Ds. A. Verschuure over HC zondag 7 (vr. 21) Wat is een waar geloof?

Posted by admin | | woensdag 30 mei 2018 10:17 am

Vloekleer ds. A. Verschuure inzake verklaring HC zondag 7 – Wat is een waar geloof.mp3

Deze leerrede is uitgesproken in de Ger. Gemeente Capelle a/d IJssel  d.d. 15-04-2018

Hier het vervolg op deze preek over HC zondag 7 vr. 22-23.mp3        d.d. 29-04-2018

DJK: Degenen die mogelijk dachten dat de grote afval nog niet was gekomen, wil ik bij deze graag uit de droom helpen. Hierbij wederom een voorbeeld hoedanig en vernuftig de leer der Heidelberger Catechismus wordt verkracht en verkwanseld, waarin het geplante geloof in Jezus Christus wordt gescheiden van het metterdaad in Jezus Christus geloven tot verlossing en vergeving van zonden, tot uitzinnige vreugde en een blijdschap die alle verstand te boven gaat, en tot een onuitsprekelijke hemelse vrede met God en uw naaste. Theodorus Van der Groe heeft hiervan gezegd dat dit ongeveer net zo dwaas en onmogelijk is als dat men de hitte van een ontstoken vuur van elkaar kan scheiden. Een leer uit de hel geleerd en gepredikt door een blauwdruk van A. Moerkerken, die op zijn beurt weer een blauwdruk was van G.H. Kersten, de door velen geprezen ontdekker van een valse on-Bijbelse wedergeboorteleer op grond van verondersteld ingeplant geloof zonder Christuskennis hetgeen uiteindelijk de identiteit en kerkleer van de Gereformeerde Gemeenten is geworden. Eindelijk was daar een dominee die de overtuigingen der wet niet ten dode maar ten leven preekte! Men achtte zijn dogmatiek van hoger waardij dan de rechtvaardigingsleer der apostelen, en leer der reformatoren hierop gegrond. Waar Gods Woord leert dat God door de wet de zonden levend maakt in het hart van een ontwaakt zondaar, daar is bij G.H. Kersten die zondaar alrede levend gemaakt. De oorzaak of reden van de doodstaat hoeft niet meer begraven te worden in het graf van de Heere Jezus Christus krachtens toepassing en het bloed hoeft niet gestreken te worden over het veroordeelde geweten van die zondaar, dat is van eeuwigheid immers al geschiedt. Als God het bloed maar ziet! De Avondmaaltafels stroomden vol met zielen die in de waan en veronderstelling leefden dat niet iedereen tot de kennis van de vergeving der zonden komt. Deze hoge stand in het genadeleven is immers een nadere weldaad die niet iedereen beleefd. Wanneer je zag dat je melaats was en zwart van zonden, dan was je immers al genezen. Wanneer men bij elkaar op bezoek ging om over overtuigde zondaren die hun schuldbrief thuis kregen te spreken, kreeg men overal koffie met gebak. Waar echte leraren om Christus’ wille gehaat en gehoond worden, krijgen de getrouwe leerlingen van G.H. Kersten aan het einde van het jaar een half speenvarken door de deur heen geschoven. Nog nooit waren de giften in het kerkzakje zo hoog, en nog nooit waren er zoveel stiekeme on-Bijbelse bekeringen waarin geestelijke afsnijding en inlijving ontbrak. Men was alrede vernieuwd en uit de dood opgestaan aleer ze een vloek- en kruisdood met Christus waren gestorven. Op dergelijke wijze wordt de geestelijke doorleving van Gods heilige recht geschonden, gekrenkt en onteert. Waar de ware christenen hun bestaan verliezen voor God onder de eis van Gods heilige wet tot volkomen gehoorzaming en onder de oproep tot geloof en bekering, daar omzeilen voornoemde waangelovigen de geestelijke doop in de kruisdood en heerlijke opstanding van hun Zaligmaker. Hierin wordt de kruisdood van Jezus Christus, Middelaar van verwerving en toepassing, op gruwelijke wijze geloochend en ontkend. Hoe is dat toch mogelijk, en hoe bruin wilt u ze gebakken hebben? Ja lezer, ik drijf de spot met deze antichristelijke leer omdat God door middel van Zijn Woord ook de spot drijft met deze gruwelijke vermenging van wet en evangelie. Gelijk ook in alle zendbrieven, daarin van deze dingen sprekende; in welke sommige dingen zwaar zijn om te verstaan, die de ongeleerde en onvaste mensen verdraaien, gelijk ook de andere Schriften, tot hun eigen verderf. Gij dan, geliefden, zulks te voren wetende, wacht u, dat gij niet door de verleiding der gruwelijke mensen mede afgerukt wordt, en uitvalt van uw vastigheid; Maar wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus. Hem zij de heerlijkheid, beide nu en in den dag der eeuwigheid. Amen (2 Petrus 3:16). Ik zou wensen dat velen die dit lezen zich een ongeluk zouden schrikken. Dan was er misschien nog doen aan. Het deed me denken aan de dwaze maagden die -met een uitwendige gestalte van godzaligheid- in de veronderstelling leefden zonder de Bruidegom ook wel in te kunnen gaan. Het ontbrak hen aan olie in hun vaten waardoor hun lampen langzaam uitgingen, dat is het ontbreken van waar zaligmakend geschonken geloof en de inwoning van de verworven Geest van Christus. Ze waanden Christus te kennen, maar Hij kende hen niet. Het oude was voor deze dwaze maagden nog nooit voorbij gegaan, derhalve gingen hun lampen uit vanwege ontbrekend nieuw leven uit Christus Jezus en Dien gekruisigd. Hun kerkgang en hun verbeteringen, hun tranen en hun zuchten, hun uitzien en verlangen, en hun nettere leven met de daarbij behorende vele goede werken der wet, waren hun Jezus geworden. Nooit hebben ze al deze voornoemde zaken schade en drek leren achten om de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus. Nooit kwamen ze aan het einde der wet zodat Christus Zich aan hun helwaardige ziel kon openbaren. Ze kwamen tot aan de kindergeboorte maar misten de kracht om te baren. Want waar de eerste man nog leeft, kan de Tweede man immers geen kracht doen! Wanneer je de leerling hoort, hoor je z’n leraar op de achtergrond immers meepreken. Ze baseren zich op Alexander Comrie en G.H. Kersten, meer weten ze niet. Of Comrie ook daadwerkelijk heeft bedoeld wat G.H. Kersten er uiteindelijk van heeft gemaakt, vragen ze zich ook niet af. De identiteit van hun kerkleer (en de daaraan verbonden vele schijnbekeringen) staan immers op het spel. Vanuit de Romeinen- en Galatenbrief hoor je al helemaal zelden of nooit iets. Het kan ook niet anders, ze zouden met al hun gaven en talenten onherroepelijk op de klippen lopen en schipbreuk lijden. Dominee Verschuure die hier met de stem van een engel vanuit de duisternis staat te spreken, zegt in deze preek dat er door sommigen verachtelijk over deze bloemboltheologie wordt gesproken. Hij heeft daar dus persoonlijk wel degelijk kennis van genomen, maar liet helaas zich niet gezeggen. Heel plechtig en niet onbegaafd in het spreken begint hij deze leerrede bij ong. 05:09 minuten met deze woorden: “…..de Heere geve ons licht bij de verklaring en uitleg van deze zaken”, en tien minuten verder bij ong. 15:00 minuten durft deze vermetele jonge dominee ook nog te beweren dat hij een gezant is van Christus’ wege. ‘Hoeveel gaven in het spreken,  en hoe grote kerk en bijbehorende grote gemeente, en hoeveel schijngeloof wilt u hebben, ik zal u getrouw helpen bij het bedriegen van uw kerkvolk?’, fluistert de prins der leugenen tegen deze knecht die in zijn dienst staat te spreken. ‘Bedrieg ze niet te hard met rechtstreekse hele leugens, liever middels de omweg van halve waarheden met een schijn van godzaligheid, gebruik daarbij gerust enkele gewicht volle godsdienstige termen die het kerkvolk graag hoort en innerlijk gerust stelt, want de meesten hebben heden ten dage toch haast geen kennis meer. Als onze dominee het niet weet, wie zal het dan nog wel weten? Leer ze maar een leer die naar de mens is, een streling voor hun oren met prachtige en treffende voorbeelden uit de natuur, maar vooral geen leer die uit God is. Dan zal ik uw kerkvolk in slaap houden en gerust stellen met een paar tranen en waangeloof en de daarbij behorende halve bekeringen zonder Christuskennis waarmee ze heimelijk vertroost leven en straks voor eeuwig ter helle zullen varen, en u wordt beloond met een mooi traktement en bijpassende pastorie, en wees gerust want de strijd en vervolging om Christus wille zal ik u besparen. Maakt u zich geen zorgen, want uw loon is gewis! Wanneer u straks voor God zal verschijnen, zal Hij u waarschijnlijk niet verwijzen naar de onderste delen van de hel waar alleen dienaren van het kwaad zullen komen gebonden liggend in ketenen van vreselijke angsten en ondraaglijke pijnen, ontzaglijke wroegingen en eeuwige duisternis, maar zeker geen keurig nette begaafde redenaren als u!’

