De kandelaar in Nederland van zijn plaats geweerd

Posted by admin | Meditaties | vrijdag 9 januari 2009 7:06 pm

Want er zal een tijd zijn, wanneer zij de gezonde leer niet zullen verdragen; maar kittelachtig zijnde van gehoor, zullen zij zichzelf leraars opgaderen, naar hun eigen begeerlijkheden; En zullen hun gehoor van de waarheid afwenden, en zullen zich keren tot fabelen. Maar gij, wees wakker in alles, lijd verdrukkingen; doe het werk van een evangelist, maak, dat men van uw dienst ten volle verzekerd zij, 2 Tim. 4 vers 3-5.

22 stellingen tegen de roomse leer en praktijk in onze kerken

1. De grote hervormer Maarten Luther stelde op grond van Gods Woord dat de kerk valt of staat met het stuk van de rechtvaardigmaking, ofwel de kennis van de vergeving der zonden. De vernieuwing des levens begint derhalve met de verging der zonden.

2. De Kerk is en blijft des Heeren, maar ze is verzonken in, en wordt in stand gehouden en onderhouden door, een valse wedergeboorteleer waarin het metterdaad in Christus Jezus geloven tot verlossing, zaligheid en vrede, van het geplante geloof gescheiden is geworden. Volgens deze valse leer kan iemand wederom geboren zijn en door een (verondersteld) geloof in Christus zijn ingelijfd, maar echter geen kennis aan Hem hebben, en de vergeving der zonden nog missen. Het geloof in Gods heilige wet houdt men alrede voor, (of vermengd men met), het geloof in de beloftenissen des Evangeliums.

3. Door deze valse leer, die de overtuigingen der wet ten leve en tot een heimelijke verzoening leert, Gal. 3:21, worden de dienstbaren in vrijheid gesproken en zit Gods verloste volk in het donker te treuren. Het is een gruwelijke vermenging van Wet en Evangelie, waardoor de rechten en de deugden Gods geschonden, onteert en ontheiligt worden, en de verworven kroonrechten van Christus op de straten worden geworpen.

4. Gods heilige wet moet gepreekt worden tot ontdekking van zonden en doding van onze eigengerechtigheid, en het Evangelie tot bedekking en uitdelging van zonden en levendmaking door het geloof in Jezus Christus. Calvijn stelde derhalve op grond van Gods Woord dat het ware geloof uit een stondelijke doding en levendmaking bestaat, (Rom. 6:7). God stelt een verkoren zondaar schuldig jegens Zijn heilige wet vanwege zijn bedreven zonden maar ook schuldig jegens de boodschap van het heilig Evangelie vanwege zijn ongeloof, (Joh. 16:9). Ten diepste leert een zondaar zijn staat van ellende pas recht kennen in het zicht van een gekruiste Christus aan wiens vergoten bloed God hem persoonlijk schuldig stelt. Want als die zondaar nooit had gezondigd, hoefde Christus geen kruisdood te sterven. In die stonde wordt het vergoten bloed van die Meerdere Jozef in zijn geweten gezocht, zoals destijds bij de broeders van Jozef (Gen. 42:21-22). Want die Geest gekomen zijnde zal de wereld overtuigen van zonden omdat ze in Mij niet geloofd hebben, Joh. 16:9. Alle overtuigingen en wettisch berouw voorheen geschiedt waren vanuit houdbare noden, maar hier brengt God die zondaar in een onhoudbare zielennood. Waar God door een weg van recht en gerechtigheid Zijn heilig beeld van ware wijsheid, gerechtigheid en heiligheid in het hart van een zondaar zoekt en opeist, en die zondaar op generlei wijze meer kan betalen voor God, daar eist God door Zijn heilige wet een heilige wraak, en derhalve een rechtvaardige vergelding middels een geestelijk doodsvonnis, want de ziel die zondigt zal de dood sterven, daar verdrinkt de gedaagde zondaar als in een punt des tijds in zijn onwijsheid, onheiligheid en vele ongerechtigheden, en legt hij zijn zondig bestaan af voor God. Met een laatste smeekbede om genade en bitterlijk geween en berouw over zijn vele bedreven zonden wordt zijn hart gescheurd en gaat die zondaar verloren als in een punt des tijds, en sterft hij een kruisdood in de Middelaarsliefde van Jezus Christus in zijn geweten (Gal. 2:19-20). Maar daar in dat lieve uur der minne waar God het Heil in Christus Jezus gaat toepassen behaagde het God Zijn eigen lieve Zoon om zijn overtredingen te verwonden, om zijn vele ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die hem de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is hem genezing geworden, Jes. 53. Want de wet des Geestes des levens in Christus Jezus heeft mij vrijgemaakt van de wet der zonde en des doods. Want hetgeen der wet onmogelijk was, dewijl zij door het vlees krachteloos was, heeft God, Zijn Zoon zendende in gelijkheid des zondigen vleses, en dat voor de zonde, de zonde veroordeeld in het vlees. Opdat het recht der wet vervuld zou worden in die verloren zondaar, Rom. 8:2-4a. Op deze wijze maakt God die verkoren zondaar vatbaar voor een gerechtigheid en heiligheid die buiten hem ligt, vatbaar voor een betaling waaraan hijzelf niet kan voldoen, namelijk die van Jezus Christus, toegepast door God den Heilige Geest. De ontdekking der wet maakt dus de zonden levend in het hart van een ontwaakte zondaar. Als hier geen dodelijke afsnijding opvolgt door het geloof in Gods heilige wet, gewerkt door de Geest der dienstbaarheid (= Noorderwind des Heiligen Geestes), kan er ook geen levendmakende inlijving door het geloof in Christus aan verbonden zijn gewerkt door de Geest der aanneming tot kinderen (= Zuiderwind des Heiligen Geestes). Christus kan Zich niet verenigen en derhalve geen gemeenschap hebben met Zijn verkoren bruidskerk wanneer zij nog niet  is gestorven aan (of afgesneden is van) de heerschappij van haar eerste man onder een verbroken werkverbond, Rom. 7:1-6. Waar de eerste man nog leeft, daar kan de Tweede Man geen leven of uitkomst schenken, ofwel, waar de wet haar vloek nog niet heeft verloren, daar kan het Evangelie geen kracht doen en niet zegenen ten eeuwige leve.

