Ds. Rottenberg

Posted by admin | | dinsdag 28 oktober 2008 6:53 pm

Artikel in word :  klik hier

 

 Wie was ds. A.M.J. Rottenberg

                          en wat was zijn verwachting voor het joodse volk?

»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»»

 

 

Wie een weinig met de Messias belijdende Joden van voor en uit de tweede wereldoorlog bekend is, denkt bij het horen van de naam van ds. Rottenberg onmiddellijk aan “Elim” te Rotterdam, en dan zal de naam van Joseph Zalman ook niet onbekend in de oren klinken! Laatstgenoemde is de man die zeer begaan was met zijn broeders naar het vlees. Zalman was in 1899 aangesteld als zendeling van de London Society voor het werk in Rotterdam. Op een dag was hij aan de Boompjes te Rotterdam met een aantal Joden -landverhuizers uit oostelijk Europa die vanuit Rotterdam naar Amerika zouden emigreren en tijdelijk in Rotterdam verbleven- in gesprek geraakt over het Evangelie. Terwijl hij het woord voerde gooide een van de hoorders met kracht een schoen naar het hoofd van Zalman. Even werd het pijnlijk stil. Maar na een moment van aarzeling stak de zendeling de man zijn hand toe en zei: “Kom broeder, ga mee naar mijn huis en laten we samen een glas thee drinken.” Overrompeld en wat beschaamd liet de man zijn vijandige houding varen en even later zat het hele gezelschap in het huis van Zalman, die zijn betoog daar rustig voortzette en probeerde hen uit de Schriften te overtuigen, dat Jezus de Messias is. Toen het moment van afscheid nemen was aangebroken, bedankte degene die zijn schoen had gegooid hartelijk voor de genoten gastvrijheid. “Wij hebben allen”, zo zei hij, “allen in velerlei Mara’s gewoond, maar hier hebben wij een “Elim” gevonden.”

 

Dat woord “Elim” raakte Zalman niet meer kwijt. Zalman, die op Hemelvaartsdag 1886 in Amsterdam gedoopt was, kon door de geldelijke steun van enkele vrouwen die grote liefde hadden voor Israël, een huis kopen in Rotterdam, om zijn verbitterde volksgenoten daar te dienen met hetgeen zij voor het lichaam nodig hadden, maar vooral om in hen in kennis te brengen met die grote Jood, de Messias. Er werd een vereniging opgericht met de naam “Nederlandsche Vereeniging voor Zending onder Israël, genaamd Elim”. Zalman was er zich van bewust, dat de Joden uit landen als Rusland, Polen en Roemenië niet bepaald positieve gedachten over het christendom hadden. Veel van wat hun was overkomen, was hun juist door ‘christenen’ aangedaan. “Christenen”, schreven we. We moeten wel bedenken dat het hier gaat over de volgelingen van Rome en de oosters orthodoxen. De laatste godsdienst is niet beter dan die van het pausdom.

»»»»»»»»

 

¾ Er zouden vele bladzijden te vullen zijn over het leven en werk van Joseph Zalman. Maar het gaat ons nu om ds. Rottenberg. Na het overlijden van Zalman werd het werk in Rotterdam voortgezet door Philip Trostyanetzky, een Russische Jood, die al op jonge leeftijd de Christus der Schriften leerde kennen. Na enige tijd onder de Joden te Odessa gewerkt te hebben moest hij vanwege de vervolging vluchten en kwam in Nederland terecht. Via een spoedcursus van veertien dagen(!!) was hij al in staat om in onze taal met de Nederlandse Joden te spreken. Door Gods voorzienigheid is hij in Rotterdam terechtgekomen en door hem kwam het werk van “Elim” -dat vrijwel tot stilstand gekomen was- weer opnieuw tot leven.

