Joris Eagles gemarteld

Posted by admin | | woensdag 25 mei 2011 2:18 pm

Aangezien er velen gevonden worden, die waardig zijn om in hun daden en handelingen te worden beschreven, teneinde daaruit blijkt, wat de oprechte en ware dienaren van God, die de zaak van de christelijke godsdienst hebben gehandhaafd, en met volharding daarvoor hebben geleden en uitgestaan, hebben wij ons gedrongen gevoeld om de geschiedenis te verhalen van de vromen en godzaligen man Joris Eagles, teneinde hem vooral een ereplaats te geven onder het aantal martelaren, daar hij een man was, wel zonder kennis van talen, maar die grote daden heeft verricht tot bevordering van Gods kerk, zoals men uit dit verhaal duidelijk zal zien.

Het behaagt God menigmaal eenvoudige en verachte lieden op te wekken, om Hem door ben te laten dienen, en in mensen Zijn macht en heerlijkheid te openbaren, zoals wij in het Oude Testament van velen lezen, die van geringen stand en weinig vermogen waren en nochtans tot het profetische ambt werden geroepen. Zo riep de Heere ook deze man, die slechts een eenvoudig mens en een kleermaker van zijn handwerk was, tot de bediening van het predikambt, en wel in een vreemden en gevaarvolle tijd, en gaf hem de genade, niet alleen om Zijn Woord zuiver te prediken, maar ook om daarvoor te sterven. Daar dus deze kleermaker zijn geest tot hoger dingen verhief dan tot het maken van klederen, en hij een bijzondere gave om te spreken had, en met weinig woorden veel wist te zeggen, gaf hij zich geheel aan het lezen en het onderzoek der Heilige Schrift over, en bewees daardoor aan Gods kerk een groten dienst. En, daar hij reeds onder de regering van koning Eduard de zesde het talent des Heeren, dat hij ontvangen had, tot nut en stichting gebruikte, deed hij dit nog ijveriger, toen de vervolging der kerk van Christus plaats had, in welke tijd het merendeel van de predikanten van het heilig evangelie her en derwaarts werd verstrooid, en de mond zelfs niet durfde te openen.

Daar nu deze Joris naar verscheidene plaatsen reisde, en zich niet lang in een plaats ophield, versterkte en vertroostte hij op bewonderenswaardige wijze de moedelozen, en vertoefde nu eens in de steden dan weer in het veld. En, daar hij bemerkte, dat de vijanden der waarheid hem vervolgden, verbergde hij zich, zoveel hij kon, in bossen en wildernissen, zodat hij wegens zijn moeite en zijn arbeid, die hij verrichtte om her en derwaarts te reizen, de bijnaam ontving van de Loper. Dikwerf was het zo erg met hem gesteld, dat hij onder de blote hemel moest slapen, en menigmaal de nacht doorbracht in gebeden en smekingen tot God. Hij leefde en onderhield zich zeer sober, zodat men gedurende de drie jaren, die hij vervolgd werd, niet kon bespeuren, dat hij enige anderen drank gebruikt had dan water, ofschoon hij zich nochtans, door Gods genade, daardoor niet zwakker gevoelde; want hij had er zich geheel aan gewend, om er toe bekwaam te zijn, als de nood het eiste. Hij stichtte aldus gedurende enige jaren, al heen en weer reizende veel nut in de gemeenten, vooral in die van de streek van Colchester. Intussen bedacht en bewerkte de satan, die een vijand der christenen is, allerlei listen en lagen door enige lieden van de rechtbank, die in stilte de wacht hielden en verspieders aan alle plaatsen hadden, om hem gevangen te nemen, op welke wijze dit slechts kon plaats hebben. Zij spanden zich daartoe geruime tijd met ijver in, doch tevergeefs, daar hij, zowel als enige christenen altijd op zijn hoede was, en zich in bossen, kelders en op zolders van sommige huizen, wist te verbergen. Daarna lieten zij een geschrift uitgaan in naam van koningin Maria, dat afgekondigd werd in vier bisdommen, n. m. te Essex, te Suffolk, te Canterbury en te Norfolk, inhoudende, dat, wie Joris Eagles zou gevangen nemen, drie honderd kronen zou ontvangen. Velen werden door deze hoge som verlokt, en wendden alle middelen aan, om zich ten koste en schade van de beklagenswaardige Eagles te verrijken. Intussen geschiedde het op zekere tijd, dat hij, te Colchester zijnde, door een vijand der waarheid gezien en herkend werd, die hem terstond ging aanklagen bij hen, die hem vijandig waren. Eagies bemerkte dit, en vertrok, zo spoedig hem dit mogelijk was, vandaar, doch werd helaas vervolgd. Toen men hem zocht, had hij zich in een klein bosje verborgen, wat hij echter spoedig verliet, uit vrees dat zij hem daar zouden vinden. Hij begaf zich ogenblikkelijk naar een veld, dat met gerst bezaaid was, wat dicht hij het bosje lag. Hij deed dit echter niet zonder grote moeite en gevaar, en wel wegens de menigte van volk, dat heen en weer liep. En daar zij, die hem vervolgden, hem niet konden vinden, hoe naarstig en ijverig zij ook zochten, keerden zij samen terug, ieder naar zijn woning, uitgenomen één, die de snoodste en meest valse was van de gehelen hoop. Dit deed deze overtuigend blijken, daar hij met allen ijver op een hoge boom klom, om hem te beter te kunnen zien, als hij te voorschijn kwam.

