Martelaren op aandrang van Rome onthoofd omwille van hun geloof in de nije leer

Posted by admin | | dinsdag 10 augustus 2010 11:36 am

Nadat de stad Valenciennes overwonnen was, liet de markies van Bergen, gouverneur van Henegouwen en Valenciennes, voor hij de Nederlanden verliet, om naar Spanje tot de koning te gaan, vergezeld van Floris de Montmorency, heer van Montigny, drie compagnieën soldaten, uit de burgers genomen, achter, om de stad te bewaren en gehoorzaamheid aan de koning in te scherpen. Michiel Herlin, de vader, was tot kapitein van een dezer compagnieën gekozen; en, omdat deze veel wanorde en ongebondenheid zag, verlangde hij zeer van zijn post ontslagen te worden. Hij werd echter op het stadhuis geroepen, waar zij verlangden, dat hij de hem opgedragen last zou blijven volvoeren tot betere veiligheid van de stad. En, daar hij gedurende het beleg de stad niet had willen verlaten, noch huisraad of goederen uit zijn huis halen, om daardoor niemand te ontmoedigen, wilde hij ook de stad niet verlaten, nu zij ingenomen was. Tot zijn vrienden en familie, die hem dit aanraadden, zei hij, dat hij niets gedaan had, waarover hij zich niet zou kunnen verantwoorden en alles met genoegzame grond staande houden. Van de 23e Maart 1557, toen de stad overgeleverd was, bleef hij rustig, totdat enige hongerige edellieden in het geheim elkaar beloofden het overschot van het kostbare huisraad en andere goederen in de stad, zoals zij gedurende het beleg gedaan hadden, naar buiten in alle heerlijkheden, kastelen en speelhuizen rondom de stad te brengen. Op de 26e Maart, des avonds ten negen uur, toen hij zich ter rust wilde begeven, kwam Goiny, de gouverneur van Quesnoy, in gezelschap van zekere Hemet en anderen, ten huize van Michiel Herlin, de Oude, en gaf hem te kennen, dat zij belast waren hem van ‘s konings wege gevangen te nemen. Herlin vroeg, waarom zij zolang gewacht had, en waarom hij niet bij dag was gekomen om hem gevangen te nemen. Guiny zei hem daarop, dat hij hem die schande niet had willen aandoen. Terwijl Herlin zich kleedde, zei hij hem, dat hij dit geen schande achtte, aangezien hij niets gedaan had zonder bevel van de overheid en van de raadsheren der stad. “Kies nu,” zeiden zij, “waarheen gij wilt geleid worden: naar de gevangenis of naar het huis, dat gij laat bouwen op de grote markt.” “Het is mij om het even,” zei Herlin, “maar, indien het u behaagde mij in dit huis gevangen te laten, en daarvoor een wacht plaatste en ook achter het huis, zo veel u goeddunkt, zou ik dit veel liever hebben.” Goiny antwoordde, dat hij de volgenden dag met de gouverneur zou spreken, en bracht hem intussen naar het huis op de grote markt. In die nacht werden velen Hervormde gevangen genomen, onder wie zich ook bevond Roelandt le Bouck, neef van de vrouw van de genoemde Herlin, die daarna de dood zeer standvastig onderging, zoals hierna zal worden meegedeeld. Gedurende deze gevangenschap van Herlin, vond hij zijn troost in het lezen van de psalmen van David, enige gebeden en de Catechismus, die zij hem hadden toegestaan mee te nemen, voor hij zijn huis verliet. De vrucht van de prediking van het goddelijke Woord, die hij naarstig had bijgewoond, toen men te Valenciennes het Evangelie van Christus in het openbaar predikte, doodde in hem de strijd en het mishagen, welke hij ondervond bij zulk een ongelukkige verandering. Het gebeurde ook, wat zeer opmerkelijk is, dat de almachtige God door Zijn voorzienigheid, om hem tot deze strijd voor te bereiden, kort tevoren, voor de stad belegerd werd, hem in handen liet komen de geschiedenis der martelaren. waarin hij ‘s morgens en des avonds naarstig las, zodat de belijdenis van zijn geloof, die hij bijna dagelijks aflegde, genoegzaam de vrucht liet blijken, welke hij daaruit verkregen had. Overvloedig toonde hij ook zijn christelijke ijver bij het ondervragen over de waarheid, dat herhaaldelijk plaats had, niet alleen in tegenwoordigheid der edellieden, die de stad hadden ingenomen, maar ook in het bijzijn van de opperbeambte van Genten de afgevaardigden in deze zaak. Zijn vrienden drongen bij voortduring bij hem er op aan om op zijn verlossing bedacht te zijn. Ja, zijn schoonbroeder, een advocaat, was van Arras te Valenciennes gekomen, en stelde een verzoekschrift op, om dat het hof te Brussel aan te bieden, waarin hij vooral wees op zijn ouderdom en op alle omstandigheden van genoemde gevangene, dat hij, evenals zijn ouders, geleefd had volgens de bepalingen en besluiten van de moeder, de heilige roomse kerk, en dat hij daarin wilde volharden tot het einde. Toen dit verzoekschrift aan Michiel getoond en hem voorgelezen werd, zei hij tot zijn schoonbroeder: “Schrijf, dat ik vroeger volgens de roomse kerk heb geleefd, maar dat ik voortaan daarin niet meer wil blijven, al moet ik daarom leven en bezittingen verliezen.” Zijn vrienden verwonderden zich over dit antwoord of liever over de wonderbare standvastigheid, die zich in hem openbaarde.