5. Er bestaat geen rechtvaardiging van eeuwigheid. Gods verkoren volk is gekend, geliefd en verkoren van eeuwigheid, maar gerechtvaardigd in de volheid des tijds. De rechtvaardiging door de verwerving van Christus is geschiedt in de volheid des tijds door, Zijn ontvangenis, Zijn nederige geboorte, door Zijn leven, Zijn lijden, Zijn sterven, Zijn begrafenis, Zijn opstanding, Zijn hemelvaart en door de uitstorting van Zijn verworven Geest. De volheid des tijds voor Gods volk is waar alle voornoemde zaken als in ene stonde STONDELIJK wordt toegepast aan het hart van een verloren zondaar. Dit is de inhoud van HC zondag 7. Daarnaast kon er geen rechtvaardiging van eeuwigheid geschieden, omdat Gods wet nog niet was verbroken, ten tweede kan God een zondaar alleen rechtvaardigen (Rom. 5:1) door een waar geloof waardoor hij in het lichaam van Christus Jezus en Dien gekruist wordt ingelijfd.

6. Er is onderscheid tussen de zekerheid in het hart en de volle verzekerdheid des verstands. Met het hart gelooft men tot rechtvaardigheid en met de mond belijdt men ter zaligheid. Hierover spreekt de HC in zondag 7, dit geloof behelst een zeker weten en een vast vertrouwen dat niet alleen anderen maar ook mij vergeving van zonden geschonken is. Dit is de zekerheid in het hart van een verloste zondaar, hetgeen vrucht is van het zaligmakende geloof gewerkt door God den Heilige Geest in het uur der minne. Er is echter ook een verzekerdheid des verstands wanneer een verloste zondaar deugd en kennis bij zijn geschonken geloof heeft gevoegd, opdat hij na enige tijd en geestelijke opwas ook verstandelijk ten volle mag verstaan, en verwaardigd wordt om vanuit het Woord te kunnen verklaren, hetgeen hij voorheen met zijn hart mocht geloven en omhelzen. Hier kan een zondaar vanuit de rechtvaardigingsleer der apostelen op zakelijke wijze verstandelijk verklaren bijvoorbeeld hoe hij met Christus een plant werd in Zijn kruisdood en een plant in Zijn opstanding, toen hij in Hem werd ingelijfd door geestelijke afsnijding en inlijving. Gaat de zekerheid van het hart dan buiten het verstand om? Nee beslist niet, want het geloof is door het gehoor door het Woord Gods. Maar met eerbied gesproken staat het verstand van een verloste zondaar even stil vanwege het grote wonder aan zijn ziel verheerlijkt is geworden. Hij weet in Wien hij geloofd heeft, hij weet hoe de vloek der wet van hem week en hoe de hemelse vrede in zijn hart indaalde, hij weet hoe hij verloren ging en behouden werd toen Christus tussen trad in het dodelijkst tijdsgewricht, maar mist vaak nog de woorden van de zaken om dit wonder van genade op zakelijke wijze verstandelijk uiteen te zetten gelijk de apostelen in hun zendbrieven. Een kind gebruikt een omhaal van woorden wat een vader in enkele bewoordingen zeggen kan. Wanneer de vrede en de eerste liefde enigszins beginnen te wijken, en het farizeïsme en de duivelen uit de hel de verheerlijkte genade in zo’n verloste zondaar verdacht pogen te maken bij God, is zo’n ziel spoedig terneer geslagen en begint aanvankelijk te twijfelen over zijn aandeel in Jezus Christus. Om geestelijk vaster te staan is het hem tot nut en vertroosting dat hij zijn zinnen geestelijk met vaste spijze oefent tot onderscheiding beide des goeds en des kwaads, lees Hebr. 5:12-14 en Efeze 6 over de wapenrusting des geloofs, en derhalve onder biddend opzien meer kennis bij zijn geloof voegt. Weten om te weten is ijdele eer, maar overdenken hetgeen wij door een waar geloof weten is een evangelische plicht van een christen. Vele kinderen Gods zijn hier slordig in of verzaken dit, en helaas weinig dominees in onze dagen preken hierover. Lees 2 Petrus 1:5-12: “Want zo deze dingen bij u zijn, en in u overvloedig zijn, zij zullen u niet ledig noch onvruchtbaar laten in de kennis van onzen Heere Jezus Christus. Want bij welken deze dingen niet zijn, die is blind, van verre niet ziende, hebbende vergeten de reiniging zijner vorige zonden. Daarom, broeders, benaarstigt u te meer, om uw roeping en verkiezing vast te maken; want dat doende zult gij nimmermeer struikelen. Want alzo zal u rijkelijk toegevoegd worden de ingang in het eeuwig Koninkrijk van onzen Heere en Zaligmaker, Jezus Christus. Daarom zal ik niet verzuimen u altijd daarvan te vermanen, hoewel gij het weet, en in de tegenwoordige waarheid versterkt zijt.”