 

Ds. A.M.J. Rottenberg

Deze bijzondere persoon was afkomstig uit Galicië in Polen. Al op jonge leeftijd kreeg hij een Nieuw Testament in handen, hetgeen hem tot eeuwige zegen werd. Hij kreeg van een zekere Friedental de raad naar Nederland te gaan, waar hij zich in alle rust kon bezighouden met de vragen die bij hem leefden. In 1911 kwam hij in ons land aan. Bij Joseph Zalman kreeg hij een plaats in diens huis en hart! Intensieve en soms ook heftige discussies, zowel met Zalman als met leden van de synagoge, deden hem tenslotte met overtuiging kiezen voor de christelijke doop. De waarheid had, zoals hij later zelf schrijft, hem vrijgemaakt. Hij  getuigt er zelf van:  

 

“Vele waren de indrukken die ik reeds van het N.T. had ontvangen, maar nu zag ik Christus zelf en Zijn heerlijkheid als die van de Eengeborene van de Vader, vol van genade en waarheid, in wie God tot mij kwam, en door wie ik tot God kon naderen. Ik ondervond persoonlijk de werking des Heiligen Geestes die mij vrijmoedigheid gaf om te zeggen: Ik ben met God verzoend door zijn Zoon Jezus Christus.”  

 

Kort na zijn doop ging hij Zalman assisteren bij het werk in Elim. Na 3 jaar in Rotterdam werkzaam te zijn geweest vertrok hij naar Amerika met de bedoeling daar zijn studie voort te zetten. Na het schrijven van een dissertatie over de leer van de drieëenheid kreeg hij de titel “Bachelor of theology” en werd tot predikant bevestigd. Hij had inmiddels een stuk zendingswerk onder de Joden gesticht naar de stijl van Elim en werkte daarin met veel zegen een tiental jaren. Na ook enige tijd in Londen gewerkt te hebben kreeg hij het verzoek van Elim om Trostyanetzky te komen helpen. Welnu: Nederland en Elim hadden voor hem een onweerstaanbare aantrekkingskracht. Financieel kon men hem weinig bieden.  Dat was voor deze geroepene uit Israël allerminst een bezwaar. Hij ging! De l4 jaren sinds hij Holland verliet hebben zijn liefde voor Elim niet kunnen uitblussen. Op 9 juni 1929 hervatte hij zijn werk in Rotterdam.

 

¾ Het grote doel dat ds. Rottenberg voor ogen stond was enerzijds om de Joden het Evangelie te verkondigen en anderzijds de gemeente op te wekken de Joden tot jaloersheid te verwekken. Maar hij moest constateren dat het met de liefde voor Israël onder de Nederlandse christenen niet zo best gesteld was. Daarom bracht hij de kerk van Nederland in herinnering, hoever zij was afgeweken van wat theologen in de Gouden Eeuw hadden gezegd en geschreven. In een uitvoerige brochure liet Rottenberg zien, hoe intens men zich in ons land gedurende de 17e eeuw met het Joodse volk heeft beziggehouden. Waar waren de aandacht, het gebed en de verwachting voor Israël, welke er in die tijd zo ruimschoots was, gebleven. Hij achtte het de hoogste tijd dat de ogen van de christenen opnieuw opengingen, zodat de Joden en de Bijbelse beloften voor Israël niet langer over het hoofd gezien werden en weer mochten gelóófd worden.

 

 »»»»»»»»

 

Na zijn terugkomst in Rotterdam werden er openbare bijeenkomsten belegd in gebouw “De Eendracht”, waarbij vele Joden aanwezig waren. Maandelijks werden uitnodigingen gedrukt en verspreid met pakkende koppen in het Hebreeuws of Jiddisch. Er was altijd ruimte voor discussie, waar gretig gebruik van werd gemaakt! Het ging er soms heet aan toe en niet zelden duurden de debatten tot diep in de nacht. Ook in Scheveningen en Amsterdam werden vergaderingen gehouden. Wekelijks ontving hij Joden in zijn huis waarmee hij persoonlijk contact had gekregen. In Rotterdam ging hij ook dikwijls voor in kerkdiensten, waardoor hij een grote belangstelling voor het werk van Elim wist te wekken. Ds. Rottenberg beklemtoonde dat er maar één Zaligmaker is voor Jood en heiden. En zijn overtuiging was dat de Jood Jezus evenzeer nodig  heeft  als de niet-Jood, en dat de Jood op dezelfde wijze zalig moet worden als de niet-Jood. Dat er geen twee wegen zijn, maar dat er maar één weg is tot zaligheid. Ds. Rottenberg hield dat met kracht staande, al waren er in zijn tijd reeds christenen die daar heel anders over dachten.

