinderen Israëls Ik wens degene geluk, wie de stem Gods, de stem van Zijn Wet, zo in de oren gedonderd heeft of dondert, dat hij daarover geheel verschrikt en als doodgeslagen is. “Gij zult geen andere goden voor Mijn Aangezicht hebben! … Gij zult niet begeren”, dat is de stem van de levende God uit het midden des vuurs! Dit gebod en verbod moet bij u waarheid worden; het recht der Wet moet in u vervuld zijn. Wat heeft God aan uw ganse christendom, als u voor zo’n stem niet beeft en uitroept: “Wee mij. Hier hoor ik tot mij het woord: u zult niet begeren, u zult niet dit, u zult niet dat! En, ik ben een afgodendienaar, een moordenaar, een hoereerder en echtbreker, een dief en rover, een lasteraar van God en van mijn naaste, een weerspannige, en … ik kan niet geloven; ik heb de eeuwige dood verdiend.”

Ik herhaal het: Wat heeft de levende God aan al dat praten van uw geloof, als gij u vleit met dingen, die toch bij u geen waarheid, geen werkelijkheid zijn! De Wet laat zich niet in een graf werpen. Die mens bedriegt zichzelf, die Gods stem verneemt en niet verbrijzeld wordt, die niet verslagen in angst des doods belijdt: Dit “gij zult niet” is niet bij mij. De zodanige misleidt zijn hart, wie het er niet om te doen is, dat dit “gij zult niet” bij hem in vervulling gekomen zij. Waarheen dan nu, opdat dit bij u in vervulling gekomen zij? De berg der heiligheid op met uw verontschuldigingen? Met uw goede voornemens, met het u in achtnemen voor verdere zonden? Wie er lust toe heeft, die wage het, maar hij zal verpletterd worden. Naar God wilt u heen? Naar God met berouw, met boete, met veel tranen? Maar Hij spreekt in een vuur en in een gloed van toorn, die u verteert! O, welgelukzalig hij, die met een verbrijzeld en verslagen hart, bij het gevoel van Zijn verdoeming, buigend onder het recht Gods, in doodsbenauwdheid het woord verneemt: “Uit het midden van u heb Ik een Profeet verwekt, naar Hem zult gij horen.” 

God laat Zich met geen zondaar in. Geest kan Zich niet inlaten met het voor Hem verdoemde vlees. Maar God in Zijn ontferming geeft en heeft gegeven een Profeet, naar Hem moeten wij gaan. Dezen Profeet houd ik u voor; Zijn Naam is: Jezus Christus. Wie zich vervloekt en verdoemd gevoelt, wie in een doodsangst beeft voor de stem van de heilige God, die hore deze Profeet, gelijk God het heeft bevolen. Wie niet in overeenstemming is met de Wet, die is de eerste dood gestorven; wie echter Hem, deze Profeet, niet hoort of wie Hem veracht, die sterft de tweede dood; wie Hem hoort, die ademt Hij van Zijn lippen eeuwig leven in de ziel; van deze neemt Hij weg de drievoudige dood. Wat weten wij zonder deze Profeet van God? Slechts dit: Hij is een verterend Vuur, en wij zijn verloren. Wat doet deze Profeet, als u bij Hem ter school gaat, u door Hem laat onderwijzen? Hij bestraalt u met Zijn wonderbaar licht, Hij openbaart Zichzelf aan u als de Waarheid, en u ziet al de banden der duisternis en der onkunde van God van u afgeworpen. Hij openbaart u de ganse zaak uwer zaligheid, de ganse raad Gods, hoe dat alles waarheid is in Hem, de Heere Jezus, en Hij geeft u Zijn Geest. Hij neemt de blindheid, de aangeboren onwetendheid van u weg. Hij leert u, dat deze in vuur en gloed sprekende God, deze rechtvaardige Rechter door Hem uw Vader is; dat Hijzelf aan Diens gerechtigheid voldaan heeft, en dat Hij dit “Gij zult niet” voor u vervuld heeft. Voorts leidt Hij u in de hoofdstukken van Zijn leer, hoe Hij voor u van God is uitgezonden; hoe Hij is geworden uit een vrouw, geworden onder de Wet; hoe Hij een vloek geworden is voor u, om u van de vloek der Wet te verlossen, en hoe Hij u een eeuwige zegen, eeuwige gerechtigheid, eeuwig leven heeft aangebracht van de Vader, zodat er geen verdoemenis voor u is, omdat Hij u in Zich heeft opgenomen. 