Ja lezer, hoeveel doden zullen er onder de dominees binnen de Gereformeerde Gemeenten (in Ned.) nog moeten vallen voordat ze zullen gaan horen naar de Bijbelse leer van kruisdood en opstanding, en zich tot beschaming op grond van Gods Woord laten opscherpen door hen die zij nu verachten? Hoe lang zult gij de Heilige Schriften blijven verdraaien tot uw eigen verderf? Hoe lang zal God nog een heilige twist hebben met de leraren van deze kerken die de leer der apostelen verlaten hebben? O kerkvolk en leraren der Gereformeerde Gemeenten bekeert u dan toch en verlaat de vloekleer waarmee ge het offer van Christus schandelijk veracht en minacht, en buigt uzelf neder in het stof gelijk destijds de Ninevieten, voordat het voor eeuwig te laat is.

Lees hier verder over wat deze leerdwalingen inhouden   &   klik hier

===========================================================

 

William Huntington: “Ik heb vaak gedacht, en ik geloof dat dit ook waar zal blijken te zijn in de dag des oordeels, dat velen in onze dagen die veel geleerd hebben en zich vertonen in ambtsgewaad, die eerbied inboezemen bij hun gehoor, de gave der welsprekendheid hebben en kunnen putten uit een aantal goed en zorgvuldig gekozen evangelieteksten, tegelijkertijd verkeren onder de geest der dienstbaarheid. Iedere christen die verkeert onder de werkingen van de geest der liefde en der gematigdheid, kan dit opmerken en voelen door de dienstbaarheid en wettische ijver die zij brengen over degenen die onder hun gehoor zitten, want het zijn niet slechts woorden die hun uitwerking hebben op de kudde – die raken slechts het verstand – maar de kudde drinkt de geest van de herder in, of deze nu wettisch of evangelisch is. Omdat zulke predikanten geen bevindelijke beschrijving kunnen geven van de vrijheid van de Heilige Geest, zijn ze denk ik instrumenten om veel ellendige zielen in de ketenen te houden door, net als Mozes, de kudde naar de Horeb te leiden. De predikant kan anderen de vrijheid verkondigen, terwijl hij zelf een dienstknecht der verdorvenheid is, zoals de Schriften getuigen. Eens hoorde ik iemand van deze stempel preken. Ik was zo onder de indruk van zijn eerbiedwaardige voorkomen, zijn welsprekendheid en zijn goed gekozen uitdrukkingen, dat ik dacht dat ik hem, als het in mijn vermogen had gelegen, wel naar het graf gevolgd zou hebben en toch verheugde ik snij slechts over zijn welluidende stem. Desondanks bracht hij mij onder zo’n wettische geest, dat ik, terwijl ik naar huis ging, kermde vanwege mijn harde hart tot mijn borst er pijn van deed en ik ervoer hoe mijn ziel daardoor nog lang in de strikken bekneld bleef. Ik ken enige mensen die het ene deel van de dag zitten onder een zeer evangelische predikant en het andere deel van de dag onder iemand die de wet preekte, en ze zien geen verschil. Ze komen van jaar tot jaar ook geen stap vooruit op de weg der bekering. Ik ben heel bang dat ze, als ze nog zeven jaar gediend hebben, nog even ver van de berg Gilead verwijderd zien als nu, want de berg Sinaï is als de bergen van Gilboa, waarop dauw noch regen valt.”