7. Daarnaast houdt men de kerk volgens een roomse wijze in stand door ongelovige kinderen te besprenkelen. Dit is een roomse kerktraditie die niet vanuit Gods Woord verdedigt kan worden. Men meent dit te kunnen staven vanuit de Calvinistische verbondsleer, gefundeerd op de roomse vervangingsleer, die de kinderdoop naast de Bijbelse geloofsdoop handhaaft en valselijk verdedigt. Deze on-Bijbelse verbondsleer die de uitwendige kerk uit de heidenen in de plaats van Israël beschouwt, wordt in praktijk gebracht door de besprenging van zuigelingen, (en later door een valse geloofsbelijdenis), die hierdoor tot de gemeente Gods worden ingelijfd. Doch later wordt deze veronderstelde inlijving weer ontkracht omdat het kind (en later als uitwendige belijder) nog wel wederom geboren moet worden…etc. In de midden orthodoxie van onze kerken is het kind alrede door de besprengingsdoop verondersteld wedergeboren, tenzij later het tegendeel blijkt.

8. Besprenging met water, is beslist niet hetzelfde als dopen in water hetgeen een beeld van het badwater der wedergeboorte is….van ondergaan en opkomen. Johannes de doper doopte in water, en niet met water zoals de vooringenomen foutieve vertaling van onze Statenvertaling weergeeft. Johannes doopte wel met (= in) water, maar gijlieden zult gedoopt worden met den Heiligen Geest, Hand. 11:16b. Vergelijk met: Matth. 3:11, Joh. 1:33, Hand. 1:5.

9. Want u komt de belofte toe, en uw kinderen, en allen, die daar verre zijn, zo velen als er de Heere, onze God, toe roepen zal, Hand. 2:39. God heeft door de eeuwen heen altijd als een rode draad door de lijn der gelovige geslachten gewerkt. Dit heeft de geschiedenis der kerk veelvuldig en rijkelijk bewezen. Maar wij mogen niet vooruit lopen op deze beloftenissen Gods en onze kinderen derhalve dopen op grond van een (toekomstig) geloof dat nog geschonken moet worden. John Bunyan wandelde in deze veel Bijbelser dan Johannes Calvijn. Bunyan doopte pas wanneer de beloftenissen Gods waren toegepast en geschonken door een waar geloof in Jezus Christus. Die geloofd zal hebben, en gedoopt zal zijn, zal zalig worden; maar die niet zal geloofd hebben, zal verdoemd worden, Markus 16:16. 