En zo brengt Hij u naar Gethsémané, voert u voor de geestelijke en voor de wereldlijke rechterstoel; Hij neemt u met Zich op Golgotha, aan het kruis, in het graf; Hij staat met u op uit de doden, vaart met u op ten hemel. Als nu verrast Hij u, zeggende tot u: Zie, dit Mijn paradijs is het uwe; u hebt de verlossing van al uw misdaden in Mijn bloed; u hebt recht op de liefde Mijns Vaders, recht op de erfenis. En met dit Zijn onderwijs, waarin Hij gedurig het geloof in uw hart werkt, herschept Hij u, geeft u zijn gezindheid, ook Zijn Geest, en werpt aldoor Zijn licht, het licht van Zijn genade, op dit “Gij zult niet”, opdat u gedurig op Hem ziet, u aan Hem houdt, en zo zult u niet alleen doen, maar zo doet u werkelijk de goede en heilige en volmaakte wil van God, zonder dat u het weet. Genoeg, dat u dit éne weet: “Zonder U, o mijn Profeet, mij van God gegeven, vermag ik niets.”Vervloekt is het volk, dat de Wet niet bewaart, dat deze Profeet niet hoort en niet gelooft! Gezegend is het volk, dat bij Hem ter school gaat, en alleen dit weet, dat het zonder Hem niets weet en ook niets vermag! O, welk een goede, geduldige Leraar is Hij! “Spreek, Heere, Uw dienstknecht hoort!” Amen. (Citaat uit een leerrede over Deut. 18:15-19)

==========================================================

 

Th. Van der Groe – citaat uit predicatie over HC zondag 23, vraag 60

 

=======================================================

 

Thomas Boston over de twaalfde bijlslag: Nu is de tijd gekomen wanneer de mens slingerend tussen hoop en wanhoop, zich voorneemt om TOT CHRISTUS TE GAAN ZOALS HIJ IS; en darhalve, gelijk een stervend mens zich uitstrekt juist voor zijn adem uitgaat, zo vergadert hij al de gebroken krachten van zijn ziel bijeen, beproeft om te geloven en in zekere mate grijpt hij Jezus Christus aan. En nu hangt de rank daar aan de oude stam, bij een enkele tak van een natuurlijk geloof, voortgebracht door de natuurlijke sterkte van iemands eigen geest, onder een allerdrukkendste noodzakelijkheid Ps. 78:34, 35; Als Hij ze doodde, zo vraagden zij naar Hem, en keerden weder, en zochten God vroeg. En zij gedachten dat God hun rotssteen was en God de Allerhoogste hun Verlosser; Hosea 8 vers 2: Dan zullen zij tot Mij roepen:mij God! Wij, Israël kennen U! Maar de Heere, voorhebbende Zijn werk te voltooien, brengt dan nog een andere slag toe, waardoor de rank geheel afvalt. De Geest van God ontdekt overtuigend aan de zondaar zijn uiterste onvermogen om enig ding te doen dat goed is; en dus sterft hij, Rom.7:9. Die stem slaat krachtdadig alles overstemmend en verbrijzelend door zijn ziel: Hoe kunt gij geloven? Joh.5:44. Gij kunt niet meer geloven, dan dat gij uw hand tot den hemel zoudt strekken en Christus vandaar nederbrengen! En dus ziet hij ten laatste dat hij zichzelf in eeuwigheid niet kan helpen, door werken noch door geloven; en niets meer hebbende om te blijven hangen aan de oude stam. valt hij daarom af. En terwijl hij dus in de uiterste verlegenheid is, ziende zichzelf waarschijnlijk weggevaagd te zullen worden door de vloed van Gods toorn; en nochtans onmachtig om zo veel als zijn hand uit te steken om een tak aan te grijpen van de Boom dse levens, groeiende aan de zijde der rivier, DAAR WORDT HIJ OPGENOMEN EN INGEENT IN DEN WAREN WIJNSTOK, DE HEERE JEZUS CHRISTUS, DIE HEM GEEFT DE GEEST DES GELOOFS. Door hetgeen hierboven gezegd is, heb ik waarlijk geen oogmerk om te pijnigen of tedere conscientiën te benauwen; want hoewel er zulke (tedere conscientiën) tegenwoordig meer zeer weinige zijn, nochtans God verhoede dat ik misdoen zou aan enigen van Christus kleinen! Maar, helaas, een doodslaap is op dit geslacht gevallen; zij willen niet worden wakker gemaakt, laten wij zo aan het leven komen als wij kunnen; en daarom vrees ik, dat er een ander soort van wakkermaking op dit predicatie-verharde geslacht wacht, die de oren van hen die het horen, zullen doen klinken.