 

In 1932 werd besloten het werk van Elim uit te breiden tot Antwerpen, waar veel Joden woonden. Er werd een officieel station geopend. Trostyanetzky werd aan deze zendingspost verbonden, terwijl Rottenberg van tijd tot tijd kwam om hem terzijde te staan. Er was goede belangstelling voor de bijeenkomsten, maar vele Joden namen dit werk niet in dank af. Het ging er soms zo heftig aan toe, dat de politie er aan te pas moest komen. Ook de pers reageerde uiterst negatief op de activiteiten van Elim. Het werk vond wel een krachtige steun bij de plaatselijke predikant, ds. Eijkman, welke zijn kerkgebouw ter beschikking stelde voor dit werk.

 

Het werk in Nederland ging onverminderd door. Rottenberg scheen onvermoeibaar in het houden van toespraken, het leiden van studiekringen en in het houden van gesprekken. Tussen de bedrijven zag hij nog kans om zijn gedachten over belangrijke onderwerpen schriftelijk vast te leggen. Niet minder dan vijf boeken en een tiental brochures van zijn hand zagen het licht. Door zijn uitzonderlijke kennis, zowel als door zijn persoonlijke uitstraling, vormde hij de spil waarom het hele gebeuren in Elim draaide. We kunnen moeilijk de belangrijkheid van het werk van ds. Rottenberg overschatten. En de eeuwigheid zal uitmaken hoeveel zonen Abrahams, door  zijn arbeid, de Heiland hebben leren kennen.

 

Inmiddels was zendeling S.P. Tabaksblatt ds. Rottenberg te hulp gekomen. Deze Poolse Jood had een bewogen leven achter zich.  Het werk in en rondom “Elim” werd van lieverlee minder. Er kwamen geen Joden meer op ‘doorreis’ en het zendingshuis lag nogal ongunstig. In het centrum woonden de meeste Joden. Het nieuwe zendingshuis kwam echter niet in Rotterdam maar in Den Haag. Ook daar was veel werk en vanwege de financiën moest er een keuze gemaakt worden. Om diezelfde reden werd de post in Antwerpen opgeheven. Trostyanetzky werd teruggehaald uit België om samen met Tabaksblatt het werk in Rotterdam -zij het nu dakloos- voort te zetten. Rottenberg richtte zich vooral op het nieuwe arbeidsveld in Den Haag en Scheveningen. Een van zijn wensdromen was verwezenlijkt: een christelijk Beth-hamidrasch -een leerhuis- waar hij samen met zijn Joodse volksgenoten de Schriften kon bestuderen en waar gedoopte Joden konden worden opgeleid voor het zendingswerk. Het complex aan de De Ruyterstraat bood naast een lees- en conversatiezaal, ook onderdak aan een indrukwekkende bibliotheek, die honderden Hebreeuwse, Jiddische en Nederlandse boeken bevatte. Het huis was op 26 juni 1940 plechtig geopend door ds. D.A. van den Bosch.