10. De doop is niet in plaats van de besnijdenis gekomen. De rechten der wet –doe dat en gij zult leven– werden bewaard in de voorhuid, Rom. 2:26. Deze rechten had de mens verloren door zijn val in Adam. Hiervan betuigt de apostel: Het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. Middels de besnijdenis werd daarom een stenen mes der gerechtigheid in het vlees van de man gezet, met name daar waar vanuit hij vrucht kon voort brengen. De afgesneden voorhuid werd in de grond begraven. Uit de eerste Adam geen vrucht meer in der eeuwigheid, uw vrucht worde uit Mij gevonden, zei de Heere Jezus Christus. De vrouw in Israël werd niet besneden omdat zij alleen uit haar man vrucht kon dragen. Omdat het geestelijk verkoren Israël de bruid van Jezus Christus is, en derhalve uit mannen en vrouwen bestaat, kan ook zij alleen door geloofsgemeenschap vrucht dragen uit haar Tweede Man, Rom. 7:4b. Toen Christus het Heil voor Zijn bruidskerk verwierf ging bij Hem het zwaard van Gods gerechtigheid door Zijn onschuldige vlees dat Hij had aangenomen, opdat al de overtredingen van Zijn Bruidskerk veroordeeld zouden worden in Zijn aangenomen vlees. Opdat het recht der wet geestelijk vervuld en verheerlijkt zou worden in Zijn verkoren Bruidskerk, Rom. 8:3-4. Christus Jezus en Dien gekruist is een Middelaar van verwerving, maar ook een Middelaar van toepassing. Bij de toepassing en schenking van dit verworven Heil door God den Heilige Geest wordt de bruid van Christus geestelijk besneden (Kol. 2:11-13), dit is het hartverscheurende berouw vanuit een onhoudbare nood voor God over de bedreven zonden jegens Wet en Evangelie, zijnde met Hem begraven in de dood door de doop, Rom. 6:3-6. Opdat het recht der wet in ons verheerlijkt worde, in en door een weg van geestelijke kruisdood en opstanding, De ondergang in het doopwater is derhalve een teken van de geestelijke afsnijding en doding van de heerschappij van Adam onder een verbroken werkverbond, nooit geen gerechtigheid en heiligheid meer uit de werken van het vlees, en de opgang uit het doopwater is een teken van de geestelijke inlijving in de Tweede Adam onder een vervulde wet, toegepast en verheerlijkt door de Geest der Beloftenis. Om deze reden ontving de Heere Jezus ook Zijn drievoudig ambt van Zijn hemelse Vader zijnde het Voorwerp des geloofs met de Heilige Geest Die Zich aan Zijn ontvangen ambt paarde waardoor Hij met vrucht Zijn ambten kon vervullen nadat Hij gedoopt was in de Jordaan door Johannes de doper. Bij de onderwerpen des geloofs die in Hem geloven en met Hem verenigd zijn geschiedt dit wezenlijk niet anders, ook zij ontvangen het ambt aller gelovigen van hun hemelse Vader in het uur der minne bij hun geestelijke besnijdenis waarop zij de verworven Geest van hun oudste Broeder ontvingen waardoor zij in Zijn opstandingskracht uit hun doodstaat en graf der zonden op mochten staan tot een nieuw godzalig leven, en dus ook hierom werden alleen de mannen in Israël besneden in hun vlees dat vrucht voort kon brengen, en werden alle gelovige mannen en vrouwen gedoopt in water. Derhalve mocht ook geen onbesnedene eten van het vlees van het onschuldig plaatsvervangende geslachte paaslam tot vereniging, Ex. 12:44,48, Joh. 6:53-57, waarna Israël uittoog richting de Rode Zee. Het bloed van het geslachte paaslam en het water in de wolkkolom hebben Israël uitgeleidt in vrijheid, vergelijk Efeze 1:13. Door de rode zee (= beeld van de doop) werd Israël onder leiding van de wolkkolom in de woestijn geleidt, waar zij gejuicht en Gode lofzangen gezongen hebben vanwege hun blijdschap en vreugde over hun verlossing, dagelijks gegeten van het hemelse manna, gedronken van het water uit de steenrots, Gods heilige wet in vrijheid ontvangen die in de ark des verbonds werd gelegd (beeld van vervulde wet in Jezus Christus), en nader onderwezen werden in hun verlossing uit het diensthuis middels de dienst der tabernakel. Evenzo was het gestorte bloed bij het koperen brandofferaltaar en het water in koperen wasvat de toegang tot de gouden tafel der toonbroden en de gouden kandelaar (menorah) in het Heilige. Het gouden wierookaltaar ziet op de geestelijke vrucht van aanbidding in het hart tot God door Woordbediening en Sacramentsbediening (HA). De gelovige Kerk van Christus wordt geestelijk gedoopt in Zijn vervloekte kruisdood (Rom. 6:3) tot vernietiging en begraving van zonden, tot één Lichaam (= gemeente van Christus) gedoopt waarvan Christus het Hoofd is (Gal. 3:27) waardoor ze één van zin en eensgevoelend zijn, en in één Geest gedrenkt (1 Kor.12:13, Rom.8:9-11, 1 Petr.3:8, Phil.2:2) tot heiliging en vernieuwing des levens. Hiervan is de uitwendige doop een beeld en afschijnsel. Dit was het teken van Jona den profeet!