Thomas Boston over ‘s mensen uiterste onvermogen om zichzelf te herstellen

 

======================================================

 

Robert Murrey McCheyne

Maar toen mij GODS GEEST aan mijzelf ontdekt.
Toen werd in mijn ziele de vreze gewekt.
Toen voelde ik wat eisen GODS HEILIGHEID deed.
En daar werd al mijn deugd een verwerpelijk kleed.

En toen vluchte ik tot JEZUS! want HIJ heeft mij gered!
HIJ heeft mij verlost van het vonnis der wet.
Mijn heil en mijn vrede en mijn leven werd HIJ.
Ik boog mijn hoofd en geloofde en mijn GOD sprak mij vrij.

Nu ken ik die waarheid zo diep als gewis.
Dat CHRISTUS alleen mijn gerechtigheid is.
Nu tart ik de dood en verwin ik het graf.
Nu neemt mij geen satan de zegekroon af.

Nu reis ik getroost onder het heiligend kruis.
Naar het erfgoed daarboven in het vaderlijk huis.
Mijn JEZUS geleidt mij door de aardse woestijn.
Gestorven voor mij zal mijn zwanenzang zijn!

 

=======================================================

 

William Gadsby over de uitverkiezingsleer en het aanbod van genade

Wij houden eraan vast dat het recht is van een dienstknecht van Jezus Christus het evangelie te prediken voor het gehoor van allen die het horen; en wat wij verkeerd vinden is dat men het evangelie niet predikt tot allen die het horen, maar dat mensen beweren dat ze gemachtigd zijn om het evangelie aan te bieden aan allen die het horen. Wij achten dat het een ding is om het evangelie te prediken, en dat het evangelie aanbieden een heel andere zaak is. Vandaar dat wanneer een man op de preekstoel opstaat en zegt: ”In Gods Naam bied ik Christus aan en vergeving en zaligheid aan iedere ziel die hier aanwezig is; daarom kom nu en neem Christus en de zaligheid aan, terwijl u de gelegenheid hebt; vandaag is het de tijd, morgen kan het te laat zijn en denk erom dat het uw eigen schuld is dat u niet gered wordt, want ik heb u vandaag Christus aangeboden”. Nu, wij beschouwen dat dit prediken van het evangelie niet veel meer is dan dat een arme verleide papist zijn rozenkrans- kralen telt, dan dat het de ware dienst van God is. Gods wil te prediken en te verkondigen is een ding, maar om aan te bieden wat het alleenrecht is van God om te geven en bekend te maken is een heel andere zaak. Ongeveer zestien jaar geleden hoorde ik een jonge predikant beweren dat hij preekte en hij maakte ongeveer de volgende opmerkingen: “Ik bied u nu Christus aan en Christus staat met open armen om u te ontvangen, ja Hij smeekt, Hij bidt, Hij verzoekt u dringend om tot Hem te komen en Het Leven te hebben en toch willen sommigen van u niet komen. Ja, het is alsof God de Vader kwam en voor u op de knieën viel, smekend en vragend Christus te ontvangen en te komen om met Hem verzoend te worden en toch wilt u niet komen”. Op deze wijze ging hij nog geruime tijd door. En dit noemde hij “preken van het evangelie aan alle hoorders”. Van iemand die het Arminianisme aanhangt zou men zulke opmerkingen kunnen verwachten, maar voor iemand die belijdt dat hij gelooft in de eeuwige en absolute verkiezing, is het gebruik van zulke afschuwelijke uitdrukkingen één van de hoogste beledigingen die in een religieuze vorm aangeboden kunnen worden aan God of aan de mens. Het stelt zowel Christus, als God de Vader voor als arme teleurgestelde wezens, die geheel onbekwaam zijn om het hart van een arme, stervende worm te onderwerpen.

En welk een bemoediging kan er in een dergelijk evangelie zijn voor een arme, diepbedroefde, vertwijfelde zondaar in de wereld, om te vertrouwen op de Heere om de zaligheid van Hem te verkrijgen. Wie kan en durft de belangen van zijn ziel voor de eeuwigheid, toevertrouwen in de handen van een wezen, dat een gunst die hij begeert en met ernstige smekingen op zijn knieën verlangt, niet kan verkrijgen. Maar Gode zij dank, wij hebben Christus alzo niet geleerd! Wij weten dat wat Zijn ziel begeert, dat doet Hij. Daarom zegt Christus: “Al wat Mij de Vader geeft, zal tot Mij komen, en die tot Mij komt, zal ik geenszins uitwerpen”. “Uw volk zal zeer gewillig zijn op de dag Uwer heirkracht”. “Al Uw kinderen zullen van den Heere geleerd zijn, en de vrede uwer kinderen zal groot zijn”. “Ik heb nog andere schapen die van deze stal niet zijn; deze moet Ik ook toebrengen en zij zullen Mijn stem horen”. Wat heeft een z.g. aangeboden evangelie van doen met zulke eeuwige bolwerken als deze ? Wanneer alle vrije-wil aanbiedingen in de vergetelheid wegzinken, dan blijven Gods onwrikbare “zullen” en “willen” staande. Gezegend zij Zijn dierbare Naam, dat er niets onzeker is in de zaligmaking van Zijn volk. Hij laat het niet aan hen over of ze de aangeboden genade willen aannemen of niet; neen, zij zullen Zijn stem horen en zij zullen leven.