 »»»»»»»

 

Helaas hebben de Elim-werkers maar één jaar van hun nieuwe zendingshuis kunnen profiteren. Het antisemitische beest was in Duitsland losgebroken. En dat gruwelijk monster viel op 10 mei 1940 ook ons land binnen. Ondanks deze vreselijke dreiging had men het zendingshuis geopend. Er kon nog een klein jaar gewerkt worden. Maar op 10 juni 1941 viel de slag die te voorzien was. De Duitse bezetter verbood het werk van Elim. Het zendingshuis in de De Ruyterstraat werd in beslag genomen en leeggeroofd. Het werk was ten einde. Alléén clandestien kon het werk voortgezet worden en … dat gebeurde dan ook. Onvervaard ging men door met het geven van bijbelcursussen, het leiden van samenkomsten en het voorgaan in diensten. Totdat ook hieraan op brute wijze een eind werd gemaakt.

 

¾ Op 19 januari 1942 werd ds. Rottenberg gearresteerd en afgevoerd naar het concentratiekamp Amersfoort. Hij had de moed gehad een anti-nationaal-socialistische preek te houden! In Amersfoort werd hij ingedeeld bij het zogeheten Jodencommando. Deze Joden moesten het zwaarste werk doen dat denkbaar is. Ze moesten als koelies 10 uur per dag met een soort draagbaar lopen, waarop een grote bak was geplaatst. Door andere gevangenen werd een terrein afgegraven, de bakken werden met zand gevuld en het z.g. Jodencommando moest deze loodzware bakken op hun draagbaren wegdragen over een afstand van minimaal 250 meter. Liep men te langzaam, dan werd er geslagen en getrapt. Iedere vorm van godsdienstoefening was verboden. Maar er werden toch illegaal godsdienstoefeningen gehouden. Op zondagmiddag hield ds. Rottenberg een preek. Op een dag werd hij door de Duitsers betrapt. Via Buchenwald werd hij naar Mauthausen gebracht. Daar is hij op een beestachtige wijze door de nazi’s gemarteld. Op 16 juni van dat jaar bezweek hij onder deze helse martelingen, om in te gaan in de vreugde zijns Heeren. Wat zal er straks een gejuich opgaan onder de Hemellingen als de satan gebonden wordt en de grote Zoon van David al Zijn vijanden onder Zijn voeten zal verpletteren!

 

 

(De zendelingen Trostianetzky en Tabaksblatt werden in mei 1943 naar de gruwelkampen van de nazi’s gebracht. Zij zijn gespaard mogen blijven en keerden na de bevrijding naar ons vaderland terug).

 

 »»»»»»»»»»»»»»»

 

 

Na deze schets van het leven van ds. Rottenberg is het interessant, maar vooral belangrijk, te weten hoe ds. Rottenberg de toekomst van zijn volk heeft gezien. Heeft hij schriftuurlijke hoop voor zijn  volk gehad, zoals we die aantreffen bij de meeste van onze “oude schrijvers” en de puriteinen en presbyterianen van het Verenigd Koninkrijk? Daar is een positief antwoord op te geven! Zoals andere bekeerde Israëlieten -noemen we nu alleen I. da. Costa, A.Capadose en A.Saphir- heeft hij het nationaal en geestelijk herstel van zijn oude volk verwacht. Hij heeft er een hele verhandeling over nagelaten, welke ik graag aan u doorgeef.

 

 

 

I S R A Ë L S   H E R  S T E L

 

=====================

 

Het feit dat zovelen spreken en schrijven over Israëls toekomst en herstel, terwijl zij blind zijn voor Israëls schreiende nood in het heden, doet mij twijfelachtig staan tegenover hun geloof in de komende heerlijkheid. Wat voor betekenis heeft een geloof, dat uit niets bestaat dan uit het artikel ‘ik geloof?’ Wat nuttigheid is dit, zou Jacobus vragen, om tot de Joden te zeggen: ‘Gaat heen in vrede, wordt warm en wordt verzadigd, ik geloof en ben verzekerd, dat die dag der heerlijkheid voor u komt.’ Lijkt dit niet wonderveel op wat de apostel noemt: een geloof, dat zonder de werken dood is?