11. Onze kerken worden op een roomse wijze gebouwd en in stand gehouden door besprenkelde kinderen vanaf hun 18e levensjaar een valse geloofsbelijdenis te laten doen op grond van een verondersteld geloof, die in de plaats kwam van de roomse commune. In de roomse kerk wordt bij het doen van de commune voor het eerst deelgenomen aan de eucharistieviering, ofwel de kerkelijke toegang tot het verbroken lichaam van Christus. In onze kerken verkrijgt men bij de geloofsbelijdenis van een historisch geloof een kerkelijk recht en toegang tot deelname aan het Heilig Avondmaal. Van deze roomse traditie is wezenlijk nooit afscheid genomen! Op dergelijke wijze verbind men de jeugd door een on-Bijbelse doop en een valse belijdenis aan de kerk, op grond van een verondersteld toekomstig geloof, waardoor men verzekerd is van hun financiële bijdragen en kerkelijke macht. Op deze wijze hebben de apostelen de christelijke gemeenten nooit gebouwd, maar heeft Rome (en onze kerktraditie) wel zijn kerken van goud gebouwd. Hierbij wens ik nog deze kanttekening te plaatsen dat, als iemand in de grote gemeente van ds. Charles Haddon Spurgeon aangaf door de prediking van het Goddelijke Woord tot verlossing te zijn gekomen, mocht deze persoon voor een godvrezende kerkenraad een eenvoudig verslag doen van zijn/haar verlossing door een waar geschonken geloof in Jezus Christus, waarna de kerkenraad besloot of hij/zij mocht worden toegelaten tot belijdeniscatechisatie waardoor ze door God in deze middelijke weg in hun verlossing nader werden onderwezen. Vanuit de gesprekken die daaruit volgden en ontstonden en ook de vragen die werden gesteld, probeerden onderwijzers op te merken of er waar geloof, geloofsvertrouwen en geloofskennis in het hart van de gelovige was, al was het maar de minste mate des geloofs, en daarbij een begeerte naar opwas van deze geschonken zaken. Dan pas werd besloten om wel of niet te gaan dopen. Ik ben mij er van bewust dat het op kerkelijk vlak schier overal maar ten dele is, en dat het koren met het onkruid gezamenlijk zal opgroeien, laten we hierbij ook deze donkere geesteloze tijd niet vergeten, en ik besef tevens dat er in de begintijd van de vroege kerk vrij snel werd gedoopt nadat iemand zijn geloof in de Heere Jezus Christus had beleden en de dienst des satans had afgezworen, waarbij echter ook waangelovigen zoals Simon de tovenaar en Ananias en Safira voorbij kwamen, en ook elke zondag het Heilig Avondmaal werd aangericht en bediend, dit was de glorietijd van het begin van de kerk op aarde. Vanwege de donkerheid en geesteloosheid daarbij vergeleken heeft Calvijn, notabene ten tijde van de reformatie waarin velen tot bekering kwamen, besloten om slechts viermaal per jaar het HA te vieren. Ik denk dat we vanuit dit kader hetzelfde voorzichtige doopbeleid binnen de gemeente van ds. C.H. Spurgeon moeten beschouwen. Ten alle tijden beseffende dat alleen God Drie-Enig de enige Hartenkenner en Nierenproever is en blijft.

12. Over de roeping. De roeping is daar waar God de Vader een verkoren zondaar roept tot de geloofsgemeenschap met Jezus Christus. De roeping bij Zacheüs was daar waar hij Jezus, dat is Zaligmaker van zonden, zocht te zien. In de stonde dat Christus bleef staan onder de boom waarin hij zat werd Zacheüs geroepen door de Vader tot het geloof in Jezus Christus. Niemand kan tot Mij komen, tenzij dat de Vader, Die Mij gezonden heeft, hem trekke; en Ik zal hem opwekken ten uitersten dage, (Joh. 6:44). Wie Christus gezien heeft, die heeft ook de Vader gezien! Velen beschouwen de roeping daar waar een zondaar door God wordt stilgezet, en aanvankelijk wordt overtuigd van schuld en zonden. Hieraan verbindt men vervolgens valselijk vanuit Rom. 8:29-30 dat de geroepen zondaar van Gods kant geroepen en derhalve ook gerechtvaardigd is geworden….echter zonder enige zaligmakende kennis van Christus te hebben. De roeping, de bekering/het berouw, de rechtvaardiging door het geloof, de wedergeboorte, en de Gode verheerlijking en aanbidding mogen nooit van elkaar gescheiden worden. Gods Woord spreekt in de leerbrieven der apostelen van een stondelijke heilsleer, en NIET van een standelijke heilsweg.