Als men zou zeggen dat het prediken van het evangelie en het aanbieden van het evangelie hetzelfde zijn dan begrijp ik daaruit, dat waar we de termen “prediken” en “predikend” in het Woord van God vinden, we ze mogen vertalen met “aanbieden” en “aanbiedend”, maar als dat niet altijd mogelijk is, dan kunnen ze niet hetzelfde zijn. Laten we eens een paar teksten aan deze regel toetsen. “En heengaan predikt, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is nabij gekomen”. Als ze zouden verkondigen dat het Koninkrijk der hemelen nabijgekomen was, dan zou dat kloppen, maar om te zeggen dat ze aanboden dat het koninkrijk der hemelen nabij was gekomen, zou absurd zijn. Laat mensen aanbieden zoveel als ze maar willen, maar geen mens kan tot Christus komen, tenzij de Vader hem trekke. God spreekt tot de harten van Zijn volk met een kracht die de doden levend maakt en hen gewillig maakt om Christus te ontvangen met een gevoelig besef van de werkelijke noodzaak van Hem, en door de onoverwinlijke kracht van de Heilige Geest wordt Christus geopenbaard aan het geweten en de arme ziel verheugt zich, door een levend geloof in Hem, lieflijk in Hem. Een aangeboden evangelie zal zijn als water dat uitgestort wordt op de aarde, dat niet weer verzameld kan worden, maar het evangelie van Christus zal de tegenstand overwinnen en het zal voorspoedig zijn in datgene waartoe Hij het gesteld heeft. 

We geloven dat het juist is Wet en evangelie te prediken tot allen die ons horen; te verklaren dat de Heere de mens recht gemaakt heeft, maar dat hij zichzelf verdorven heeft door tegen God te zondigen, en eeuwige toorn dor het recht verdiend heeft, en dat de aard en de heiligheid van de rechtvaardige Wet die de mens verbroken heeft, zodanig is dat ze zich uitstrekt tot de principes en gedachten van het hart, en voor beiden oordeelt: “Vervloekt is een iegelijk die niet blijft in al hetgeen geschreven is in het boek der Wet om dat te doen (zowel in gedachten, woorden en werken)”. “Daarom zal uit de werken der Wet geen vlees gerechtvaardigd worden”. En toch: “Allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid Gods”. Wij achten dat Jehovah uit werkelijke liefde en strikte rechtvaardigheid voor Zijn eigen heilige natuur, gebonden is om de eer van Zijn Wet te handhaven. Eerder dan dat God één titel of jota van Zijn Wet kon herroepen, zou het gehele menselijke ras in eeuwige wanhoop moeten wegzinken, want de Wet is heilig, rechtvaardig en goed, en een heilige, rechtvaardige en goede God moet uit liefde tot Zichzelf een rechtvaardige en heilige en goede Wet handhaven. Dit prediken wij tot alle hoorders. Wanneer we dit onderwerp behandelen, prediken we ook dat er geen ontkoming is door de werken der rechtvaardigheid die we kunnen doen, aan de rechtvaardige wraak die we hebben verdiend en dat de enige weg waarin God rechtvaardig kan zijn en de Betoner van Zijn rechtvaardigheid voor de goddelozen is door het verzoenend bloed en de rechtvaardigmakende gerechtigheid van Jezus Christus.