 

Als u dit een hard woord toeschijnt, welnu, laat ons aannemen, dat het geloof derzulken niet dood, maar levend is. Een levend geloof in de toekomst en het herstel van Israël. Maar is er dan iets heerlijkers denkbaar, dan te mogen arbeiden voor een zaak, die volkomen zekerheid heeft; voor een volk, welks toekomst en herstel gewaarborgd is door Gods eigen uitspraak? Is het ook misschien, dat aan dit geloof de liefde ontbreekt, waarvan we lezen, dat het geloof alleen in haar midden werkzaam is? Indien iemand het Israël van het heden niet liefheeft, dat hij gezien heeft, hoe kan hij het Israël van de toekomst liefhebben, dat hij niet gezien heeft?

 

Maar om tot ons begin terug te keren. Een andere zaak is, dat ik een opvatting heb van Israëls toekomst en herstel, verschillende van die der meesten, die daarover spreken en schrijven. Als ik die voor ditmaal naar voren zal brengen, zult u haar misschien minder vererend voor Israël vinden dan de gangbare beschouwing. Maar voor mijn gevoel is zij niettemin heerlijker en meer in overeenstemming met de beloften van de Heilige Schrift.

 

Ik wens op de voorgrond te plaatsen, dat ik absoluut ten volle geloof in de letterlijke  vervulling  van Gods beloften aan het zaad  van  Abraham,  dat  wij  te gezetter tijd het ganse heilige land ten erfdeel zullen ontvangen. De letterlijke, of beter nog, werkelijke uitlegging der profetieën boezemt ons het meest vertrouwen in, omdat zij op de meest natuurlijke wijze uit het lezen van Gods Woord voortvloeit. Zoals iemand met recht opgemerkt heeft: “Evenals het eerste sap, dat uit de druiventros ontspringt, zoeter is dan dat hetwelk in de persbak wordt uitgedrukt, even zo zijn de leerstelsels, die geheel natuurlijk uit de Schrift ontstaan, te verkiezen boven die, welke men door gedwongen uitlegging zou verkrijgen.” De richting (of richtingen) in de christelijke kerk, welke de gewoonte heeft alles in de Bijbel  te vergeestelijken,  heeft  mij  nooit kunnen bevredigen. Want :

 

ten eerste: Het komt mij voor, dat aan de éne kant, zowel het oude als het nieuwe Testament duidelijk naar voren brengen, dat de benaming Israël in het Messiaanse tijdperk niet een zogenaamde geestelijk of zinnebeeldige betekenis zou hebben, maar wel een veel wijder en verder strekkende zin dan die het oorspronkelijk had. Volgens Jesaja 56 zal die naam omvatten ‘de vreemde’, die zich tot de Heere gevoegd heeft en ‘die vasthouden aan Mijn Verbond.’ En volgens het Nieuwe Testament in andere woorden: ‘Zovelen door het geloof Christus hebben aangedaan, die zijn Abrahams zaad en naar de beloftenis erfgenamen.’

De belofte aan Abraham, dat zijn zaad het heilige land beërven zal, moet worden vervuld. Maar ik geloof, dat ook wedergeboren heidenen, uit kracht van hun vereniging met Christus bij Israël ingelijfd, behoren tot dat zaad, aan hetwelk de belofte van het heilige land is toegezegd. Ware de belofte door de wet verkregen, dan zou zij alleen tot het Joodse volk bepaald zijn, want de wet is alleen aan Israël en niet aan de heidenen gegeven. Doch daar de belofte uit genade is, bestaan voor haar de grenzen der wet niet, maar breidt zich uit over allen, die uit Abraham zijn naar het vlees, door de natuurlijke afstamming, en naar de geest door het geloof. Dus over alle gelovigen uit Israël en de volken.