Citaat uit : Het Koninkrijk der Hemelen ingenomen door gebed.

 

Lees hier verder over het verband van deze citaten in pdf

 

========================================================

 

 

Van der Groe over HC Zondag 7.pdf  

Citaat: Er is nooit een waar zaligmakend geloof van de Geest in het hart van de uitverkorenen, die niet onmiddellijk de weldaad van de rechtvaardigmaking met zich meevoert, als een onafscheidelijk vruchtgevolg, volgens Rom. 5:1, Gal. 2:16, Joh. 1:12 en bij herhaling in de Heilige Schrift. Daarom moeten wij nooit een waar geloof stellen, zonder rechtvaardigmaking! De onmiddellijke vrucht van het geloof is onze rechtvaardigmaking. Door dat geloof neemt de zondaar met een gewillige verloochening van alle eigen sterkten en gerechtigheid, de Heere Jezus en Zijn volmaakte gerechtigheid aan, en wordt er op het nauwste mee verenigd en gelijk als omhangen en bekleed en om dezelve wordt hij dan nu van God gerechtvaardigd. Van die tijd af moeten de gelovigen erkend en gehouden worden voor kinderen Gods. Zodra de uitverkoren zondaar Christus aanneemt en in Hem gelooft, aanstonds op het eerste beginsel en op de uitgaande daad, zelfs van het allerkleinste en zwakste oprechte geloof, wordt het genadevonnis der rechtvaardigmaking over hem uitgesproken.