We verklaren herhaaldelijk dat er geen andere Naam onder de hemel onder de mensen gegeven is, waardoor zondaars zalig gemaakt moeten worden, behalve de Naam Christus en dat de vergeving geschiedt door het bloed van Christus en dat er geen andere wijze is, en dat een iegelijk die in Hem geloofd behoeden zal worden en nooit beschaamd zal uitkomen tot in der eeuwen eeuwigheid. Het is voor ons een ware vreugde om te verklaren dat Christus zowel in staat is, als gewillig is, om allen die tot God komen door Hem volkomen zalig te maken, alzo Hij altijd leeft om voor hen te bidden. Wij laten ook niet na om aan allen die ons horen te vertellen dat deze zaligheid louter uit genade is, en dat er niets onzekers of twijfelachtigs in is, maar dat de belofte zeker is voor al het zaad der belofte; want de eeuwige God heeft uit eeuwige liefde voor Zichzelf een volk uitverkoren, dat Hij zal verlossen met een eeuwige verlossing, welke wil daar ook tegenop komt. De Drie-enige God heeft een eeuwig verbond aangegaan ten behoeve van de uitverkorenen in Christus als hun Borg. Hij heeft hun zaak in Zijn eigen handen genomen en heeft Zichzelf aansprakelijk gesteld voor al hun zonden. Ja, Hij heeft werkelijk het zaad van Abraham verbonden met Zijn Godheid. In deze natuur heeft Hij volkomen voldaan voor al de zonden van Zijn uitverkorenen en het Goddelijke Recht is zeer voldaan met de genoegdoening die Hij gegeven heeft, zodat Hij het niet alleen mogelijk heeft gemaakt dat zondaars zalig gemaakt kunnen worden, maar Hij maakt ook de eeuwige gelukzaligheid van Zijn volk zeker. Hij heeft aan de overtreding een einde gemaakt; “want met één offerande heeft Hij in eeuwigheid volmaakt degenen die geheiligd worden” of in Hem, hun Hoofd, afgezonderd. “En de vrijgekochten des Heeren zullen wederkeren en tot Sion komen met gejuich, en eeuwige blijdschap zal op hun hoofd wezen; vrolijkheid en blijdschap zullen zij verkrijgen, maar droefenis en zuchting zullen wegvlieden”. Niet: “Er zal een aanbod van genade aan hen gedaan worden”; maar “zij zullen gekroond worden met eeuwige vreugde, en droefenis en zuchting zullen wegvlieden”

Wij verklaren dat al Gods uitverkorenen gerechtvaardigd worden in en door de gerechtigheid van Christus, want in den Heere zal al het zaad Israëls gerechtvaardigd worden en zal het roemen. Christus is het einde der Wet tot rechtvaardigheid voor ieder die gelooft. Wij prediken ook dat het de Vader heeft behaagd dat in Christus al de volheid wezen zou, zodat al wat Zijn volk nodig heeft voor het leven of de heiligheid, voor de tijd of voor de eeuwigheid, het alles in Christus, hun levend Hoofd, verzekerd is. Wij dringen aan op de noodzakelijkheid van berouw en we beschrijven de aard van dat berouw ten opzichte van God en het geloof ten opzichte van onze Heere Jezus Christus. Maar wij prediken ze beide als de vrije gift van God: “Zo heeft dan God ook de heidenen de bekering gegeven ten leven !” Christus is verhoogd ter rechterhand Gods om Israël bekering en vergeving van zonden te geven; en Hij is de overste Leidsman en Voleinder des geloofs. Wij prediken ook de absolute noodzakelijkheid dat de Heilige Geest de doden levend maakt; de blinden het gezicht geeft, van zonden gerechtigheid en oordeel overtuigd, en neemt de dingen die van Christus zijn en toont ze aan Zijn volk en verheerlijkt zo Christus in hun hart. 

Wij scheiden ook het kostelijke van het snode in het naspeuren van de voetstappen van de kudde van Christus en het werk van de Heilige Geest in hun ziel, en we trachten de onderscheidende gevoelens onder Zijn Goddelijk onderwijs te beschrijven. Wij gaan in op hun hoop en hun vrees, hun opgangen en hun neergangen, hun lafhartigheid en ijver, hun nederlagen en overwinning, verdriet en vreugde, vastendagen, feestdagen, tegensprekingen en verruimingen, vertwijfelingen, verleidingen en triomfen. We gaan hen na in hun rouwgewaden, wanneer de tegenwoordigheid van hun Meester is weggenomen, en hun troost dood schijnt te zijn, en in hun prachtige feestgewaden, wanneer hun troost weer terug keert op hoogtijdagen. We geven een beschrijving van hun vijanden, tezamen met hun spelonken en holen en listige werken; maar we verzekeren de heilige van de overwinning door het bloed van het Lam. We stamelen wat over de schoonheid van Christus in Zijn Persoon, onderneming, werk, bloed, gerechtigheid, ambten, karakters, verhouding, volheid, liefde en lieflijkheid. In onze bediening voelen we een ernstige vreugde om te trachten ons te bewegen in het onmetelijke veld en om op te stijgen naar onnaspeurlijke hoogten, en om neer te dalen in de bodemloze diepten van de onuitsprekelijke liefde van God de Vader, God de Zoon en God de Heilige Geest voor Zijn volk. We beschrijven, voor zover onze Gezegende Meester ons genade en gaven schenk, zowel de inwendige als uitwendige heerlijkheid van de Koningin, de vrouw des Lams.