De 29e Mei wist hij noch iemand der zijnen, dat hij de volgende dag moest sterven. Hij verlangde, dat zijn vrouw en kinderen bij hem zouden komen eten. Onder het eten vroeg hij aan zijn vrouw, wat zijn schoonbroeder, voor deze naar Brussel vertrok, tegen haar gezegd had. Zij zei, dat hij zeer vertoornd was om de woorden, die Herlin in het verzoekschrift wilde opgenomen zien., doch dat hij echter gezegd had zijn best te willen doen aan het hof. Michiel antwoordde daarop: Het verwondert mij, dat gij zulke dingen gelooft, of daarop vertrouwt. Ik ben verzekerd, dat zij, na het antwoord gezien te hebben, dat ik er heb bijgevoegd, geen haarbreed zullen wijken, daar ook ik in geen dele gezind ben te veinzen en geen twintig of dertig duizend gulden wil beloven om mij van de dood vrij te kopen. Indien het hof ook al enige gunst bewees, zou dat alleen zijn onder voorwaarde om voortaan te moeten leven volgens de wetten en bepalingen van de roomse kerk, wat ik nooit doen zal, Ten andere heb ik bemerkt, dat het hof niet anders zoekt dan ons te doden, teneinde zich met onze bezittingen te verrijken. Ik heb dezer dagen een betere vermaning gehad door het lezen van de Heilige Schrift, waarin ik las, dat onze Heere voorspelt, dat wij zullen geleid worden voor koningen en vorsten om Zijns naams wil, en zij ons zouden doen sterven en anders verwacht ik niet.”

Van de 17e April aan was hij een dagboek begonnen te schrijven bij wijze van testament en aanbeveling voor zijn vier zonen, die hij naliet. En, daar hij geen andere dingen te beschikken had in deze wereld dan zijn zonen goede lessen na te laten, verzocht hij zijn broeders en zusters, dat zij zijn kinderen toch in nood en druk zouden helpen, en beval daartoe aan elke broeder en iedere zuster een zijner zonen aan, die hij met naam en toenaam noemde. Na dit laatste avondmaal nam hij afscheid, vermaande ieder zeer ernstig, zoals dit bij het scheiden vooral nodig is, en beval hun bovenal te leven in de vrees Gods en in liefde tot de naaste.

De volgende dag, de 31ste Mei, des ochtends om drie uur, kwam de beambte tot hem, om hem zijn doodvonnis aan te zeggen, en wel dat hij met het zwaard op de grote markt zou worden gedood. “Zeer goed!” zei Michiel, “en hoe laat zal dat plaats hebben?” De beambte antwoordde: “Omstreeks zes uren in de morgen.” “Dan zal ik nog”,” zei Michiel, “twee uren of daaromtrent leven.” Terstond stond hij op en begon zich te kleden, terwijl hij door negen soldaten bewaard werd.

Nadat de beambte was vertrokken, zond Michiel zijn knecht naar zijn vrouw, om haar voor het laatst van hem te groeten, en mee te delen, dat hij zijn doodsvonnis vernomen had. Al zijn troost zocht hij in het lezen en horen lezen van de heilige Schrift, totdat zijn knecht was teruggekomen, die hem de laatste groet van zijn vrouw bracht, aangezien de soldaten in zo groot aantal de markt rondom bezet hadden, dat het haar niet mogelijk was voor het laatst bij haar man te komen. Na de terugkomst van de knecht, liet hij deze de gebeden, die men gewoon was,in de gemeente te gebruiken, overluid, in de tegenwoordigheid van de soldaten, die hem bewaarden, voorlezen. Zijn hart en gedachten waren zo ijverig met het gebed en de aanroeping van de naam Gods bezig, dat hij, toen deze gebeden waren geëindigd, die opnieuw liet herhalen, totdat de beambte kwam om hem te halen, die hem, terwijl hij de hemelse Vader door Jezus Christus aanriep, naar de strafplaats bracht, waar hij, onder grote volharding, werd onthoofd, terwijl hij zijn geest in de handen van zijn hemelse Vader overgaf.

http://www.iclnet.org/pub/resources/text/nederlandse/haemstedius-martelaren.htm#702