Citaat uit Toetssteen over HC zondag 7 : “Ten anderen doet ons de Heilige Geest hier ook in het bijzonder ons oog slaan op de waarheid van het Heilig Evangelie, welke in dat Woord vervat is, waardoor God Zelf aan ons ellendige en verloren zondaren de weg der zaligheid belieft bekend te maken, ons verkondigende, dat Hij ons Zijn eniggeboren Zoon geschonken heeft, uit Zijn grondeloze genade en barmhartigheid, tot een Verlosser en Zaligmaker, voor allen zonder onderscheid, die met hun zonden en met Gods vloek en toorn geheel vermoeid en belast zijn, en die oprecht begeren, door het geloof van het Evangelie met Hem verzoend en van hun zonden verlost te worden. Hun verzekerende in Zijn genadige beloften, dat Christus, stervende aan het hout des kruises, een Verzoening geworden is voor hun zonden, en dat Hij hun gerechtigheid en dat eeuwige leven uit Gods genade verworven heeft. Ja, hen allen daarnaast ook wel ernstig roepende en nodigende, en het hen zelf, uit Zijn hoge Goddelijke autoriteit, vermanende, gebiedende, om deze Zijn Zoon, met al Zijn weldaden, als een allerdierbaarst geschenk van Zijn eeuwige liefde en genade, op grond van Zijn gewisse aanbieding, als zodanig dan ook oprecht gelovig te erkennen, en Hem voor zichzelf in ’t bijzonder te omhelzen en aan te nemen, zich met een volkomen verzaking van hun eigen wijsheid, sterkte en gerechtigheid, en van alle mensenhulp, geheel aan Hem over te geven, en alleen op Hem en op Gods genadige beloften al hun vertrouwen te stellen, ten einde hun gehele rechtvaardigheid, heiligheid, leven en zaligheid, uit Gods loutere barmhartigheid, door Zijn verdiensten, enkel te verkrijgen, zonder iets van hun eigen toedoen. Ziet, deze eeuwige, gewisse en onveranderlijke waarheid van het Heilig Evangelie drukt Gods Geest alle ware uitverkorenen, als Hij nu een oprecht geloof in hun binnenste komt werken, door Zijn Goddelijk licht en kracht in zodanig op hun harten (dewelke Hij alvorens van de zonden recht overtuigd heeft), dat zij die Goddelijke waarheid nu zekerlijk weten en kennen, en dezelve hartgrondig aannemen en geloven, niet minder of anders, dan alsof God Zelf uit de hemel, met Zijn eigen mond, aldus tot hen kwam te spreken. Gelijk zij die waarheid nu, voor hun ogen duidelijk geopenbaard en geschreven vinden in het Evangelie, en gelijk als God dezelve aan de wereld door Zijn dienaars en gezanten allerwege wil laten verkondigen. En dit is dan alzo de wezenlijke grondslag van het rechtvaardigmakend geloof; of van het zekere vertrouwen, dat nu verder volgt…”

1e citaat uit preek over HC zondag 7 (blz. 96 – 97) : “Door het geloof geeft een arm zondaar zich geheel met lichaam en ziel over in de hand van Christus en blijft op Hem rusten en zich geheel op Hem verlaten, en alzoo gaat hij dan van harte gewillig, als het ware over in den Heere Jezus en wordt Hem voor eeuwig ingelijfd, zoodat een geloovig zondaar dan nu niet meer op zichzelve bestaat en zijn eigen leven leeft; neen, maar hij hangt nu geheel af inwendig, met zijn hart van den Heere Jezus, evenals een lid van het hoofd. Hij leeft nu alleen door het geloof des Zoons Gods, Gal. 2:20. Hij vindt al zijn leven in Christus, en hangt Hem daarom ook steeds met zijn gemoed aan, door het geloof, en is en wordt alzoo één geest met Christus, I Kor. VI: 17.”

 2e citaat uit preek over HC zondag 7 (blz. 101) : “Wij zijn bewogen geworden: eensdeels door de groote onkunde van ons gereformeerde volk doorgaans in de zuivere leere des Goddelijken geloofs;anderdeels, door het onuitdrukkelijk groot belang en gewicht van de zaak, dit stuk met Gods genade, eens in den grond te behandelen. En geliik het geloof twee deelen heeft, zoo ook twee maal over hetzelve te prediken, en ieder deel afzonderlijk te behandelen.