En we proberen huichelaars aan het licht te brengen en de bedrieglijkheid van hun hoop bloot te leggen en hen op de hoogte te brengen van het rechtvaardig oordeel dat hun te wachten staat, als ze sterven in die staat waarin ze zich bevinden. En we bemoedigen iedere vertwijfelde zondaar om op Christus te hopen totdat de Heere komt; en te geloven en rusten in Christus als de enige Zaligmaker van arme zondaars. We prediken de verscheidene onderdelen van de Goddelijke Waarheid in het evangelie van Christus, in de leerstukken, beloften, uitnodigingen, geboden, bemoedigingen, ordonnantiën, waarschuwingen, enzovoort. En we trachten de personen en gevallen aan te wijzen, op wie deze waarheden onmiddellijk van toepassing zijn in hun onderscheiden situaties en omstandigheden. Zo scheiden we het kostelijke van het snode, en als instrumenten in Gods hand, proberen we Gods familie te troosten met dezelfde vertroostingen waarmede we zelf door God getroost zijn, en geven zo elk een bescheiden deel spijze te rechter tijd. En we vermanen Gods Volk om zorg te dragen goede werken voor te staan. En deze dingen prediken wij tot allen die ons horen. (Citaat uit: The Gospel Standard 1890 (blz. 254-257)

 

https://www.gospelstandardvrienden.nl/citaten/het-preken-van-het-evangelie#/

 

=======================================================

 

Maarten Luther: “Laten wij er toch aan denken, dat alle gezag dat de Schrift aan de leraren (predikanten) toekent, volledig in de ambtsbediening van het Woord bestaat en begrensd is. Want Christus heeft deze volmacht en dit gezag niet aan de mensen gegeven, maar aan het Woord, waarvan Hij die mensen dienaren maakte. De dienaren van het Woord mogen alzo door dit Woord, tot uitdelers waarvan zij gesteld zijn, onbevreesd alles wagen. Dat zij alle macht, heerlijkheid en groten van de wereld er toe mogen dwingen, zich ootmoedig onder de majesteit van het Woord te stellen. Dat zij door dit Woord allen, de grootsten en de kleinsten, mogen bevelen. Dat zij de tempel van Christus mogen oprichten en de heerschappij van de satan mogen verbreken. Dat zij de lammeren mogen weiden en de wolven doden. Dat zij de leergierigen mogen onderwijzen en vermanen, de wederspannigen en afvalligen terugwinnen en overtuigen. Dat zij dit alles mogen doen, echter alleen door het Woord van God. Zouden zij zich toch ooit eens van dit Woord afkeren om eigen droombeelden te volgen, dan mogen zij zich niet meer als leraar (predikant) laten gelden. Zij zijn dan veeleer verscheurende wolven, die men moet wegjagen! Want Christus heeft ons bevolen naar niemand anders te horen dan naar hen die ons leren, wat met het Woord van God overeenstemt”.

 

LEES OOK DE BEKERING VAN JOHN WARBURTON

 

=========================================================

 

Dominee Simons over verbond, doop en belijdenis

 

  1. DJK : Daarnaast houdt men de kerk volgens een roomse wijze in stand door ongelovige kinderen te besprenkelen. Dit is een roomse kerktraditie die niet vanuit Gods Woord verdedigt kan worden. Men meent dit te kunnen staven vanuit de Calvinistische verbondsleer, gefundeerd op de roomse vervangingsleer, die de kinderdoop naast de Bijbelse geloofsdoop handhaaft en valselijk verdedigt. Deze on-Bijbelse verbondsleer die de uitwendige kerk uit de heidenen in de plaats van Israël beschouwt, wordt in praktijk gebracht door de besprenging van zuigelingen, (en later door een valse geloofsbelijdenis), die hierdoor tot de gemeente Gods worden ingelijfd. Doch later wordt deze veronderstelde inlijving weer ontkracht omdat het kind (en later als uitwendige belijder) nog wel wederom geboren moet worden…etc. In de midden orthodoxie van onze kerken is het kind alrede door de besprengingsdoop verondersteld wedergeboren, tenzij later het tegendeel blijkt.

 

  1. DJK : Besprenging met water, is beslist niet hetzelfde als dopen in water hetgeen een beeld van het badwater der wedergeboorte is….van ondergaan en opkomen. Johannes de doper doopte in water, en niet met water zoals de vooringenomen foutieve vertaling van onze Statenvertaling weergeeft. Johannes doopte wel met (= in) water, maar gijlieden zult gedoopt worden met den Heiligen Geest, Hand. 11:16b. Vergelijk met: Matth. 3:11, Joh. 1:33, Hand. 1:5.