 

ten tweede: Aan de andere kant komt het mij voor, dat beide oud en nieuw Testament wel degelijk verklaren,  dat in de  Messiaanse bedeling,  de  grenzen van het heilige land alle andere landen zullen omvatten, evenals Israël alle volken. Niet alleen b.v. in de 2e psalm, belooft God aan de Messias ‘de einden der aarde tot Zijn bezitting’, maar ook in ps. 72 heet het: ‘Hij zal heersen van de zee tot aan de zee, en van de rivier tot aan de einden der aarde.’ En bij de profeet Maleachi: ‘aan alle plaats zal Mijn Naam reukwerk toegebracht worden en een rein spijsoffer, want Mijn Naam zal groot zijn onder de heidenen, zegt de Heere der heirscharen.’ Maar bovendien, toen de Messias in de wereld kwam, verklaarde Hij uitdrukkelijk, dat de muur der afscheiding tussen Israël en de volken op het punt stond afgebroken en het onderscheid van plaatsen in verband met hun heiligheid uitgewist te worden. Dat de ure komt, waarin Jeruzalem geen voorrang zal hebben als een plaats der aanbidding of heiliger zal zijn dan welke andere plaats op aarde ook. Niet omdat Jeruzalem zou ophouden een heilige plaats te zijn. Dat nimmer en nooit. Maar omdat de gehele aarde heilig zou wezen. “De ure komt, wanneer gijlieden noch op deze berg, noch te Jeruzalem de Vader zult aanbidden. De ware aanbidders zullen de Vader aanbidden in geest en waarheid.”  

 

Dat sommige van de oude rabbijnen hetzelfde inzicht hadden, blijkt uit de volgende aanhaling: “Op zeker dag overdachten rabbi Eliazar ben Azarja en rabbi Eliazar uit Modiam samen het Schriftwoord uit Jesaja 3:17: “Te dier tijde zullen zij Jeruzalem noemen des Heeren troon, en al de heidenen zullen tot haar vergaderd worden.” Rabbi Eliazar ben Azarja zei tot rabbi Eliazar uit Modiam: ‘Zal dan Jeruzalem die allen bevatten kunnen?’ En deze antwoordde: ‘God zal tot Jeruzalem zeggen: Strek u uit in uw lengte en uw breedte, opdat gij de scharen bevatten moogt! Maak de plaats uwer tent wijd! En alle heidenen zullen tot u verzameld worden!’ En in een andere plaats lezen wij: ‘In de dagen van de Messias zal Palestina zich uitbreiden over alle landen.’ In de Talmud wordt ergens de vraag geopperd: ‘Waarom wordt Palestina ‘Erets Hatzwie’, het land des sieraards (letterlijk: het land der ree) genoemd?’ En het antwoord luidt: ‘Omdat, zoals de huid van de ree elastisch is, alzo zal ook Palestina elastisch zijn.’ Volgens rabbi Jochanan is Jeruzalem bestemd de hoofdstad van de gehele wereld te zijn.

 

@@@@@@@

 

Wij moeten in het oog houden, dat Israël, toen het nog in Kanaän woonde, zich niet dermate in zichzelf oploste, dat het weigerde niemand van de heidenen in hun gemeenschap toe te laten. Integendeel: zij namen de proselieten uit de volkeren daarin op en lieten hen delen in al de voorrechten en zegeningen van het zaad Abrahams. Zij achtten het volstrekt niet in strijd met de beloften, dat zodoende ook heidenen zouden delen in hun volheid.

 

En wat zal het dan wezen, wanneer de heidense proselieten, nu in de Messias zijnde, dermate in aantal toegenomen, dat der Israëlieten zal overtreffen? Israël is niet opgenomen in, niet geassimileerd met de heidens/christelijke gemeente, maar de wedergeborenen en bekeerden uit de volkeren komen over tot Israël, “de slip grijpende van een Joodse man en zichzelf noemende met de naam van Israël”, Zacharia 8:23. Het is Israël, die de ware gelovigen uit de volkeren in zich opneemt, zonder zijn eigen persoonlijkheid te verliezen. Het is de godsdienst van Israël, die de aarde zal bedekken en vervullen. Het is de Koning Israëls, die de heidenen zal ontvangen tot Zijn erfdeel.