13. Over het aanbod van genade. Het Evangelie van Jezus Christus en Dien gekruist dient onvoorwaardelijk gepreekt te worden aan alle volkeren en creaturen. Doch lang niet allen zullen dit heerlijk Evangelie van vrije genade om niet, achten als het hoogst verkrijgbare goed. Velen geroepen door het gepredikte Woord Gods doch weinigen verkoren, leert ons de Schrift. Voor de verworpenen zal de prediking van dit Evangelie zijn als een reuke des doods ten dode, en voor de verkorenen Gods zal dit Evangelie in de volheid des tijds zijn als een reuke des levens ten eeuwige leven. De uitverkiezing Gods mag echter niet gezien en geleerd worden als een besloten deuringang voor verkoren zondaren, maar is een door God geopende deur der zaligheid voor verloren zondaren. Wie zegt dat u niet verkoren bent? Waar de mens in Adam die deur der zaligheid heeft dicht gezondigd, daar heeft God deze deur in Zijn eigen lieve Zoon Jezus Christus (Joh. 10:9) wederom wijd open gezet middels de prediking van Zijn dierbaar Evangelie (Joh. 3:16) waarin Hij zielen die van Hem niet willen weten (Jes. 65) oproept tot geloof en bekering. O alle gij dorstigen! komt tot de wateren, en gij, die geen geld hebt, komt, koopt en eet, ja komt, koopt zonder geld, en zonder prijs, wijn en melk! Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij, en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen. Neigt uw oor, en komt tot Mij, hoort en uw ziel zal leven; want Ik zal met u een eeuwig verbond maken, en u geven de gewisse weldadigheden van David (Jes. 55:1-3)  

14. Wil men in onze dagen een kerkelijk ambt bekleden, dan behoeft men niet (meer) vol des Heiligen Geestes te zijn, zoals Gods Woord ons leert. Daarbij heeft elke jongeman met enige gave en een flink stel hersenen de mogelijkheid om predikant te worden, zonder onderzoek naar waarachtige bekering en ambtelijke roeping. Een roeping uit de kerk is beslist niet hetzelfde als een Goddelijk roeping. Een roep uit de kerk kan wel een bevestiging zijn op een Goddelijke roeping. Petrus werd door God geroepen om naar Joppe te gaan, hetgeen hij kreeg bevestigd door de drie mannen die hem zochten om naar Joppe in het huis van Cornelius te komen, (Hand. 10). 

15. Om al deze voornoemde redenen voert de vorst der duisternis heerschappij in onze kerken, en heerst de dood over het leven. De lammen leiden de blinden. Om al deze redenen wordt Gods Geest tegengewerkt, en is God met Zijn Geest verre van ons geweken. Er worden bijna geen zielen meer tot de vrijheid Christi gebracht.

16. Kan God al dit bedreven kwaad dan niet ten goede wenden? God is almachtig, maar God doet niet alles wat Hij kan, Hij doet alleen hetgeen Hem behaagt. God heeft niet alleen Zijn volk verkoren tot zaligheid, maar ook de middelen die Hij daartoe gebruikt om hen te vergaderen. Onder deze middelen valt de zuivere bediening des Woords overeenkomstig de leer van Christus en Zijn apostelen, en een recht Bijbels gebruik der sacramenten. De meeste kerken vergaderen toorn in plaats van zegen, door veelvuldig misbruik der sacramenten. De meeste zielen werden toegebracht in de tijd van de apostelen, der kerkvaders en der reformatoren.

17. De gemeente Gods zijn zij die belijdenis van hun geschonken geloof aflegden, zich in water lieten dopen, de dienst des satans afzworen, en volhardende waren in de leer der apostelen en brekingen des broods. Wil dit zeggen dat er geen kaf onder het koren kan insluipen…?? Jawel, kijk bij Filippus de diaken die de valse ongelovige Simon de tovenaar gedoopt had. De mens ziet aan wat voor ogen is, maar God ziet het hart aan en proeft de nieren.

18. Kan in onze dagen de kerkelijke tucht nog wel gehandhaafd worden? Het behoort wel volgens Bijbelse wijze gepraktiseerd te worden, maar vanwege de mogelijke weg van uitwijk naar de vele andere kerken….wordt de praktijk soms onmogelijk gemaakt. Dit is de praktijk van onze dagen waar de dood over het leven heerst. Deze praktijk zal veranderen wanneer ieder nieuw gemeentelid alvorens onderzocht wordt naar waar geloof, vervolgens nader onderwezen in zijn geestelijke doop, een eenvoudig getuigenis aflegt voor de gemeente en wordt gedoopt, en deelneemt aan de brekingen des broods tot versterking, en in getrouwheid beloofd zich te zullen onderwerpen aan de orde en tucht der kerk. Volgens deze praktijk zal in de gemeenten Gods het geestelijk leven over de dood heersen.