 

  1. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal, Hand. 2:39. God heeft door de eeuwen heen altijd als een rode draad door de lijn der gelovige geslachten gewerkt. Dit heeft de geschiedenis der kerk veelvuldig en rijkelijk bewezen. Maar wij mogen niet vooruit lopen op deze beloftenissen Gods en onze kinderen derhalve dopen op grond van een (toekomstig) geloof dat nog geschonken moet worden. John Bunyan wandelde in deze veel Bijbelser dan Johannes Calvijn. Bunyan doopte pas wanneer de beloftenissen Gods waren toegepast en geschonken door een waar geloof in Jezus Christus. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, Markus 16:16.

 

  1. DJK : De doop is niet in plaats van de besnijdenis gekomen. De rechten der wet –doe dat en gij zult leven– werden bewaard in de voorhuid, Rom. 2:26. Deze rechten had de mens verloren door zijn val in Adam. Hiervan betuigt de apostel: Het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Middels de besnijdenis werd daarom een stenen mes der gerechtigheid in het vlees van de man gezet, met name daar waar vanuit hij vrucht kon voort brengen. De afgesneden voorhuid werd in de grond begraven. Uit de eerste Adam geen vrucht meer in der eeuwigheid, uw vrucht worde uit Mij gevonden, zei de Heere Jezus Christus. De vrouw in Israël werd niet besneden omdat zij alleen uit haar man vrucht kon dragen. Omdat het geestelijk verkoren Israël de bruid van Jezus Christus is, en derhalve uit mannen en vrouwen bestaat, kan ook zij alleen door geloofsgemeenschap vrucht dragen uit haar Tweede Man, Rom. 7:4b. Toen Christus het Heil voor Zijn bruidskerk verwierf ging bij Hem het zwaard van Gods gerechtigheid door Zijn onschuldige vlees dat Hij had aangenomen, opdat al de overtredingen van Zijn Bruidskerk veroordeeld zouden worden in Zijn aangenomen vlees. Opdat het recht der wet geestelijk vervuld en verheerlijkt zou worden in Zijn verkoren Bruidskerk, Rom. 8:3-4. Christus Jezus en Dien gekruist is een Middelaar van verwerving, maar ook een Middelaar van toepassing. Bij de toepassing en schenking van dit verworven Heil door God den Heilige Geest wordt de bruid van Christus geestelijk besneden (Kol. 2:11-13), dit is het hartverscheurende berouw vanuit een onhoudbare nood voor God over de bedreven zonden jegens Wet en Evangelie, zijnde met Hem begraven in de dood door de doop, Rom. 6:3-6. Opdat het recht der wet in ons verheerlijkt worde, in en door een weg van geestelijke kruisdood en opstanding, De ondergang in het doopwater is derhalve een teken van de geestelijke afsnijding en doding van de heerschappij van Adam onder een verbroken werkverbond, nooit geen gerechtigheid en heiligheid meer uit de werken van het vlees, en de opgang uit het doopwater is een teken van de geestelijke inlijving in de Tweede Adam onder een vervulde wet, toegepast en verheerlijkt door de Geest der Beloftenis. Om deze reden ontving de Heere Jezus ook Zijn drievoudig ambt van Zijn hemelse Vader zijnde het Voorwerp des geloofs met de Heilige Geest Die Zich aan Zijn ontvangen ambt paarde waardoor Hij met vrucht Zijn ambten kon vervullen nadat Hij gedoopt was in de Jordaan door Johannes de doper. Bij de onderwerpen des geloofs die in Hem geloven en met Hem verenigd zijn geschiedt dit wezenlijk niet anders, ook zij ontvangen het ambt aller gelovigen van hun hemelse Vader in het uur der minne bij hun geestelijke besnijdenis waarop zij de verworven Geest van hun oudste Broeder ontvingen waardoor zij in Zijn opstandingskracht uit hun doodstaat en graf der zonden op mochten staan tot een nieuw godzalig leven, en dus ook hierom werden alleen de mannen in Israël besneden in hun vlees dat vrucht voort kon brengen, en werden alle gelovige mannen en vrouwen gedoopt in water. Derhalve mocht ook geen onbesnedene eten van het vlees van het onschuldig plaatsvervangende geslachte paaslam tot vereniging, Ex. 12:44,48, Joh. 6:53-57, waarna Israël uittoog richting de Rode Zee. Het bloed van het geslachte paaslam en het water in de wolkkolom hebben Israël uitgeleidt in vrijheid, vergelijk Efeze 1:13. Door de rode zee (= beeld van de doop) werd Israël onder leiding van de wolkkolom in de woestijn geleidt, waar zij gejuicht en Gode lofzangen gezongen hebben vanwege hun blijdschap en vreugde over hun verlossing, dagelijks gegeten van het hemelse manna, gedronken van het water uit de steenrots, Gods heilige wet in vrijheid ontvangen die in de ark des verbonds werd gelegd (beeld van vervulde wet in Jezus Christus), en nader onderwezen werden in hun verlossing uit het diensthuis middels de dienst der tabernakel. Evenzo was het gestorte bloed bij het koperen brandofferaltaar en het water in koperen wasvat de toegang tot de gouden tafel der toonbroden en de gouden kandelaar (menorah) in het Heilige. Het gouden wierookaltaar ziet op de geestelijke vrucht van aanbidding in het hart tot God door Woordbediening en Sacramentsbediening (HA). De gelovige Kerk van Christus wordt geestelijk gedoopt in Zijn vervloekte kruisdood (Rom. 6:3) tot vernietiging en begraving van zonden, tot één Lichaam (= gemeente van Christus) gedoopt waarvan Christus het Hoofd is (Gal. 3:27) waardoor ze één van zin en eensgevoelend zijn, en in één Geest gedrenkt (1 Kor.12:13, Rom.8:9-11, 1 Petr.3:8, Phil.2:2) tot heiliging en vernieuwing des levens. Hiervan is de uitwendige doop een beeld en afschijnsel. Dit was het teken van Jona den profeet!