 

In dit verband zou ik, zij het ook maar terloops, het volgende willen opmerken: Die christenen, welke zich tegenwoordig bezighouden met de in de grond anti-christelijke en bespottelijke vraag, of de toelating van bekeerden uit Israël in de kerk wel of niet wenselijk is, mogen wel denken aan de ernstige vermaning van Paulus aan de Romeinse christenen: “Gij draagt de wortel niet, maar de wortel draagt u.” (Rom. 11:18) Hij wil daarmee zeggen: “Gij christenen uit de volkeren, waant uzelf toch niet een nieuw-geplante boom, naast of boven de geslachtsboom van Israël. Gij zijt niets anders dan een wilde ent in deze opgenomen” Doch behalve dit principieel bezwaar tegen genoemde vraag, is zij ook geschiedkundig onjuist. De christelijke kerk bestond oorspronkelijk uit Joden. Niet-Joden hebben zich -met toestemming van het eerste Joden-christelijk concilie te Jeruzalem- daarin laten opnemen. Derhalve, zij die menen de gemeenschap met Joden te moeten mijden, wegens gevaar  voor  rassenbederf1,  kunnen dat bereiken niet door Joden-christenen de toelating in de kerk te weigeren, want oorspronkelijk is de kerk Joods-christelijk. Maar wel door zichzelf van die Israëlitische geslachtsboom, waarop zij ingeënt en van die eerste Joden-christelijke gemeente, waarin zij opgenomen worden, los te scheuren.

»»»»»»»

 

Ongetwijfeld, sommige takken zijn afgebroken door ongeloof. Doch hebben de profeten, die de toebrenging der wedergeboren heidenen tot Israël voorspelden, niet even goed de verlatenheid van de kinderen Israëls voorspeld? Lees maar in het derde hoofdstuk van Hosea: “De kinderen Israëls zullen vele dagen blijven zitten zonder Koning en zonder Vorst, en zonder offer, en zonder opgericht beeld, en zonder efod en terafim.” Maar betekent dat dan, zoals velen ook hier in Nederland beweren, dat het met Israël als volk voor goed gedaan is en de heiden-christenen de plaats van het Joodse volk, als een soort geestelijk Israël zullen innemen? Lees maar verder in hetzelfde hoofdstuk: “Daarna zullen zich de kinderen Israëls bekeren en zoeken de Heere, hun God en David hun Koning, en zij zullen vrezende komen tot de Heere en tot Zijn goedheid, in het laatste der dagen.” En weet gij, wie dit zegt? Jehovah, Israëls Verbonds-God!

 

Ja, ook zij -de afgehouwen takken- indien zij in het ongeloof niet volharden, zullen ingeënt worden. Gij vraagt: hoe is dit mogelijk? God is machtig genoeg om ze in hun vroegere plaats te herstellen. De breuk tussen God en het Joodse volk is niet onherstelbaar.“Indien gij (christenen uit de heidenen) afgehouwen zijt uit de olijfboom, die van nature wild was, en tegen nature in de goede olijfboom ingeënt, hoeveel te meer zullen deze, die natuurlijke takken zijn, in hun eigen olijfboom geënt worden!” (Rom. 11:24). Wij mogen dus, op grond van Gods Woord, een hereniging wachten van de natuurlijke takken met hun eigen olijfboom.

 

            En als die heerlijke tijd komt, waarin de gelovige heidenen ingeënt en de gelovige Joden wederom ingeënt worden in die olijfboom, dan zal het één gemeente zijn van de levende God,  één volk  Israël  door het geloof in Jezus Christus en dan met gemeenschappelijke rechten op de beloften; niet alleen van Palestina, maar ook die van de beërving van de gehele aarde.