3e citaat uit preek over HC zondag 7 (blz. 103) : “Het moet in den grond eene zoodanige kennis zijn als de Apostel uitdrukt van zichzelve, Rom. XIV:14, ik weet en ben verzekerd in den Heere Jezus, dat geen ding onrein is in zichzelve; hoezeer ook anders zijn ongeloovig vleesch daaraan gedurig wilde twijfelen, zoo bleef hij daarvan nochtans althans altijd verzekerd in den Heere Jezus, en door de kracht des Heiligen Geestes, die altijd in hem woonde om hem te verlichten en te versterken. En zoodanige vaste en zekere kennis in Goddelijke zaken des geloofs, eigent de Apostel ook zonder onderscheid toe aan alle geloovigen, zeggende, Rom. XIV: 5, Een iegelijk zij in zijn eigen gemoed ten volle verzekerd. Dit moesten alle geloovigen zijn, niet alleen in die eene zaak der goddelijke waarheid, waarvan de Apostel op die wijze bijzonderlijk spreekt, maar ook in het algemeen van de gansche waarheid Gods in het Heilig Evangelie der zaligheid geopenbaard, zooals Paulus die alom in de gemeente in den naam van Christus had gepredikt of verkondigd; want zoo getuigt hij 2 Tim. lV: 17, Maar de Heere heeft mij bijgestaan en heeft mij bekrachtigd, opdat men door mij ten volle zoude verzekerd zijn van de prediking, dat is, van de waarheid Christi en des Heiligen Evangeliums, die Hij aan allen gepredikt had. Van die waarheid en leere Christi moesten alle Christenen ten volle verzekerd zijn, zouden zij die met een oprecht geloof tot hunne zaligheid in hunne harten kunnen ontvangen en aannemen.”

 

Lees ook :   Toetssteen – HC Zondag 7.pdf

 

========================================================

 

Ds. J.P. Paauwe over HC zondag 7

“Dus, toehoorders, waarachtig geloof is een wetenschap diep in het hart. Waarachtig geloof, dat is zekerheid, dat is vastheid. En daar moet u nooit overheen gaan. Ik heb u altijd gezegd dat dit de bestrijding niet uitsluit. De bestrijding is wat anders dan het geloof. Waar het geloof is, daar is de bestrijding natuurlijk ook, maar die komt niet van het geloof. Die komt van de duistere machten: van de vorst der duisternis, de wereld en eigen vlees en bloed. Deze machten vechten het geloof aan, en wat is nu de ondervinding? Dat naarmate deze machten meer aanvechten, het des te duidelijker wordt dat het geloof een vastheid is, zoals de Schrift het zegt: “Het geloof nu is een vaste grond der dingen die men hoopt, en een bewijs der zaken die men niet ziet” (Hebr. 11 vers 1 ). Wanneer men bestreden wordt, of nu de vorst der duisternis dit doet, of de wereld, de godsdienstige of de goddeloze wereld, of dat het komt van eigen vlees en bloed, het kan alleen maar het geloof baat aanbrengen. De bestrijding maakt het geloof sterk. Dit spreekt vanzelf, want tegenover de bestrijding handhaaft het geloof zich. Omdat het een levend ding is, gaat het ook strijden. Het handhaaft zichzelf, zelfs zonder dat men aan kan wijzen wat er staat in de Bijbel of in een boek. Het handhaaft zichzelf en het zal nooit onderliggen. Het kan tijdelijk uitermate zwak zijn, maar het ligt nooit onder. Men kan een hoeveelheid as zien en denken: er is helemaal geen vuur meer in, het is uit. En dan is het mogelijk dat er toch nog in die as een vonk is, en dat er straks een groot vuur komt, omdat er nog een vonk in was. En dit is de ervaring, toehoorders, van de gemeente van Jezus Christus op aarde. Dus elk geloof dat geen zekerheid is, is geen geloof. Deze zekerheid ligt diep in het hart. De zekerheid ligt niet in het geloof zelf. Van zijn geloof heeft de mens de zekerheid niet. Dat onderscheidt u goed? U moet in staat zijn dat terdege te onderscheiden. Maar de zekerheid is van het Woord en van Hem Die in het Woord is. De zekerheid heeft een mens van God in Jezus Christus. Het geloof als zodanig brengt hem de zekerheid niet aan. Het is anders, want hoe ontstaat die zekerheid? De zekerheid komt tot hem; de mens brengt haar niet mee door het geloof. Zij komt tot hem door het Schriftwoord dat God de Heilige Geest in het hart verzegelt. En nu is het geloof een verzekering dat God waarachtig is (Joh. 3:33).”