Daar Joris nu niemand meer hoorde, en het gevaar meende te boven te zijn, viel hij op de knieën en terwijl hij zijn handen naar de hemel ophief, dankte hij God voor de genade, die Hij hem had bewezen. En, daar deze doortrapte vijand der waarheid hem gewaar werd, temidden van de aren, waar hij hem had gehoord, toen hij zijn gebed tot God deed, kwam hij terstond van de boom af, waarop hij geklommen was, om hem nader te bespieden, wat hij zo behendig deed, als hij slechts kon, nam hem gevangen, en bracht hem te Colchester. Deze verspieder liet zich met twee gouden kronen paaien, ofschoon er op zijn persoon, zoals gezegd is, een goede som gesteld was.

Aldus werd Joris in de gevangenis te Colchester gezet, tot groot leedwezen en droefheid der gemeente. Vandaar werd hij overgebracht naar Cheimesford, waar hij zo slecht werd behandeld, dat men hem niet meer dan twee ponden brood en een weinig water in de week gaf.

Enige tijd daarna voor de rechtbank gebracht, werd hij beschuldigd van Crimen laesae Majestatis (misdaad van gekwetste Majesteit), daar hij, tegen het verbod, vergadering had gehouden. In Engeland had men namelijk een wet gemaakt, onder de schijn van oproer en verzet onder het volk te voorkomen, dat, indien men met meer dan zes personen in een vergadering of geheime plaats bijeenkwam, men beschuldigd zou worden van lijfstraffelijke misdaad.

Toen nu Joris door de rechtbank ondervraagd werd, wist hij zijn zaak derwijze te verbergen, dat hij de omstanders met verwondering deed razen als woedende honden, en wel omdat hij de redenen aantoonde, waarom de godsdienst in zijn geheel behoorde beschermd en van dwang bevrijd te worden.

Niettegenstaande dit alles, werd hij als een oproerling en weerspannige veroordeeld, en wel om eerst opgehangen, en daarna, nog half levend, in vier stukken gesneden te worden.

Tegelijkertijd werden ook ter dood veroordeeld enige dieven en rovers, die des anderen daags met Joris voor de rechtbank werden gebracht. Daar zij samen naar de strafplaats gingen, vermaande Joris hen, waarbij de een de vermaning van deze heilige aldus bespotte: “Wij kunnen er niet aan twijfelen, of wij zullen rechtstreeks naar de hemel gaan, omdat wij deze heilige man tot een leidsman hebben, die ons voorgaat om ons plaats te bereiden.” Joris bestrafte hem daarover, zoals ook de andere deed, die steeds luisterde naar wat Joris zei, en zijn zondig leven, dat hij geleid had, liet varen, en God bad hem genadig te willen zijn, doch zijn metgezel volhardde in zijn boosheid. Eindelijk kwamen zij aan de galg, terwijl Joris van daarnaar een andere plaats werd gebracht. Het geschiedde voorts, dat een van de twee dieven, die naar Joris had geluisterd, op de ladder klom, het volk vermaande, met berouw over zijn zonde, en zei, dat ieder zich aan hem zou spiegelen, en, nadat hij zijn ziel aan God bevolen had, stierf hij met een zeer goede belijdenis.

Daarna werd de ander, die een spotter en lasteraar was, voorgebracht, die ook, als naar gewoonte, het volk wilde toespreken, doch volstrekt niets kon uitbrengen van wat hij wilde zeggen; want, hoe meer hij zich bij het volk zocht te doen verstaan, hoe minder hij een woord duidelijk kon uitspreken. De rechters bevalen hem, dat hij het Onze Vader zou opzeggen, doch hij kon dat niet doen; en, om dat te kunnen doen, werd hij door niets dan zijn eigen tong belet. Men begon hem woord voor woord voor te zeggen, om hem te doen horen, hoe hij het moest uitspreken; doch, ofschoon men het hem voorzegde, kon hij het toch niet nazeggen.

Zij, die erbij stonden, om dit schouwspel aan te zien, wisten niet (zo waren zij daarover verwonderd) wat zij daarvan denken of zeggen zouden. Zelfs zij, die wisten, wat er niet deze misdadiger was voorgevallen, waren verwonderd, hoewel betuigden, dat het een rechtvaardige straf en wraak van God was over deze hooswicht.

Intussen werd het vonnis van Joris ook voltrokken, waarbij hij tot het einde volstandig bleef. Eerst werd hij half verwurgd, daarna van de galg losgemaakt, en zijn lichaam in vier stukken verdeeld.

Het hoofd werd op een hoge paal geplaatst, en de vier gedeelten werden tot afschrik van allen opgehangen; het een gedeelte te Clochester, het andere te Harwich, het derde te Chelmesford, en het vierde te St. Rouses.

Op deze wijze stierf de godzalige martelaar, veracht, bespot, versmaad en gelasterd, maar zeer hoog aangeschreven en hoog verheven bij onze Heere Jezus Christus, waar hij nu zegeviert met alle godzalige martelaren en getrouwe bloedgetuigen. Deze strafoeféning had plaats te Colchester, in Augustus van het jaar van onze Heere en Zaligmaker Jezus Christus 1557.

Op de derde Augustus werd te Norwich, om de getuigenis van Jezus Christus, tot de vuurdood veroordeeld Richard Crasfield, te Wymoundham.

De 17den September werden te Islington verbrand Rase Allerton, Jakob Austoo, Margaretha Austoo, zijn vrouw, en Richard Roth.

In die dagen werden te Colchester verbrand Margaretha Thurston en Agnes Rongeor.

De 20sten September stierf de vuurdood te Northamton, in het ware geloof, Jan Kurdes.