Exodus route

Posted by admin | | woensdag 25 januari 2012 12:42 pm

Pascha = voorbijgang van het verderf door het gestreken bloed

Exodus = uittocht en verlossing door water

Hebreeër = die door het water is heengegaan

Exodus 6 vers 1-7: Verder sprak God tot Mozes, en zeide tot hem: Ik ben de HEERE, En Ik ben aan Abraham, Izak, en Jakob verschenen, als God de Almachtige; doch met Mijn Naam HEERE ben Ik hun niet bekend geweest. En ook heb Ik Mijn verbond met hen opgericht, dat Ik hun geven zou het land Kanaän, het land hunner vreemdelingschappen, waarin zij vreemdelingen geweest zijn. En ook heb Ik gehoord het gekerm der kinderen Israëls, die de Egyptenaars in dienstbaarheid houden, en Ik heb aan Mijn verbond gedacht. Derhalve zeg tot de kinderen Israëls: Ik ben de HEERE! en Ik zal ulieden uitleiden van onder de lasten der Egyptenaren, en Ik zal u redden uit hun dienstbaarheid, en zal u verlossen door een uitgestrekten arm, en door grote gerichten; En Ik zal ulieden tot Mijn volk aannemen, en Ik zal ulieden tot een God zijn; en gijlieden zult bekennen, dat Ik de HEERE uw God ben, Die u uitleide van onder de lasten der Egyptenaren. En Ik zal ulieden brengen in dat land, waarover Ik Mijn hand opgeheven heb, dat Ik het aan Abraham, Izak, en Jakob geven zou; en Ik zal het ulieden geven tot een erfdeel, Ik, de HEERE!

God begint een twist met de afgoden van Egypteland :  uitleg bij de negen plagen

Tiende plaag : Want de zoon der dienstmaagd zal geenszins erven met den zoon der vrije (Gal. 4:28-31)

DJK : Israël vertoefde in Egypteland, als kinderen en erfgenamen des verbonds, maar verschilde niets van dienstknechten. Want ze moesten werken als slaven onder de geselslagen van Farao en zijn strenge drijvers. Lees hier, eerst het aardse dan het geestelijke : Doch ik zeg, zo langen tijd als de erfgenaam een kind is, zo verschilt hij niets van een dienstknecht, hoewel hij een heer is van alles; Maar hij is onder voogden en verzorgers, tot den tijd van den vader te voren gesteld. Alzo wij ook, toen wij kinderen waren, zo waren wij dienstbaar gemaakt onder de eerste beginselen der wereld. Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijn Zoon uitgezonden (= Paaslam), geworden uit een vrouw, geworden onder de wet; Opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zou, en opdat wij de aanneming tot kinderen verkrijgen zouden. (Gal. 4:1-5)

Deze kinderen en zonen Israëls die het beloofde land Kanaän erfelijk zouden gaan bezitten, waren in vrijheid in Egypteland gekomen onder Jozef, maar zijn door Farao en zijn drijvers in dienstbaarheid gebracht. God verloste Zijn aardse bondsvolk uit dit vervloekte diensthuis door de weg van bloed en water. Gelijk het geestelijk verkoren bondsvolk Israël door God in vrijheid op aarde was gebracht en geschapen maar door de verleiding des satans en moedwillig bedreven zonden tegen Gods heilige wet, onder een heerschappij van dienstbaarheid / slavernij gebracht. De mens, waaronder Gods verkoren kinderen, heeft zichzelf door eigen schuld als dienstknecht der zonde aan de duivel verkocht. Dus ook de geestelijk verkoren kinderen Israëls zullen het hemelse Kanaän beërven door het bloed van het Lamme Gods door Wien zij zullen erven als zonen, en het levende water des Geestes tot vernieuwing. Door verzoening en afwassing der zonden! Door de kracht des opstandings van Gods eerstgeboren Zoon, Rom. 8:11, zijn de verkorenen Gods als zonen en derhalve als erfgenamen uit de kruisdood opgestaan tot een nieuw leven, verlost zijnde uit de slavernij des satans en de macht der zonden, Rom. 6:7. En vrijgemaakt zijnde van de zonde, (Rom. 6:3), zijt gemaakt dienstknechten der gerechtigheid, Rom. 6:17-18. God eiste de gerechtigheid op in het diensthuis van Egypteland omtrent het vergoten bloed van de jonge Hebreeers die door Farao in de Nijl waren geworpen. Het volk Israel droeg het beloofde Vrouwenzaad (= Jezus Christus, de beloofde Messias) in haar schoot door Wien Israel zou erven. Dit was onschuldig vergoten bloed, en werd nu door God gezocht. Alzo eist God ook in de volheid des tijds de gerechtigheid op in de harten van Zijn verkorenen, …Dien gij gekruist hebt (Hand. 2:36), wanneer Hij hen verlost door bloed en water uit hun diensthuis der zonden. Het bloed der verzoening en het water der Geestes tot levensvernieuwing. Door bedreven schuld jegens Gods heilige wet en vanwege hun ongeloof jegens Gods heilig Evangelie, hebben zij de dood verdiend want de ziel die zondigt zal de dood sterven, gaan zij verloren als in een punt des tijds. Zij kunnen Gods wet niet meer volbrengen vanuit een verbroken werkverbond en hebben door hun ongeloof het Evangelie veracht, dat is als niet geacht. Terwijl God de gerechtigheid in hen opeist door de weg van schuldig stelling jegens Zijn Wet en Evangelie, besnijdt (doorsteekt) Hij door Zijn Geest de harten van Zijn verkorenen door middel van een geestelijke besnijdenis, als zonder handen geschiedt (Kol. 2:11-14). Waardoor zij de macht der zonden afsterven en met hun eigengerechigheid de dood in moeten. Denk bijv. eens aan het hartverscheurende berouw de Pinksterlingen, Hand. 2:37-39. Op deze wijze ontdoet God Zijn verkorenen van hun oude kleed der zonde en eigengerechtigheid en omhangt Zijn aangenomen kinderen (zonen) met het Kleed der gerechtigheid en heiligheid van Zijn eigen Zoon, Lukas 15:20-24. Want geen onbesnedene mocht eten van het vlees van het geslachte Paaslam, Exodus 12:44,48. Op deze wijze brengt God de dood over hun geestelijk diensthuis, om hen vatbaar te maken voor de gerechtigheid en heiligheid van Zijn eerstgeboren Zoon, door het enige offer van het meerdere Paaslam, opdat de zoon der dienstbare geenszins zal erven met de zoon der vrije!! Ofwel, uit genade zijt gij zalig geworden, en niet uit de werken der wet, en dat uit vrije genade om niet, omwille van het bloed des Lamme Gods….dat om uw schuld onschuldig geslacht werd, is gestorven en begraven, nedergedaald ter helle, ten derde dage wederom opgestaan uit de doden, ten hemel gevaren, zittende ter rechterhand Gods vanwaar Hij komen zal om te oordelen de levenden en de doden.