 

  1. DJK : Onze kerken worden op een roomse wijze gebouwd en in stand gehouden door besprenkelde kinderen vanaf hun 18e levensjaar een valse geloofsbelijdenis te laten doen op grond van een verondersteld geloof, die in de plaats kwam van de roomse commune. In de roomse kerk wordt bij het doen van de commune voor het eerst deelgenomen aan de eucharistieviering, ofwel de kerkelijke toegang tot het verbroken lichaam van Christus. In onze kerken verkrijgt men bij de geloofsbelijdenis van een historisch geloof een kerkelijk recht en toegang tot deelname aan het Heilig Avondmaal. Van deze roomse traditie is wezenlijk nooit afscheid genomen! Op dergelijke wijze verbind men de jeugd door een on-Bijbelse doop en een valse belijdenis aan de kerk, op grond van een verondersteld toekomstig geloof, waardoor men verzekerd is van hun financiële bijdragen en kerkelijke macht. Op deze wijze hebben de apostelen de christelijke gemeenten nooit gebouwd, maar heeft Rome (en onze kerktraditie) wel zijn kerken van goud gebouwd. Hierbij wens ik nog deze kanttekening te plaatsen dat, als iemand in de grote gemeente van ds. Charles Haddon Spurgeon aangaf door de prediking van het Goddelijke Woord tot verlossing te zijn gekomen, mocht deze persoon voor een godvrezende kerkenraad een eenvoudig verslag doen van zijn/haar verlossing door een waar geschonken geloof in Jezus Christus, waarna de kerkenraad besloot of hij/zij mocht worden toegelaten tot belijdeniscatechisatie waardoor ze door God in deze middelijke weg nader in hun verlossing werden onderwezen. Vanuit de gesprekken die daaruit volgden en ontstonden en ook de vragen die werden gesteld, probeerden onderwijzers op te merken of er waar geloof, geloofsvertrouwen en geloofskennis in het hart van de gelovige was, al was het maar de minste mate des geloofs, en daarbij een begeerte naar opwas van deze geschonken zaken. Dan pas werd besloten om wel of niet te gaan dopen. Ik ben mij er van bewust dat het op kerkelijk vlak schier overal maar ten dele is, en dat het koren met het onkruid gezamenlijk zal opgroeien, laten we hierbij ook deze donkere geesteloze tijd niet vergeten, en ik besef tevens dat er in de begintijd van de vroege kerk vrij snel werd gedoopt nadat iemand zijn geloof in de Heere Jezus Christus had beleden en de dienst des satans had afgezworen, waarbij echter ook waangelovigen zoals Simon de tovenaar en Ananias en Safira voorbij kwamen, en ook elke zondag het Heilig Avondmaal werd aangericht en bediend, dit was de glorietijd van het begin van de kerk op aarde. Vanwege de donkerheid en geesteloosheid daarbij vergeleken heeft Calvijn, notabene ten tijde van de reformatie, besloten om slechts viermaal per jaar het HA te vieren. Ik denk dat we vanuit dit kader hetzelfde voorzichtige doopbeleid binnen de gemeente van ds. C.H. Spurgeon moeten beschouwen. Alleen God Drie-Enig is de enige hartenkenner en nierenproever.

 

http://www.dewoesteweg.nl/wp-content/uploads/2009/01/DJK-22-stellingen-tegen-de-roomse-praktijk-in-onze-kerken.pdf