Een groot aantal gelovigen, om de belijdenis van het heilig Evangelie, in Calabrie omgebracht

Posted by admin | | zaterdag 25 oktober 2008 11:27 am

In het jaar onzes Heeren en Zaligmakers 1561, kort na de dood van mr. Lodewijk Paschal, ontstond er een grote vervolging in het koninkrijk Napels. Doch, voor wij met dit verhaal voortgaan, moeten wij weten, dat mr. Lodewijk Paschal predikant was bij de geheime gemeenten, die zich te Guardia en Sint Sixto, beide steden in het koninkrijk Napels, bevonden. Deze goede man was, zoals boven is verhaald, door de gemeente van Genève gezonden, om daar het Woord van God te verkondigen, wat hij ook, volgens zijn roeping met de grootste ijver deed, waarbij hij zijn vrouw verliet, die hij nog geen acht dagen gehuwd had. Hij werd eindelijk door Salvator Spinello, heer van Guardia, gevangen genomen. En, nadat hij vele troostrijke brieven aan zijn bedroefde jonge vrouw en aan de broeders der gemeente te Genève geschreven had, heeft hij eindelijk de leer van het heilige Evangelie, dat hij het volk getrouw had verkondigd, met zijn bloed bezegeld. Toen deze goede herder door de vijanden der waarheid omgebracht was, werden de schapen verstrooid, niet alleen in Guardia, maar ook in de omliggende plaatsen, zodat er in korte tijd vele gelovigen om de belijdenis van de ware christelijke godsdienst werden gevangen genomen. De vijanden der waarheid noemden deze goede lieden Ketters, Lutheranen, scheurmakers; en met deze benamingen zochten zij hen bij de lieden gehaat te maken, ten gevolge waarvan de gelovigen niet meer geacht werden dan dieren, en vele pijnigingen moesten verduren; ja, zij werden in zo groot aantal en op zulk een jammerlijke wijze vermoord, dat een stenen hart er door bewogen moest worden.

Andreas Honsdorf schrijft in zijn boek, Het toneel der voorbeelden” genaamd, dat er op de 11e Juni, ook volgens de getuigenissen van Job Fineel, in zijn derde boek van de wonderen van onze tijd, te Montalto, een stad in het Napelse rijk, vele gelovige gevangenen werden gebracht, waar zij terstond in de gevangenis geworpen en kort daarna ter dood veroordeeld werden. Toen het doodsvonnis over hen was uitgesproken, sneed de beul de een na de ander, als een hoop schapen, de hals af. In deze tijd werden op één dag achtentwintig lieden op wrede wijze omgebracht. Hun lichamen werden in vieren gesneden, en de stukken opgehangen langs de grote wegen in Calabrië.

Kort daarna werden er nog omtrent honderd vrouwen om de belijdenis van het evangelie, gedood, en zeven ouderlingen levend verbrand. Intussen hielden deze vervolgers, door zo veel bloed der christenen nog niet verzadigd, niet op de gelovigen door geheel Calabrië te vervolgen, zo zelfs, dat er omtrent zestienhonderd gevangenen waren, van welke enige standvastig in het geloof bleven, en hun bloed voor de naam van Christus lieten vergieten, terwijl enige in hun geloof verflauwden, zich door pijnigingen lieten bewegen, en van de waarheid afweken. Anderen wisten te ontvluchten, en hielden zich, zolang de vervolging duurde, in andere plaatsen op.

Nu rest ons mee te delen, hoe deze vervolgers van de naam van Christus met deze gevangen gehandeld hebben, en op welke vreselijke wijze zij het bloed van deze martelaren vergoten; daartoe is het echter niet nodig, zelf een verhaal samen te stellen, aangezien ons een brief in handen gekomen is van een pausgezinde, die uit Montalto geschreven was, waarin de wijze vervat is, op welke zij met deze beklagenswaardige lieden hebben gehandeld, waarin zij met hun eigen hand de barbaarsheid, jegens deze gelovigen bedreven, als in een spiegel ieder voorstellen. Wij willen daarom liever hun eigen woorden meedelen, teneinde de getuigenissen van onze tegenpartij strekken, om de bloeddorstigheid van de pausgezinden aan het licht te brengen, tot hun grote schande en eeuwige schaamte.