19. De vermaningen aan het einde van de zendbrieven der apostelen om te wijken van het kwade, mogen nooit gezien worden als een nieuwe wet maar als liefdesbevelen Christi. Gods volk behoeft hun genade niet te bewijzen door een farizeïsche opgelegde werkheiligheid, ofwel om zondeloos en heilig te leven. Ze dienen te wijken van het kwade, maar dit is iets anders als zondeloos leven. Daarbij doen ze de werken van eeuwigheid bestemd. Het eerste liefdeswerk van de stokbewaarder was het wassen van de gegeselde ruggen der apostelen. Hiermee heeft hij z’n geschonken geloof en genade niet bewezen, maar hierdoor kwam zijn liefde tot God en Zijn lieve volk openbaar. Het is echter wel hun innerlijke begeerte om heilig en rechtvaardig te leven, maar dit kunnen zij in der eeuwigheid niet meer, Christus heeft volbracht hetgeen zij niet meer konden volbrengen. Door hun geschonken geloof in Hem zijn ze Zijn wijsheid deelachtig geworden, doch onwijs in zichzelf, rechtvaardig en heilig in Hem krachtens toerekening, doch zwart van zonden in zichzelf. De ingestorte liefde van Christus kan en wil niet zondigen, ze haat alles wat God haat en heeft alles lief wat God liefheeft. Zo dan, ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods, maar met het vlees de wet der zonde (Rom. 7:26). Dus geen vermenging van vlees en geest! Derhalve mag de Wet in de prediking nooit achter het Evangelie geplaatst worden. Zulk een prediking zet de werkheilige farizeeërs aan het werk, en brengt Gods volk, die aan de eis van Gods wet gestorven zijn….in een gevoelige dienstbaarheid en duisternis. Hun vlees is tot de dood toe onder de wet, maar hun geest is onder de heerschappij en de genade van Christus Jezus. Als ouders hun kinderen waarschuwen voor de gevaren buiten op de weg of in de maatschappij, behoeven de kinderen door hun oppassend gedrag (ook) niet te bewijzen dat het kinderen van hun ouders zijn. Gelijk het verloste Israël niet behoefde te bewijzen Gods verkoren bondsvolk te zijn, door het niet eten van het gedesemde. Waartoe is dan de wet na ontvangen genade? Opdat ik hoe langer hoe meer mijn verdorven aard zou leren kennen. Sta dan in de vrijheid van Christus Jezus, en wordt niet wederom bevangen met een nieuw juk van dienstbaarheid, maar misbruik deze vrijheid nimmer ter oorzake van uw onbekeerde zondige vlees. Alzo dienen wij de apostolische vaderlijke vermaningen der apostelen te verstaan. De apostelen wisten dat door de gemeenschap met de zonden Gods Geest wordt bedroefd, wij in duisternissen komen, wij worden geremd in de opwas der genade, wij niet meer kunnen bidden….etc. Heb de wereld niet lief, noch hetgeen in de wereld is. Die de Naam van Jezus Christus noemt, sta af van ongerechtigheid! Want, wat mededeel heeft de gerechtigheid met de ongerechtigheid, en wat gemeenschap heeft het licht met de duisternis? En wat samenstemming heeft Christus met Belial, of wat deel heeft de gelovige met den ongelovige? (2 Kor. 6:14-17)

20. De rechtvaardiging is: ik in Christus, en de heiligmaking is: Christus in mij. De heiligmaking geschiedt door het vuur van de beproevingen, waardoor de Kerk van Christus gelouterd wordt van al het hare, wordt afgezonderd van de wereld, en meer en meer gaat rusten, zakken en zinken op het volbrachte werk van haar lieve Borg en Zaligmaker.