           

            Men hoede zich echter van hetgeen wij gezegd hebben af te leiden, dat er geen verscheidenheid meer zal zijn tussen Israël en de volkeren. Dat wordt in de Schrift nergens geleerd. Maar verscheidenheid is geen scheiding en is niet in strijd met eenheid. Juist het tegenovergestelde: eenheid in de Bijbel veronderstelt verscheidenheid. Wij geloven dat het bekeerde Israël zijn plaats en zijn bijzondere bedieningen onder de volkeren zal innemen. “De bekering der wereld”, heeft een Engelse schrijver gezegd, “kan nog grote vorderingen maken, voordat de Joden zijn in de weide van de goede Herder, maar er zal na hun bekering nog genoeg te doen overblijven in de wijngaard des Heeren, om de belofte te verwezenlijken, dat hun aanneming voor de wereld zal zijn het leven uit de doden.”

 

            Het is evenzeer mijn vaste overtuiging, dat het gebrek, de leemte, de onvolkomenheid, de onvastheid en onzekerheid in de gemeente (die toch “een pilaar en vastigheid der waarheid” genoemd wordt) in haar huidige openbaring, zowel als in de kerk van het verleden, het gevolg is van de afwezigheid van het Joodse volk in het lichaam van Christus. Het is een onweersprekelijk feit, dat het gehele christendom van deze tijd dit als een ziekte-verschijnsel ervaart. Of beter nog als een spannend verlangen, een hijgend uitzien naar de toebrenging dier leden, zonder welke het lichaam niet volmaakt kan wezen.

           

            Hebben kerken en natiën, die zichzelf christelijk noemden en nog noemen, met betrekking tot het Joodse volk niet gehandeld alsof zij een opdracht van God gekregen hadden om het te verdrukken, te martelen en te verachten? Is het geen tijd, dat de kerk en de natiën, die zich christelijk noemen, zich van hun schuld jegens dat volk bewust worden? Dat allen, die op de goede olijfboom van Israël ingeënt zijn, zich beijveren in het gebed, de liefde vóór en het werk ónder dit, Gods eeuwige volk!

 

ºººººººººººººººººººººº

 

 

®      Het  bovenstaande is geciteerd uit de levensbeschrijving van ds..A.M.J. Rottenberg, Gezonden en teruggeroepen,  door mevrouw A.R. Zalman-Marda. Het betreft hoofdstuk 19, Israëls Herstel. Het valt op dat ds. Rottenberg het feit aanhaalt ‘dat zovelen spreken en schrijven over Israëls toekomst en herstel.’ Het is niet duidelijk wie dat geweest zijn.

®      Het belangrijke is echter dat deze begaafde man een opvatting had over de toekomst en het herstel van Israël, verschillend van die der meesten, zoals hij dit zelf aangeeft!

 

Ds. Rottenberg argumenteert dat het Messiaanse Vrederijk, zoals dat na de bekering van de Joden geopenbaard zal worden, één groot Israël zal zijn en dat in de Messiaanse bedeling de grenzen van het heilige land alle andere landen zullen omvatten, evenals Israël alle volken. Persoonlijk vind ik dit een zeer schone gedachte. Maar dat niet alleen. Het komt mij persoonlijk voor als zeer goed mogelijk, gelet op de Bijbelse gegevens, waar we door ds. Rottenberg op gewezen worden. Laat het voor ons allen  een bron van gedurige overdenking en bestudering zijn. Maar ook een bron van grote troost, daar wij toch leven in een wereld die steeds meer in goddeloosheid wegzinkt en waarin het lijkt of satan het voor het zeggen heeft. Maar als de “bestemde tijd” (Psalm 102) zal gekomen zijn zal de Heere opstaan en al Zijn grote beloften voor Israël en de wereld gaan vervullen. Dan zal de bekering van Israël “het leven uit de doden” zijn voor de gehele wereld, zoals we lezen in Romeinen 11 en dan zal -naar de woorden van de profeet Jesaja- het Evangelie de gehele wereld bedekken, gelijk de wateren de bodem der zee.

 

@@@@@@@@@@@@@@@@@@@@

 

 

 

 


1  Dit werd geschreven door ds. Rottenberg in de zomer 1933!