Mozes en het volk Israel en hun doortocht door de Rode Zee.pps

 

 

Red Sea Crossing

 

Exodus 20: Toen sprak God al deze woorden, zeggende: Ik ben de HEERE uw God, Die u uit Egypteland, uit het diensthuis, uitgeleid heb.
Gij zult geen andere goden voor Mijn aangezicht hebben.
Gij zult u geen gesneden beeld, noch enige gelijkenis maken, van hetgeen boven in den hemel is, noch van hetgeen onder op de aarde is, noch van hetgeen in de wateren onder de aarde is.
Gij zult u voor die niet buigen, noch hen dienen; want Ik, de HEERE uw God, ben een ijverig God, Die de misdaad der vaderen bezoek aan de kinderen, aan het derde, en aan het vierde lid dergenen, die Mij haten;
En doe barmhartigheid aan duizenden dergenen, die Mij liefhebben, en Mijn geboden onderhouden.
Gij zult den Naam des HEEREN uws Gods niet ijdellijk gebruiken; want de HEERE zal niet onschuldig houden, die Zijn Naam ijdellijk gebruikt.
Gedenkt den sabbatdag, dat gij dien heiligt.
Zes dagen zult gij arbeiden en al uw werk doen;
Maar de zevende dag is de sabbat des HEEREN uws Gods; dan zult gij geen werk doen, gij, noch uw zoon, noch uw dochter, noch uw dienstknecht, noch uw dienstmaagd, noch uw vee, noch uw vreemdeling, die in uw poorten is;
Want in zes dagen heeft de HEERE den hemel en de aarde gemaakt, de zee en al wat daarin is, en Hij rustte ten zevenden dage; daarom zegende de HEERE den sabbatdag, en heiligde dezelven.
Eert uw vader en uw moeder, opdat uw dagen verlengd worden in het land, dat u de HEERE uw God geeft.
Gij zult niet doodslaan.
Gij zult niet echtbreken.
Gij zult niet stelen.
Gij zult geen valse getuigenis spreken tegen uw naaste.
Gij zult niet begeren uws naasten huis; gij zult niet begeren uws naasten vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn os, noch zijn ezel, noch iets, dat uws naasten is.
En al het volk zag de donderen, en de bliksemen, en het geluid der bazuin, en den rokenden berg; toen het volk zulks zag, weken zij af, en stonden van verre.
En zij zeiden tot Mozes: Spreek gij met ons, en wij zullen horen; en dat God met ons niet spreke, opdat wij niet sterven!
En Mozes zeide tot het volk: Vreest niet, want God is gekomen, opdat Hij u verzocht, en opdat Zijn vreze voor uw aangezicht zou zijn, dat gij niet zondigt.
En het volk stond van verre; maar Mozes naderde tot de donkerheid, alwaar God was.
Toen zeide de HEERE tot Mozes: Aldus zult gij tot de kinderen Israëls zeggen: Gij hebt gezien, dat Ik met ulieden van den hemel gesproken heb.
Gij zult nevens Mij niet maken zilveren goden, en gouden goden zult gij u niet maken.
Maakt Mij een altaar van aarde, en offert daarop uw brandofferen, en uw dankofferen, uw schapen, en uw runderen; aan alle plaats, waar Ik Mijns Naams gedachtenis stichten zal, zal Ik tot u komen, en zal u zegenen.
Maar indien gij Mij een stenen altaar zult maken, zo zult gij dit niet bouwen van gehouwen steen; zo gij uw houwijzer daarover verheft, zo zult gij het ontheiligen.
Gij zult ook niet met trappen tot Mijn altaar opklimmen, opdat uw schaamte voor hetzelve niet ontdekt worde.

——————————————————-

 

Bekijk ook : De tabernakel, Gods heiligdom bij Zijn bondsvolk Israël