21. De puriteinen hadden Gods Woord aan hun zijde door te stellen dat de feesten in ons kerkelijk jaar niet meer dan goddeloze Babylonische overblijfselen zijn, gebaseerd op Gregoriaanse roomse kalenderdagen. De apostelen hebben in de vroegchristelijke kerk geen kerstfeest aan het einde des jaars gevierd zoals wij het kennen, en al helemaal geen Pasen herdacht of gevierd hetgeen in dezelfde periode wordt als de goddeloze Eastern feesten. De apostelen hebben daarvan in hun zendbrieven nooit van gesproken. Gods Woord leert alleen de geestelijke kruisdood en opstanding van onze Heere Jezus Christus, hetgeen de doop ons beduidt. Waar dit wonder van vrije genade om niet is verheerlijkt, daar is de ziel met Christus ter helle en ten hemel gevaren door de uitgestorte liefde in zijn ziel en heeft hij Zijn verworven Geest ontvangen. Waar deze Geest is, daar is vrijheid. Hier ontvangt de gerechtvaardigde zondaar de geestelijke wapenrusting Gods (Efeze 6). Wie Hem heeft gezien tot zaligheid en vrede die heeft de Vader gezien, en wie in Hem geloofd is metterdaad vrijgesproken van schuld en straf. Dit is de vrede met God die alle verstand te boven gaat, wanneer ons geweten met Zijn dierbaar bloed is besprenkeld. (Hebr. 9:14-17) Hoeveel te meer zal het bloed van Christus, Die door den eeuwigen Geest Zichzelf Gode onstraffelijk opgeofferd heeft, uw geweten reinigen van dode werken, om den levende God te dienen? En daarom is Hij de Middelaar des nieuwen testaments, opdat, de dood daartussen gekomen zijnde, tot verzoening der overtredingen, die onder het eerste testament waren, degenen, die geroepen zijn, de Beloftenis der eeuwige erve ontvangen zouden. Want waar een testament is, daar is het noodzaak, dat de dood des testamentmakers tussen kome; Want een testament is vast in de doden, dewijl het nog geen kracht heeft, wanneer de testamentmaker leeft.

22. De vernieuwing des levens begint met de vergeving van zonden door de ontvangenis en inwoning van de Geest van Jezus Christus, versta vanuit Rom. 8:15-17 en Gal. 4:6-7. Er is en bestaat derhalve geen geestelijk leven voor de rechtvaardigmaking. Jezus Christus is een Middelaar van verwerving en een Middelaar van toepassing. Zolang de oorzaak van onze doodstaat door Zijn dood niet is weg genomen, blijft die oorzaak (= zonden) de reden waarom de vloek en toorn Gods op een zondaar rust, en die zondaar de hemelse rust en vrede, blijdschap en vreugde in zijn ziel moet ontberen waarin God hem in zijn bondshoofd Adam heeft geschapen. Want de ziel die zondigt zal de dood sterven. Hij kent God niet en haat God en zijn naaste zelfs in zijn vijandige doodstaat. Dit blijkt uit zijn zondige werken waarmee hij betuigt een dienstknecht van de duivel te zijn. Christus Jezus heeft middels de verwerving van het Heil van Zijn verkorenen de oorzaak van hun doodstaat in Zijn kruisdood meegenomen en in Zijn geheiligd graf voor eeuwig begraven. Bij de toepassing en/of schenking van dit Heil wordt die zondaar geestelijk gedoopt in de kruisdood van Zijn Zaligmaker, sterft een geestelijke kruisdood in Zijn stervende Middelaarsliefde, IK voor u daar gij anders de eeuwige dood had moeten sterven, en staat door ware geloofs-vereniging met Christus op ten eeuwige leve. Het wonder van de geestelijke toepassing van dit Heil in Christus Jezus geschiedt in het uur der minne als in ene stonde, en niet in een standelijke heilsweg. De vrucht van deze zielsverlossing is aanbidding tot God, en vrede met God in diepe zielsvernedering, en uitzinnige blijdschap en vreugde. HC zondag 7, …dat niet alleen anderen maar ook mij vergeven der zonden geschonken is. Hier beweent de verloste zondaar met een gescheurd hart en evangelisch berouw zijn vergeven zonden aan de doorboorde voeten van zijn dierbare Zaligmaker. Het was God de Vader die hem middels Zijn verkiezende liefde tot Jezus trok, het was God de Zoon die Zich in Zijn stervende liefde aan zijn helwaardige ziel openbaarde tot een eeuwige verlossing, en het was God de Heilige Geest die middels Zijn vertroostende liefde het uit Hem nam en het in uw ziel verkondigde tot zaligheid, blijdschap en eeuwige vrede. Het oude leven onder de geselsagen der wet is voorbij, ziet, in Hem is alles nieuw geworden. Hier heeft de veroordelende kracht van Gods heilige Wet zijn zeggenschap over zijn verloste geest verloren (Rom. 6:7) en is die verloste zondaar onder de heerschappij van het heilig Evangelie. Hierna wordt die verloste zondaar door God den Heilige Geest in de middelijke weg nader onderwezen in zijn verlossing opdat licht over licht ontvange, (HC zondag 23) en hij zijn verlossing ook verstandelijk mag gaan verstaan en kan verklaren hetgeen hij voorheen met z’n hart tot zaligheid mocht geloven. Die in den Zoon van God gelooft, heeft de getuigenis in zichzelven; die God niet gelooft, heeft Hem tot een leugenaar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon. En dit is de getuigenis, namelijk dat ons God het eeuwige leven gegeven heeft; en ditzelve leven is in Zijn Zoon. Die den Zoon heeft, die heeft het leven; die den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet. (1 Joh. 5:10-12).

 

D.J. Kleen